Nog even over dat (vermeende) meidenvenijn...
Een tijdje terug schreef ik in mijn onderzoek naar de psychologische gesteldheid van meisjes een artikel over meidenvenijn. Daar kwamen een aantal reacties op, waaronder uit de wetenschappelijke hoek. Zo is er ook jongensvenijn, en blijkt dit soort relationele agressie niet puur negatief.
Enige tijd geleden schreef ik een stuk over ‘meidenvenijn’, zoals in het onderwijs vaak verwezen wordt naar de subtiele manieren waarop meisjes elkaar het leven zuur kunnen maken. Ik sprak oud-docent Anke Visser. Zij muntte de term, schreef er boeken over en gaf talloze lezingen.
Maar, zo concludeerde ze tijdens ons gesprek, meidenvenijn blijft een tamelijk onbegrepen en weinig erkend verschijnsel. Of het wordt schouderophalend afgedaan als ‘typisch meisjes’. En dat terwijl het toch diepe sporen kan nalaten.
Het stuk oogstte herkenning, maar ook kritiek. Sommige lezers meenden dat deze insteek de beeldvorming geen goed doet. Als we op deze manier blijven praten, schreef een lezer, blijven meisjes van jongs af aan leren dat ze elkaar het licht in de ogen niet gunnen.
Ook wetenschappers mengden zich in de discussie. Ik kreeg een mail van Tessa Lansu, universitair hoofddocent ontwikkelingspsychologie aan de Radboud Universiteit. Het stuk suggereerde volgens haar ten onrechte dat er nauwelijks wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar dit onderwerp.
Lansu doet onderzoek naar populariteit onder jongeren, vertelt ze me aan de telefoon. Ze promoveerde op de impliciete processen in relaties tussen leeftijdsgenoten tijdens de laatste jaren van de basisschool, met een focus op populariteit en agressie.
Wat Anke Visser ‘meidenvenijn’ doopte, staat in de wetenschappelijke literatuur bekend als relationele of bedekte agressie. Die is niet fysiek, maar erop gericht om sociale relaties of iemands positie binnen de groep te schaden. Denk aan roddelen, buitensluiten, negeren en manipuleren.
Er is wel degelijk veel onderzoek naar dit onderwerp, schreef je me. En daaruit blijkt – in tegenspraak met de beeldvorming – dat relationele agressie evenveel voorkomt onder jongens als onder meisjes?
‘Ja, uit twee verschillende meta-analyses blijkt dat jongens in dezelfde mate als meisjes gebruikmaken van relationele agressie.* We denken dat konkelen, buitensluiten en roddelen typisch iets is van meisjes, maar het is dus niet uniek voor hen. Het is wel zo dat het bij meisjes meer opvalt, omdat zij veel minder fysiek agressief zijn. Relationele agressie is dus hun meest prominente vorm van agressie, terwijl het bij jongens overschaduwd wordt doordat ze ook trappen of duwen.’
Is het effect van die relationele agressie wel anders bij meisjes dan bij jongens?
‘Uit een enkele studie blijkt dat relationele agressie bij meisjes iets sterker samenhangt met populariteit dan bij jongens. Daarbij gaat het bij meisjes vaker ten koste van hoe aardig ze worden gevonden. Jongens die relationeel agressief zijn worden nog steeds door veel anderen aardig gevonden; meisjes ervaren er meer kosten van.’
‘Er zijn dus wel aanwijzingen dat er verschil is tussen jongens en meisjes in hoe dit gedrag doorwerkt in onderlinge relaties. Ik wil ook niet zeggen dat het niet bestaat, meidenvenijn. Er wordt bijvoorbeeld ook een verschil gevonden in het belang van zogenaamde “dyadische interacties” of een-op-een-vriendschappen: die spelen bij meisjes een grotere rol. Jongens doen meer dingen in groepen; meisjes meer een-op-een, maar wat er in die kleinere groepjes gebeurt en besproken wordt heeft vaak ook weer impact op groepsniveau.’
