Waarom stoppen met economische groei een slecht idee is
Minder, minder, minder: volgens de degrowth-beweging is de planeet alleen nog te redden als de economie krimpt en rijke mensen welvaart inleveren. Maar een echt leefbare wereld voor iedereen – zonder armoede, met meer zorg, beter onderwijs en meer vrije tijd – bereiken we alleen met groei. Groene groei, welteverstaan.
Het was wederom een maand vol goed nieuws over de energietransitie. In India gingen plannen voor nieuwe kolencentrales de ijskast in ten faveure van monsterlijk grote zonneweides. China noteert dit jaar waarschijnlijk al zijn piek in broeikasgasuitstoot (zeven jaar eerder dan de Communistische Partij had gepland!).
In mei wist de Europese Unie voor het eerst meer elektriciteit uit wind en zon te halen dan uit fossiele bronnen (en juni belooft nog lijper te worden). En het Internationaal Energieagentschap (IEA) moest – het is inmiddels traditie – zijn prognoses voor de uitrol van hernieuwbare energie naar boven bijstellen.
Een mooi moment, moeten ze in het Europees Parlement hebben gedacht, om eens een driedaagse Beyond Growth-conferentie te organiseren, waarin de onmogelijkheid van ‘groene groei’ en de zegeningen van de economische krimp werden bezongen.
‘De droom van “groene groei”, het ontkoppelen van economische groei van broeikasgassen, is voorbij’, beweerde de Belgische klimaatactiviste Adélaïde Charlier bij de opening van de Beyond Growth-conferentie. Er klonk luid gejoel en applaus uit de zaal.
Dat in de Europese Unie, de Verenigde Staten en Japan de economische groei inmiddels ís ontkoppeld van de broeikasgasuitstoot (en ja, zelfs als je de verplaatsing van fabrieken naar landen als China meerekent), hinderde niet.
Degrowth (in het Nederlands: ‘ontgroeien’): het is een idee dat aan populariteit wint onder progressieven. Volgens de ontgroeiers hebben we onze hand overspeeld. We flamberen de planeet met een onhoudbare levenswijze. En de techniek gaat ons niet redden van de nakende ecologische ondergang.
Prominente ontgroeiers Jason Hickel en Giorgis Kallis betogen in een paper* dat de opwarming beperken tot 2 graden enkel haalbaar is met ‘het meest agressieve klimaatbeleid’ en als ‘de [wereldwijde] groei dicht bij nul ligt’. Het Parijs-doel van maximaal 1,5 graad opwarming is ‘onwaarschijnlijk behalve in een ontgroeiscenario’. Kortom, alleen het terugschroeven van de materiële welvaart kan nog uitkomst bieden.
Gelukkig belooft economische krimp niet per se een armer leven, volgens de ontgroeiers. Integendeel, ontgroei belooft geen zuur, maar zoet. ‘Degrowth is een theorie van radicale overvloed’, schrijft Hickel in zijn boek Less Is More. ‘We willen de conjunctuur afschaffen’, staat er. ‘We willen armoede verbieden.’ En: ‘We bevrijden mensen van het geploeter van onnodige arbeid, we verkorten de werkweek, behouden volledige werkgelegenheid, en investeren in publieke goederen zoals universele gezondheidszorg, onderwijs en betaalbare huisvesting.’
Nu valt zulke radicale overvloed op het oog moeilijk te rijmen met een krimpende economie. Maar volgens Hickel consumeren de rijken zo vreselijk veel dat als we hun riante inkomens eerlijker verdelen, er meer dan genoeg overblijft voor ons normale mensen.
Dat klinkt goed, tot je beseft wie de rijken in dit verhaal eigenlijk zijn.
Een rechtvaardige ontgroei-aanpak, dat heeft nogal wat voeten in de aarde
Want wat betekent het nou als het bbp per aardbewoner niet langer mag toenemen? Het zou natuurlijk nogal oneerlijk zijn om de ontgroei-opgave uit te smeren over alle landen. Er zijn 2,3 miljard mensen die nog koken op brandhout, oogstafval of gedroogde koeienpoep, 675 miljoen mensen hebben geen elektriciteit,* 830 miljoen mensen zijn ondervoed,* en 650 miljoen moeten rondkomen van minder dan 2,15 dollar per dag.*
Tegen hen zeggen dat we nu wel uitgegroeid zijn, is ronduit wreed. Wil je dit rechtvaardig aanpakken, dan zullen rijke landen zoals Nederland dus moeten krimpen naar het wereldgemiddelde inkomen, zodat arme mensen nog de kans krijgen om van economische groei te genieten.
