Acht jaar correspondent Politiek: In Nederland gaat van alles fout, maar zelden expres of uit domheid
Journalistiek is controle van de macht, het verslaan van belangrijke gebeurtenissen, het voeden van het publieke debat. En bovenal: nieuwe dingen leren over de wereld om ons heen. Daarom maken correspondenten de balans op: wat hebben ze geleerd na 10 jaar De Correspondent? Vandaag: Marc Chavannes, correspondent Politiek.
Het was een beetje roekeloos, na 42 jaar NRC vaarwel zeggen en in 2015 opnieuw beginnen bij De Correspondent. Maar de FC Wijnberg leek me een vrolijke en tegelijk serieuze ploeg, bezig een nieuwe fase van de journalistiek uit te vinden. Leuk gevraagd te worden eraan mee te doen.
Waar ga je over schrijven? Politiek, zei ik zonder nadenken. Om ruimte te scheppen. Politiek is alles. Ik heb politiek altijd gezien als de nationale invoegstrook, waar de wensen en inzichten van mensen en organisaties om voorrang strijden. Daar is veel over te schrijven. Het is in de politiek waar de lastige uitruil tussen eigenbelang en samenbelang wordt uitgeknokt. Of verstopt. Niet iedereen voelt voor vriendelijk ritsen.
In mijn ervaring zijn er in ieder land veel lieve en aardige mensen, maar in de politiek wordt het minimaal gedeelde beschavingsniveau verwezenlijkt. Het is makkelijk om daar cynisch of hopeloos over te doen. Ook in democratische landen doen politici soms domme dingen. Die benemen het zicht op het vele dat goed gaat en mensen behoedt voor armoede of machtsmisbruik.
Voorbij de waan, dat waren we nog aan het uitvinden
Bij NRC had ik allerlei vormen van journalistiek beoefend, zo objectief mogelijk in de nieuwssfeer, wat persoonlijker in de reportage- en analytische sfeer. Bij De Correspondent deden ze niet aan nieuws en beweerden ze voorbij de waan van de dag te kunnen kijken. Hoe dat moest, dat waren ze nog aan het uitvinden.
Het klimaat op de redactieruimte aan de Weesperzijde was hartelijk en ontspannen. Plannen te over, alles was welkom. Ik besloot een Politiek Dagboek te gaan schrijven, notities zonder eeuwigheidspretentie. In de eerste plaats over Nederland. Als het nodig was over Europa of de VS, waar ik correspondent was geweest.
Ik had net een eigen laptop en overdacht m’n eerste politieke bijdrage toen Islamitische Staat dood en verderf zaaide in Parijs, vooral rond het Stade de France en muziekzaal Bataclan. De Franse president Hollande sprak van ‘oorlogshandelingen’. De Correspondent vroeg of ik snel iets kon schrijven, ‘jij hebt het daar eerder meegemaakt’. Dit was zo erg, waan of geen waan, we moesten iets hebben.
Er was inderdaad nogal wat déjà vu in de lucht. Frankrijk had rond het afscheid van Algerije in de jaren 60 en in de strijd tegen islamistisch terrorisme in de jaren 80 golven van stadsterreur meegemaakt, aanslagen op winkels en overheidsgebouwen. Voorjaar 2015 waren de dodelijke aanslagen op de redactie van het satirische blad Charlie Hebdo.
In Parijs had ik een serie aanslagen op het openbaar vervoer en de Arc de Triomphe meegemaakt, gevolgd door een eindeloos Plan Vigipirate. Ik beleefde de aanslagen van 11 september 2001 in Washington. Dat bracht me ertoe een voor het moment van de eerste ontzetting misschien wat koele kanttekening aan te brengen bij de ook in Frankrijk aangekondigde ‘oorlog tegen de terreur’. Deze Amerikaanse opvolger van de ‘war on drugs’ bracht wel oorlog maar ook veel narigheid. Frankrijk kon zich ook maar in beperkte mate beveiligen tegen terreur van steeds wisselende origine.
Het was hoe ik ook minder dramatische ontwikkelingen in de Nederlandse politiek – en soms die van m’n vroege buitenlandse posten – voor De Correspondent zou blijven beschrijven: waar m’n geheugen meehielp met lijntjes naar het recente verleden.
Ik zou met een nieuwe blik over politiek gaan schrijven. We zaten midden in het tweede kabinet-Rutte, dat de twee grootste tegenstrevers bij de verkiezingen van 2012, VVD en PvdA, bij elkaar had gebracht. Achteraf gezien was het misschien het meest onversneden conservatief-liberale kabinet van alle Rutte-coalities.
Kijkend naar wat er gebeurde, los van de geadverteerde beleidsdoelen, stelde ik vast dat VVD en PvdA elkaar hadden gevonden in een autoritair soort pragmatisme. Doorpakken zonder echt te luisteren. Wat toen nog niet zo duidelijk was: de VVD kreeg in die jaren veel meer z’n zin dan de PvdA. Ik heb me destijds te weinig afgevraagd hoe dat kwam. Had Mark Rutte beter onderhandeld dan PvdA-lijsttrekker Wouter Bos en aanstaand PvdA-fractievoorzitter Diederik Samsom? Wilde de PvdA te graag meeregeren?