Volgens Visser wordt meidenvenijn te vaak op een hoop gegooid met pesten, terwijl het echt iets anders is. Hoe verhouden de twee zich volgens jou?
‘Pesten is een specifieke vorm van agressie waarbij er een machtsverhouding is tussen dader en slachtoffer. Relationele agressie kan daar deel van uitmaken, maar andersom hoeft relationele agressie zeker niet altijd pesten te zijn. Het kan zich ook voordoen binnen vriendschappen. Het kan eenmalig zijn, om onderling de verhoudingen te testen, terwijl pesten vaak over tijd aanhoudend is en herhaaldelijk.’
‘Het lastige met relationele agressie vind ik bovendien dat het niet per se alleen maar negatief is. Een bepaalde mate van de gedragingen die erbij horen, zijn ook bruikbaar voor succesvol sociaal functioneren. Het gaat over snappen hoe machtsverhoudingen werken, op het juiste moment informatie delen. Dat zijn skills die je moet hebben om overeind te blijven in het leven. En het is dus ook niet gedrag dat je helemaal kunt of moet willen uitbannen.’
‘Wat ik belangrijk vind in het onderzoek is kijken naar de motivatie achter het gedrag. Welk doel dient het, hoe belangrijk is dat doel en welke strategieën gebruik je om dat doel te bereiken? Populariteit kan zo’n doel zijn, en relationele agressie blijkt daarbij soms goed van pas te komen.’
Populariteit is jouw expertise. Wat vond je interessant aan dat onderwerp?
‘Toen ik afstudeerde was er nog veel onontgonnen terrein. Tot circa 2000 werd in de psychologie bijvoorbeeld geen onderscheid gemaakt tussen aardig gevonden worden en populair zijn. Natuurlijk weet iedereen die op de middelbare school heeft gezeten dat dat zo niet werkt. Ik vond het interessant om preciezer te weten hoe dat zit, populariteit.’
‘Inmiddels is het inzicht ingedaald dat aardig en populair twee verschillende dingen zijn. Maar het valt wel op dat als je kinderen vraagt te rapporteren over populaire klasgenoten, die dan relatief hoog scoren op aardigheid. Niet allemaal, maar gemiddeld genomen wel. Dat is opvallend, want populaire kinderen hebben ook best wat negatieve eigenschappen. Ze scoren over het algemeen ook hoger op relationele agressie.’
‘Mijn hypothese is dat het loont om te focussen op de positieve kanten van populaire mensen, omdat ze interessant voor je kunnen zijn. Je kijkt sneller weg van negatieve kanten wanneer iemand je toegang tot feestjes kan verschaffen, drank voor je regelt of populaire vrienden heeft.’
Zijn klasgenoten het over het algemeen met elkaar eens over wie populair is?
‘Daarover zijn ze het met elkaar eens, ja. Waar “aardig” een subjectieve classificatie is, is populariteit een reputatie, geen persoonlijke mening maar een soort collectieve kennis.’
‘Het is merkwaardig, maar dat we negatief gedrag – zoals relationele agressie – van deze alom gerespecteerde figuren eerder door de vingers zien heeft dus ook een functie.’
Relationele agressie zullen we nooit helemaal uitbannen, zeg je. Maar is er iets wat ouders en docenten kunnen doen om het in goede banen te leiden?
‘Ik doe geen onderzoek naar preventie. Maar het begint erbij dat je begrijpt waar negatief gedrag vandaan komt. En volgens mij zou je ook jongeren daar bij zichzelf bewust van kunnen maken. Uit onderzoek blijkt dat er meerdere strategieën zijn die naar populariteit leiden. Misschien zijn er manieren om de positieve, prosociale strategieën te stimuleren, het soort gedrag dat minder vervelend is voor de ontvanger, maar de jongeren toch de populariteit brengt die ze nastreven.’