Het probleem is alleen dat 96 procent van de Nederlanders meer verdient dan het wereldwijde gemiddelde inkomen. Deze top-96-procent van Nederland zal ongeveer twee derde van zijn inkomen moeten inleveren om op het wereldgemiddelde uit te komen.* Dat zal niet van het ene op het andere jaar gebeuren, maar stel je smeert het uit over dertig jaar, dan betekent het dat de politiek ieder jaar 3,5 procent koopkrachtdaling heeft te verdelen (zeg maar: de koopkrachtdaling van de hele financiële crisis tussen 2009 en 2012,* maar dan ieder jaar).
Of die ongekende verarming sportief wordt opgepakt, valt te betwijfelen
En dan moet er ook nog geld worden gevonden voor het financieren van het ontgroeizoet: het basisinkomen, de baangarantie, de betaalbare huisvesting, de uitbreiding van het onderwijs, de expansie van de gezondheidszorg, de halvering van de werkweek en ga zo maar door.
Jason Hickel stelt dat een wereldgemiddeld bbp van 17.000 dollar per inwoner ‘niet dystopisch is’. Nee, misschien is het ‘niet dystopisch’ als je er losjes over kunt filosoferen in een gekoeld conferentiezaaltje, maar of zulke ongekende verarming daarbuiten sportief wordt opgepakt, valt te betwijfelen.
Politici in Den Haag hebben normaliter al grote moeite om enkele procenten koopkrachtdaling te verdelen. Niet voor niets bekeerde zelfs GroenLinks zich tijdens de laatste gascrisis acuut tot het subsidiëren van fossiele energie, omdat huishoudens er anders te hard op achteruit zouden gaan (winsten van hernieuwbare-energieproducenten werden belast om het gasgebruik door huishoudens te subsidiëren). Het meerjarig verarmen van bijna de hele Nederlandse bevolking lijkt wat dat betreft nogal ambitieus.
Met het eenmalig verminderen van de koopkracht ben je er bovendien niet: het ontgroeiregime zal tot het einde der tijden moeten bestaan, anders schiet het klimaat er weinig mee op. Het betekent dat er in elk welvarend land een politieke meerderheid voor ontgroei moet komen, die niet alleen de volgende verkiezingen wint, maar ook die daarna, en die daarna, en die daarna.
Het gelijktrekken van wereldinkomens vergt bovendien een onvertoonde mate van internationale coördinatie. Landen die het nu niet eens kunnen worden over huis-, tuin- en keukenklimaatbeleid, moeten wel overeenstemming bereiken over een planetaire planeconomie om inkomens te herverdelen.
Veel degrowth-aanhangers blijven weg van de cijfers
Nou kun je natuurlijk ook minder streng in de leer zijn. Een stagnerende wereldeconomie is misschien wat al te drastisch. Stel dus dat we iedere wereldbewoner toestaan om even rijk te worden als de mediane Nederlander (46.000 dollar). Dat maakt de binnenlandse opgave nog steeds enorm (prettige wedstrijd: de helft van Nederland moet erop achteruitgaan en mag er nooit meer op vooruitgaan). Maar het betekent ook dat de wereldeconomie ongeveer vier keer groter zal moeten worden dan-ie nu is. Dat kun je met moeite nog ontgroeien noemen.
Het is daarom misschien niet zo vreemd dat veel degrowth-aanhangers graag wegblijven van de cijfers. Neem de Franse ontgroeier Timothée Parrique, die op de Beyond Growth-conferentie onderstaande grafiek presenteerde. Deze grafiek suggereert dat de economie moet krimpen, maar met hoeveel en hoe snel valt uit de nogal karig beduide x- en y-assen niet op te maken.
