Terwijl ik de afgelopen paar jaar rondliep op de Leidse rechtenfaculteit, voelde ik me er niet thuis. Ik hoorde er niet, vertelde ik mezelf.

Er zijn er meer zoals ik: ‘Eerstegeneratiestudenten manoeuvreren tussen school en thuis, werelden die significant van elkaar verschillen’, naar aanleiding van twintig interviews die ze vorig jaar deed met studenten wier ouders geen opleiding na de lagere of middelbare school hebben afgemaakt. Dat zijn er op de universiteit en op het hbo wel

Eerstegeneratiestudenten ervaren vaker obstakels dan hun medestudenten en lopen vaker achter op schema, hebben het financieel slechter, verrichten minder vaak bestuurs- of vrijwilligerswerk

En, ‘De respondenten vertelden dat ze weinig aansluiting bij de klas krijgen en het gevoel hebben anders te zijn dan hun klasgenoten. Gaandeweg hun studie ervaren ze dat ze ook anders zijn dan hun familieleden.’

Vier jaar lang een vreemde eend

Precies. Het was voor mij ook gek, want op de basisschool zochten mijn beste mattie en ik naar scholen waar vmbo-kaderonderwijs werd aangeboden. We gingen er simpelweg van uit dat wij daar pasten. Die vriend belandde op het vwo; ik op havo-vwo.

Op de universiteit had ik snel door dat mijn studententijd er heel anders uitzag dan hoe die door docenten op de middelbare school was aangekondigd. Het zou de meest gelukzalige, avontuurlijke en voor later betekenisvolle periode uit mijn leven worden, hadden ze gezegd.

Misschien kwam het grotendeels door mezelf dat ik me vier jaar lang een vreemde eend voelde. Ik koos ervoor niet te proosten op het studentenleven, werd geen lid van een vereniging of club en ging niet naar feestjes.

Het zou de meest gelukzalige, avontuurlijke en betekenisvolle periode uit mijn leven worden, hadden ze gezegd

Zelfs mijn diploma-uitreiking liet ik varen. Vrienden vroegen me wanneer de ceremonie zou plaatsvinden, maar ik vinkte bij het uitschrijven aan mijn masterdiploma straf- en strafprocesrecht op te halen bij de balie. (Stiekem leek het me grandioos om met een paar dierbaren naar Het Pleidooi, een eettent hier in Den Haag, te gaan.)

Wat me tegenhield? Eerlijk gezegd wilde ik vooral moederlief zo’n uitreiking niet aandoen. Ik haalde mijn diploma in het besef dat zij ooit huis en haard verliet, haar eigen dromen en zo zichzelf opofferde en haar heimwee doorstond (en dat na twee decennia nog doet) zodat mijn zussen, broer en ik hier kunnen bloeien en bloeien. Ik wilde haar niet confronteren met wie ze misschien ook had kunnen worden. Met het podium dat haar niet is gegund, omdat ze koos voor ons.

Evenzeer speelde schaamte een rol. Niet alleen tegenover thuis, maar ook tegenover mijn vrienden van weleer, die ik niet meer spreek omdat onze taal, interesses en wereldbeeld uiteenlopen. Schaamte omdat ik wél het geluk had me in een nieuw milieu te begeven.

Dus waarom zou ik naar een diploma-uitreiking gaan?

Anders, maar evenveel waard

Zo dacht ik. Tot ik het boek (lees: de hartenkreet) van Milio van de Kamp las: Van de Kamp groeide op in armoede, was getuige en slachtoffer van huiselijk geweld, ondervond kansenongelijkheid aan den lijve, bikkelde zich naar de universiteit en is nu universitair docent.

Hij nodigde zijn moeder wél uit voor zijn diploma-uitreikingen en zijn scriptiepresentatie. Voor zijn presentatie haalde hij zijn moeder op bij de tramhalte om de hoek, omdat ze de weg naar de universiteit nooit had bewandeld.

Van de Kamp zag dat zijn moeder, die ‘haar mooiste, op de markt gekochte kleding had aangetrokken’, zenuwachtig was. ‘Ik gaf haar mijn arm, zodat we samen de universiteit konden trotseren.’ Ze was anders gekleed dan andere ouders, haar haar zat anders, ze zat er anders bij, bewoog op een andere manier, sprak over andere zaken, schrijft hij. Anders, en in de ogen van haar zoon minder goed en waard.

Zijn moeder applaudisseerde zoals ze niet eerder had gedaan. Ze zei dat ze trots op hem was. Hij zweeg, maar dacht: ‘Sorry dat ze door mij zo’n naar en ongemakkelijk gevoel had gekregen. Sorry dat ik zo ver verwijderd was geraakt van haar.’ Hij had ‘niemand anders in die stoel willen zien zitten’.

Succes mag gevierd worden

Scheiße, denk ik nu. Had ik het ook maar gedaan. Had ik ook maar schijt aan de anderen gehad en de werelden bij elkaar gebracht. Had ik me maar gewoon gedragen alsof de faculteit ook de mijne was – want zo was het. Had ik maar tot vervelens toe tegen mezelf gezegd dat ik juist géén buitenstaander ben. Dat succes, wat het feit dat ik ging studeren an sich al is, ook mij goed staat. En dat succes gevierd mag worden.

Nu het nieuwe studiejaar start, hoop ik dat geen enkele student zich een vis op het droge voelt

De remedie tegen het gevoel dat je er niet past en hoort zit dus deels in wat je jezelf vertelt. Nu het nieuwe studiejaar start, hoop ik dat geen enkele student, ook geen ‘eerste-gen’, zich een vis op het droge voelt. Geen van hen hoeft te vrezen ruimte in te nemen. Ik hoop dat ze inzien dat je niet allemaal dezelfde levensloop hoeft te bewandelen om hetzelfde station te bereiken; het studeren is daar het bewijs van. En ik hoop dat ze elk beetje schaamte met trots zullen omarmen. Hoe moeilijk ook, juist om het te ontgroeien.

Weliswaar niet strak in pak, en zonder hoedje, kocht ik een paar dagen geleden een bakje kurabiyeler van bakkerij Istanbul om het behalen van mijn diploma acht maanden na de uitreiking alsnog te vieren. Bij moederlief thuis aten we de koekjes, op de grond, op een kleedje met de benen gestrekt. Ze nam telkens de helft van een koekje. ‘Word je geen rechter?’ vroeg ze. Ik schudde mijn hoofd. ‘Die doet dit en de ander dat’, antwoordde ik. Beter kon ik het niet uitleggen in het Koerdisch. Ze begreep het. Uiteraard.

Meer lezen?