Maar oké, is er dan niet wat voor het meer algemene punt te zeggen? De ontgroeiers wijzen steevast op de onhoudbaar decadente levensstijl van de allerrijksten. ‘Het uitgangspunt van degrowth is het laten krimpen van de consumptie door de rijken’, schrijft Jason Hickel bijvoorbeeld. ‘De beste manier om klimaatverandering tegen te gaan is door de koopkracht van de rijke bovenlaag te verkleinen.’
En is dat niet gewoon waar? Door radicale herverdeling maken we een einde aan vervuilende privéjets en exorbitante superjachten,* waarmee we het leven van de allerarmsten kunnen verbeteren.
En inderdaad, uit een onderzoek in de Verenigde Staten naar de koolstofongelijkheid blijkt dat de rijkste 0,1 procent van de Verenigde Staten ongeveer 955 ton CO2-equivalent per jaar uitstoot.* Dat is een monsterlijke hoeveelheid broeikasgas: het is 57 keer meer dan een Amerikaan uit de armste 10 procent gebruikt.
Maar waar de rijkste 10 procent van de Verenigde Staten ongeveer 46 procent van al het bruto-inkomen ontvangt, daar is die verantwoordelijk voor slechts 24 procent van alle broeikasgasemissies. De inkomensongelijkheid is dus veel groter dan de koolstofongelijkheid.
De reden is simpel: rijke mensen geven een kleiner deel van hun inkomen uit aan consumptie, waardoor een groot deel van hun inkomen überhaupt niet bijdraagt aan de broeikasgasuitstoot. Bovendien bestaat hun consumptiepatroon voor een relatief groter deel uit goederen en diensten met een lagere koolstofvoetafdruk (bijvoorbeeld: restaurants, horloges, kunst) dan de consumptie van de armen (bijvoorbeeld: benzine, voedsel, elektriciteit).
Het betekent dat duizend dollar aan inkomen bij de armste 10 procent van de Verenigde Staten zorgt voor 2,62 ton CO2-uitstoot, terwijl duizend dollar bij de rijkste 0,1 procent zorgt voor slechts 0,14 ton CO2-uitstoot. Kortom: als je inkomen gaat herverdelen van rijk naar arm is het gevolg niet minder, maar meer koolstofuitstoot.
Dat is natuurlijk geen reden om de herverdeling dan maar te laten. Alleen klimaatverandering is niet per se de beste reden om te herverdelen – integendeel.
Zelfs als we zouden besluiten om de top-10-procent gewoon hun privéjets, Hummers en monstromansions af te nemen zonder die aan de armste 10 procent te geven, schiet het nog niet echt op. Mocht de rijkste 10 procent met zijn consumptie evenveel broeikasgas uitstoten als de mediane Amerikaan, dan daalt de uitstoot in de Verenigde Staten met ongeveer 14 procent. Dat is zeker niet niets, maar voor zulke drastische herverdeling ook weer niet wereldschokkend veel.
Uiteindelijk gaat het bij de strijd tegen klimaatverandering dan ook voor een groot deel om de infrastructuur waar alle inkomensgroepen gebruik van maken: waar komt de stroom vandaan? Waar komt de warmte vandaan? Hoe verplaatst men zich? Als de Verenigde Staten bijvoorbeeld dezelfde uitstoot per hoofd zouden hebben als Nederland, dan zou de broeikasgasuitstoot al met maar liefst 46 procent dalen.*
Alle progressieve ideeën versterken elkaar. Toch?
De neiging om de strijd tegen ongelijkheid gelijk te stellen aan ‘het klimaat redden’ is een voorbeeld van wat de Duitse econoom Albert O. Hirschman ooit de ‘synergie-illusie’ noemde.* Het idee dat progressieve voorstellen tot verandering elkaar nooit tegenwerken, maar alleen maar versterken.
De ontgroeiers lijden aan een nogal ernstige variant van deze synergiekwaal. Op onnavolgbare wijze wordt elk links thema verknoopt aan een pleidooi voor minder. Ontgroeien is, volgens een overzichtsartikel van Timothée Parrique,* ‘een kritiek op het kapitalisme, het kolonialisme, het patriarchaat, het productivisme, en het utilitarisme’. Ontgroeien vormt ‘emancipatie van onwenselijke ideologieën als extractivisme, neoliberalisme, en consumentisme’. Het omarmen van ontgroei zal zorgen voor ‘een zorgzame, rechtvaardige, gelukkige, feestelijke en democratische maatschappij’.
De ontgroeiers spelen daarmee slim in op het gevoel dat onze levens stijf staan van de verspilling. Pasgeboren baby’s beginnen hun leven al in zondige consumptie: knuffels die nooit geknuffeld worden, knisperboekjes die ongelezen blijven; op maat gemaakte rompertjes die na een paar weken al niet meer passen. En zo gaat het de rest van je leven door met Land Rovers, gekromde schermen van anderhalve meter, en iPhones 3 tot en met 28.
Is dat nu de essentie van het goede leven? Nee, natuurlijk niet.
Is al die consumptie nu de essentie van het goede leven? Nee, natuurlijk niet
Er is ook veel voor te zeggen om de economie van verspilling een halt toe te roepen. De Europese Unie probeert dat ook met bijvoorbeeld Right to Repair-wetgeving (waardoor de levensduur van apparaten wordt vergroot), het vergroten van de producentenverantwoordelijkheid (statiegeld, neem je eigen troep terug), en het meewegen van ‘omvang’ in haar voertuigregulering (waardoor het minder aantrekkelijk wordt voor fabrikanten om grote auto’s te maken). En we kunnen daar best nog meer stappen in zetten (statiegeld uitbreiden naar kleding, bijvoorbeeld).
Maar laten we ook niet vergeten dat economische groei in de praktijk veel meer is dan alleen een kast vol ongebruikte Action-troep. Het heeft ons apparaten en ervaringen gebracht die het leven onmiskenbaar vergemakkelijken en verrijken.
In 1947 had slechts 29 procent van de Nederlandse huishoudens een vaste wastafel, 17 procent een douche of bad, en nog geen 10 procent centrale verwarming. In 1957 had slechts 3 procent van de huishoudens een koelkast, twee derde van de mensen (lees: vrouwen) waste nog met de hand, en ruim een derde had nog niet eens een stofzuiger.* In 1972 had nog geen 5 procent van de mensen een vaatwasser en in 1987 had slechts 11 procent een eigen computer.*
We gingen in 1969 slechts 7,1 miljoen keer op vakantie; in 2019 (vlak voor corona) was dat 40,9 miljoen keer. Zelfs in het coronajaar 2020 gingen we bijna vier keer vaker (11 miljoen) op een buitenlandse vakantie dan in 1969 (3 miljoen keer). Het aantal museumbezoeken verviervoudigde sinds 1970. En in de afgelopen twintig jaar zijn we ongeveer twee keer vaker naar een concert gegaan.
De meesten van ons willen af van overmatige consumptie (waarbij vooral de consumptiekeuzes van anderen bijzonder kwalijk zijn), maar willen we ook afscheid nemen van de vakanties, het concert, de vaatwasser?
Er is een reden dat ze bij GroenLinks best meet-ups over de post-groei-economie willen organiseren, maar ook die partij als puntje bij paaltje komt een doodconventioneel doorgroei-verkiezingsprogramma presenteert waarbij het bbp met 1,6 procent toeneemt.
Het is niet zo dat GroenLinks per se meer economische groei wil. Maar het wil wel gratis kinderopvang, hogere lerarensalarissen, een klimaatfonds, armoedebestrijding en ga zo maar door. Als we zero-sum-politiek willen vermijden, waarin de één z’n winst per definitie de ander z’n verlies wordt, dan is daarvoor simpelweg economische groei nodig.
Zodra het concreet moet worden, zijn de ontgroeiers stil
Zo gauw de discussie over ontgroei zich dan ook verplaatst van het domein van abstracte kritiek naar concreet beleid, zijn er eigenlijk geen ontgroeiers meer te vinden.
Natuurlijk, het bbp is niet de ultieme maat van welzijn. Het bbp maakt geen onderscheid tussen de productie van een atoombom en de bouw van een ziekenhuis. Het maakt geen onderscheid tussen een benzineslurpende Hummer of een elektrische Tesla. Het maakt geen onderscheid tussen een land waar de rijkste 1 procent bijna al het inkomen opslokt, en een land waar iedereen in de welvaart deelt. En het verdwijnen van weidevogels, het verlies van bossen, het sterven van koraalriffen: je zult het er ook niet in terugzien.
Het is dan ook waanzin om alleen te sturen op het vergroten van het bbp. Tegelijkertijd moet je deze kritiek niet verabsoluteren tot de conclusie dat economische groei er dús niet toe doet. Het bbp per inwoner vertoont een sterke samenhang met zo ongeveer iedere welzijnsindicator die je kunt verzinnen: kindersterfte, levensverwachting, onderwijsniveau, vertrouwen in anderen, gendergelijkheid en ga zo maar door. Het is de reden dat alternatieven voor het bbp (het bruto nationaal geluk, de Human Development Index, de Better Life Index) bijna nooit een heel ander beeld geven dan het bbp per hoofd van de bevolking.
De ontgroeiers hopen eigenlijk dat het makkelijker zal blijken om het bbp te ontkoppelen van deze welzijnsindicatoren, dan om het bbp te ontkoppelen van broeikasgasuitstoot. Jason Hickel pleit bijvoorbeeld voor het schrappen van de duurzame ontwikkelingsdoelstelling van de Verenigde Naties waarin wordt opgeroepen tot meer economische groei (en graag meer dan 7 procent economische groei in de armste landen).*
Maar als je een ziekenhuis, een school of een dijk wilt bouwen, dan zijn daar schaarse middelen voor nodig. Als je armoede wilt opheffen, honger wilt ledigen en vaccins wilt uitdelen, dan heb je daar geld voor nodig. Voor veel wereldproblemen is economische groei de oplossing, niet het probleem.
Geld maakt toch wél gelukkig
Nu wordt soms gesteld dat meer inkomen na een bepaald punt niet resulteert in extra levensgeluk. Deze zogenoemde Easterlin-paradox werd in de jaren zeventig geopperd door de Amerikaanse econoom Richard Easterlin. Maar inmiddels is er brede consensus onder economen dat er geen harde grens bestaat waarna meer koopkracht niet gelukkiger maakt.
Er zijn natuurlijk wel verminderde meeropbrengsten: duizend euro extra inkomen in Zimbabwe zorgt voor veel meer geluk dan duizend euro extra in Nederland. Maar mensen in rijke landen zijn gelukkiger, en worden gemiddeld genomen nog steeds gelukkiger met meer inkomen.* En dat geldt niet alleen tussen landen, het geldt ook * binnen* landen, waar mensen met een hoger inkomen gelukkiger zijn.*
Jason Hickel wijst graag op de afwijkende puntjes in de puntenwolk: de Verenigde Staten zijn extreem rijk maar relatief ongelukkig, Costa Rica is arm maar relatief gelukkig. Maar zo bezien kun je ook naar je shagrokende oma van 102 wijzen en verzuchten dat je niet had hoeven stoppen met roken.
Natuurlijk verklaart het bbp per capita niet alle variatie in uitkomsten. Een sterke verzorgingsstaat, een lage ongelijkheid en een fijne natuur hebben ook invloed op het welzijn. Maar zoals niet iedereen die rookt voortijdig zal sterven, zal ook niet elk rijk land gezond en gelukkig zijn. Het bbp per capita is echter wel een belangrijke, zo niet de belangrijkste factor in het welzijn van een land.
Welvaart, maar dan niet fossiel
De meeste landen zullen – gelukkig – nog gaan groeien. De vraag is dan: schiet een land als India er veel mee op als Europa zichzelf de economische duimschroeven aandraait? Of heeft India er meer aan als Europa zijn enorme welvaart inzet om betaalbare en duurzame technologie te ontwikkelen, zodat India kan groeien zonder dat het daarmee de planeet frituurt?
De meeste groei in broeikasgasuitstoot zal de komende decennia komen van opkomende economieën als India, China en Indonesië, waar de ontkoppeling tussen groei en broeikasgasuitstoot nog niet is ingezet. Het is cruciaal dat deze ontwikkelingslanden niet onze welvaartsstandaard bereiken op dezelfde manier als wij: met energieslurpende apparaten, fossiele brandstoffen en elke dag een gehaktbal. En het mooie is: dat hoeft ook niet.
Neem nu elektronische schermen. In de jaren negentig keken we nog naar pixelige kathodestraalbuizen die 8,8 watt per vierkante decimeter scherm aan energie vraten. Mede dankzij de Europese Ecodesign-richtlijn, die fabrikanten dwingt hun apparaten energiezuiniger te maken, hebben we nu een loeischerpe oled-televisie die minder dan 1 watt per vierkante decimeter consumeert, en op weg is naar 0,4 watt per decimeter.*
Ontgroeiers wijzen graag op de Jevons-paradox: het fenomeen dat wanneer een product efficiënter en zuiniger wordt, we er simpelweg meer van gaan gebruiken. En daar hebben zij zeker een punt. Hadden we in 1990 nog een totaal schermareaal van 18 vierkante kilometer staan in Europa, de verwachting is dat er in 2030 voor maar liefst 398 vierkante kilometer (!) aan scherm staat.* Maar: de totale broeikasgasuitstoot van al deze schermen zal dalen van 14 megaton in 1990 naar 7 megaton CO2-equivalent in 2030.
Nu kun je de merites van een meterslange beeldmuur best bevragen. De ontgroeier zou om schermquota kunnen vragen (maximaal 30 vierkante decimeter per persoon!). Maar is zulke beeldbezuiniging echt nodig? We hebben straks 22 keer meer scherm voor de helft van de broeikasgasuitstoot! En als India nu de volgende stap maakt op de welvaartsladder, hoeft het niet meer langs de kathodestraalbuis, wat bakken aan broeikasgassen scheelt.
Europa heeft vaker het leergeld voor de wereld betaald door technologie de leercurve op te duwen
Zo heeft Europa vaker het leergeld voor de wereld betaald door prille technologie de leercurve op te duwen. Dankzij subsidies werden peperdure Tesla’s gretig afgenomen door de welvarende klasse in Noord-Europa. Door een Europees gloeilampverbod ontstond er een enorme consumentenmarkt voor dure ledlampen. Met dank aan riante Duitse terugleververgoedingen verdertigvoudigde de wereldwijde markt voor zonnepanelen.
In China is nu bijna 30 procent van de nieuw verkochte auto’s elektrisch.* Wereldwijd is de helft van alle nieuw verkochte lampen een ledlamp.* En in een straatarm land als Vietnam is in een paar jaar tijd 10 procent van de elektriciteitsvoorziening op zonnestroom overgegaan.*
Technologie begint vrijwel altijd als luxeartikel; pas als de productie opschaalt, wordt het een goedkoop massaproduct. Niet voor niets wordt kweekvlees nu gelanceerd in de duurste restaurants van Singapore, * en niet in de sloppenwijken van Rio de Janeiro.
Je kunt je dan ook afvragen of de meest effectieve strategie is om luxeconsumptie zoals privévliegtuigen en superjachten te verbieden, of om er gewoon strengere duurzaamheidseisen aan te verbinden. Iemand zal immers het leergeld voor de ontwikkeling van duurzame vliegvaart en scheepvaart moeten betalen – laat dat dan de welvarende klasse met statusangst zijn.
Een achterhaald verhaal over technische vooruitgang
Nu doen de ontgroeiers graag smalend over technische vooruitgang. ‘Technologie gaat ons niet redden’, zei Timotheé Parrique op de Beyond Growth-conferentie (saillant detail: hij las zijn speech van een MacBook Pro).
De onderzoeken waarin ontgroeiers de onmogelijkheid van groene groei menen aan te tonen* , zijn veelal gebaseerd op verouderde energiemodellen uit het vijfde IPCC-rapport uit 2014. In deze modellen werd steevast gerekend met torenhoge kosten van zonnepanelen, elektrische auto’s en windmolens. We zouden in deze modellen nog decennia doorgaan met het verbranden van fossiele brandstoffen, zodat er grote hoeveelheden koolstofopslag nodig waren om klimaatdoelen nog te halen. Zulke grote hoeveelheden dat de ontgroeiers – terecht – vaststelden dat dit op zijn zachtst gezegd nogal speculatief was.
Maar in de afgelopen tien jaar is het beeld compleet gekanteld: de duurzame optie is niet langer de duurste optie; integendeel, het is de goedkoopste optie. Zelfs de meest optimistische modellen uit het IPCC-rapport van 2014 bevatten kosten van zonnepanelen in 2050, die al in 2021 achterhaald waren!
Bij klimaatsceptici is dit verhaal nog niet helemaal ingedaald; daar wordt steevast beweerd dat de energietransitie onbetaalbaar zal worden. Maar ook bij de ontgroeiers vinden de positieve ontwikkelingen geen weerklank: zij blijven volhouden dat groene groei onhaalbaar is.
De ontgroeiers vestigen dan ook liever hun hoop op mondiale gedragsverandering. ‘Na jaren ons brein te hebben gekraakt over het ontwerp van waterstofvliegtuigen, elektrische auto’s en kweekvlees, zijn we erachter gekomen dat het veel effectiever is om minder te vliegen, openbaar vervoer te gebruiken en vegan te gaan’, schrijft Parrique.
Nu is gedragsverandering een belangrijke katalysator voor technische verandering. Juist doordat er vegetariërs zijn die een hoge betaalbereidheid hebben voor vleesvervangers worden deze steeds goedkoper en smaakvoller. En zo wordt de stap om af en toe vlees te laten staan zelfs voor geharde carnivoren steeds kleiner.
Maar het idee dat gedragsverandering het antwoord is op klimaatverandering is nogal naïef. Decennia aan dierenactivisme hebben de trend van groeiende vleesconsumptie – helaas – niet kunnen keren.* Niet in het Westen, en al helemaal niet in opkomende economieën.
Voor vliegen geldt hetzelfde. Uit een peiling van het CBS blijkt dat van de Nederlanders die zeggen zich ‘veel zorgen’ te maken over het klimaat (overwegend hoogopgeleid) bijna de helft in het afgelopen jaar had gevlogen.* Van de mensen die niet geloven in klimaatverandering (overwegend laagopgeleid) had slechts 32,7 procent gevlogen.
Hoogopgeleiden gaven ook twee keer vaker aan ‘vliegschaamte’ te ervaren dan laagopgeleiden (terwijl die laatste wel twee keer minder vlogen). Enigszins cynisch zou je kunnen stellen dat vliegschaamte vooral luxebelijdenis is voor rijke, hoogopgeleide mensen.
Dan maar dwang?
Bij gebrek aan vrijwillige verbetering hopen de ontgroeiers dan maar te dwingen tot het gewenste gedrag. Maar daar zijn zelfs in het steenrijke Nederland in de verste verte geen politieke meerderheden voor te vinden. 58,6 procent van de Nederlanders zegt weliswaar dat het beschermen van het milieu prioriteit moet krijgen boven economische groei.* Maar zodra dat concreet wordt gemaakt, slinkt de steun al snel.
Slechts 31 procent van de Nederlanders vindt het wenselijk om het gebruik van brandstofauto’s te ontmoedigen. Huiseigenaren dwingen van het gas te gaan? Slechts 17 procent is ervoor. Inkrimpen van de veestapel? 32 procent. Een vleesbelasting? 22 procent. Hogere belastingen om klimaatbeleid te betalen? Slechts 14 procent is bereid deze te betalen. Maar 28 procent vindt dat Nederland voorop moet lopen als het gaat om klimaatbeleid. En 74 procent van de Nederlanders vreest dat klimaatbeleid hun leven duurder zal maken.*
Er is wel steun voor het duurder maken van vliegen (45 procent), maar dan weer niet zo duur dat je niet kunt vliegen. Slechts 26 procent van de Nederlanders zegt namelijk bereid te zijn minder te vliegen, en 10,2 procent om helemaal niet meer te vliegen. Waarbij nog de kanttekening moet worden geplaatst dat zeggen niet hetzelfde is als doen.
Ontgroeien is een vorm van magisch denken
Uiteindelijk bedienen de ontgroeiers zich dan ook van magisch denken: politieke en economische beperkingen bestaan niet voor hen. Toen de Servisch-Amerikaanse econoom Branko Milanović – bekend van zijn werk over de wereldinkomensongelijkheid – een paar jaar geleden voorrekende dat ongeveer iedereen in het Westen er gigantisch op achteruit zou gaan in de ontgroei-economie,* haalden de ontgroeiers hun schouders op.
‘Ontgroeien is niet de broekriem aanhalen, de literatuur is daar heel duidelijk over’, schreef Parrique. Om zijn punt te bewijzen citeerde hij zijn Franse ontgroeicollega Serge Latouche, die in een editie van het blad La décroissance uit februari 2002 schreef dat ontgroeien ‘geen grenzen stelt aan de besteding van gevoelens of de productie van het feestelijke, zelfs het dionysische leven'.*
Tsja, als meneer Latouche in februari 2002 in het blad La décroissance heeft gezegd dat het feestelijk, nee, dionysisch is om een groot deel van je inkomen in te leveren, dan kunnen we de spreadsheet weer opbergen natuurlijk.
Het is typisch voor de argumentatiestijl van de ontgroeiers. De discipline van het telraam ontbreekt, en als iemand wel begint te rekenen, dan wordt luidkeels geclaimd dat die het niet heeft begrepen.
Ontgroeiers lijken te geloven dat wenselijke zaken waarheid worden als je ze maar gewoon netjes onder elkaar zet
Ontgroeiers lijken te geloven dat wenselijke zaken waarheid worden als je ze maar gewoon netjes onder elkaar zet. Dan stelt Hickel voor om per decreet de huur- en woningprijzen te halveren en zijn collega Giorgos Kallis om ook maar geen woningen meer te bouwen. En dan worden woningen gewoon half zo duur: is dat even mooi! Maar dat er meer woningzoekenden dan woningen zijn, lost zich natuurlijk niet op door wild met je handen te wapperen en heel hard ‘neoliberalisme’ te roepen. Uiteindelijk gelden ook voor de ontgroeiers de aardse beperkingen van vraag en aanbod.
Het zou een dwaas eigen doelpunt zijn als linkse partijen deze fantasierijke ideologie omarmen. Het was al moeilijk voldoende steun te vinden voor klimaatbeleid; het zal niet kansrijker worden met een politiek programma dat klinkt als een slechte parodie van wat rechtse mensen zeggen dat linkse mensen willen. ‘Ze willen alles afpakken: je auto, je vakantie, je inkomen!’ – maar dan echt.
Het is bovenal volstrekt onnodig. Meer dan ooit kunnen groene politici zich juist verbinden aan een verhaal van vooruitgang. Elektrische auto’s zijn beter dan brandstofwagens. Zonnepanelen zijn goedkoper dan kolencentrales. Ledlampen zijn superieur aan gloeilampen.
Zullen we dan nu vleesvervangers maken die beter zijn dan vlees; vliegtuigen bouwen die vliegen op elektriciteit; plastics extraheren uit de lucht? Want als we dan toch om offers gaan vragen, dan graag een offer dat ertoe doet. Laat ons dan een krankzinnig bedrag op tafel leggen om technologische doorbraken te forceren waar wijzelf (en de rest van de wereld) ook wat aan hebben.
Maar nee, veel groene politici kiezen voor een verhaal van zinloze zelfkastijding, waarin de innovatie die de wereld nodig heeft juist wordt ontmoedigd; waarin de wereld ‘eerlijker’ wordt door gedeelde armoede in plaats van collectieve rijkdom; en waarin we economische groei afschilderen als overbodige weelde (privéjets, Hummers en wegwerpkleding) en niet als een verrijking van ons bestaan (minder armoede, meer onderwijs, meer zorg, meer vrije tijd).
Het is een veeg teken dat een defaitistisch gedachtegoed, waarin we Nederland terugsaneren naar de jaren tachtig, nu doorgaat voor de avant-garde van het linkse denken. Blijkbaar is de progressieve kennisklasse zo vervreemd geraakt van de materiële basis van haar eigen welvaart dat ze het niet eens meer ziet als iemand gratis bier belooft en dat ‘ontgisting’ noemt.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!