De ongelijke invloed bleek dezer dagen weer in de openbare hoorzitting van de parlementaire enquêtecommissie over het fraudebeleid, bijvoorbeeld in de toeslagenkwestie. Diederik Samsom had een mildere jacht in zijn geheugen dan toenmalig minister Henk Kamp (VVD). De laatste strijkt graag tegen de haren van deskundigen in met een beroep op het gevoel van het volk. Zo ook bij de noodzakelijke energietransitie.
Met terugwerkende kracht kun je zeggen dat Rutte II het liberaliseringskarwei van Paars afmaakte. De markt als opvolger van het maatschappelijk middenveld en hier en daar van de overheid. Bij de trein leidde dat tot toestanden die in 2023 vertrouwd aandoen. Wel publiek rommelen in de structuur en het beheer, zonder duidelijke doelen te stellen en af te spreken wat Nederland overheeft voor een goed openbaar railvervoer. Een beetje privatiseren, maar niet te veel.
Het is onbewust een rode draad door m’n politiek-journalistieke werk geworden: de achteloze navolging van de Angelsaksische privatiseringsgolf. Ik maakte het echte afzetten tegen de overheid het eerst mee in het Verenigd Koninkrijk onder Margaret Thatcher (jaren 80). Toen ik in ’88 terugkwam in Nederland bleek Paars de mode te hebben opgepikt, zonder dat er een principieel publiek debat was gevoerd over wat publieke taken waren en wat niet. Ik zou in de loop der jaren nog veel voorbeelden kunnen beschrijven van halfhartige of ondoordachte verzelfstandigingen.
Een rode draad door m'n politiek-journalistieke werk: de achteloze navolging van de Angelsaksische privatiseringsgolf
Een andere constante in de Nederlandse politiek is de versluierde omgang met defensie. Bij kabinetsformaties is het altijd een van de laatste ministeries die een bewindspersoon (soms twee) krijgt toegeschoven. Aanzien heb je in de sociaal-economische driehoek. Het eerste kabinet-Rutte (VVD en CDA, gedoogd door Geert Wilders) is het kabinet dat de Nederlandse defensie bijna afschafte.
Bij De Correspondent voelde ik de ruimte om te schrijven dat ik van huis uit geen liefhebber van militaire zaken was, maar steeds meer viel over het verschil tussen woorden en feiten. Over de paraatheid, over de beschikbaarheid van materieel, over de beweerde ambities en capaciteiten van de Nederlandse krijgsmacht.
Tijdens een NAVO-top in Warschau (waar ze wel wakker waren) in 2016 schreef ik een wat bijtende column. Strekking: hoelang sussen we ons nog in slaap met stoere taal over defensie zonder de krijgsmacht, waar sterk op is bezuinigd, op orde te brengen? De meeste lezersbijdragen waren bezorgd-instemmend. Dat zou in de loop der jaren veranderen; op den duur kreeg ik nogal eens naar m’n hoofd dat ik reclame maakte voor het Amerikaanse militair-industriële complex. Tot op 24 februari 2022 de Russische president Poetin Oekraïne overrompelde.
Voor de Kamerverkiezingen van maart 2017 publiceerde De Correspondent een serie informatieve themastukken. Ik deed een poging de twijfelaars en de wanhopers een hart onder de riem te steken. Het was voor mij een nieuw type stuk dat antwoord gaf op vragen van Correspondent-leden die niet meer wisten waarom zij nog zouden gaan stemmen.
De strekking: het ís lastig bij de stembus appels met peren te vergelijken, maar dat is de essentie van parlementaire democratie. Het demissionaire kabinet van nu moest voor Prinsjesdag 2023 ook kiezen tussen geld voor ongelijksoortige zaken als armoede, zorg, defensie, onderwijs én ouderwets bezuinigen om niet te veel rekeningen door te schuiven.
Na de verkiezingen van maart 2017 kreeg informateur Edith Schippers de opdracht te kijken wat er mogelijk was. Terwijl zij verkende of een toen ongebruikelijke vierling van VVD, CDA, D66 en GroenLinks haalbaar was, deed ik een poging een beknopt regeerakkoord te schrijven. Daar werd al eerder en wel vaker voor gepleit, het was bij mijn weten de eerste keer dat ik inhoud gaf aan de ambitie van De Correspondent om niet alleen problemen te beschrijven, maar ook te zoeken naar oplossingen.
Het werd een vrij lang regeerakkoord. Het kabinet-Rutte III, dat 26 oktober 2017 aantrad, verloor in 2019 zijn meerderheid in de Eerste Kamer waardoor met kunst-en-vliegwerk meerderheden gesmeed moesten worden. Het uitbreken van de coronapandemie begin 2020 maakte het regeerakkoord definitief achterhaald. Eigenlijk weet iedereen het, lange regeerakkoorden zijn zinloos, maar onderling gebrek aan vertrouwen leidt tot steeds verdere detaillering van de afspraken.
Een nieuwe formatie, een nieuwe kans. De formatie van Rutte IV duurde eindeloos. Extra lang door de emotionele kortsluiting toen demissionair minister Kaag de premier de wacht aanzegde: ‘Hier scheiden onze wegen.’ Het kostte een halfjaar repareren. En werd gevolgd door de oorlog in Oekraïne. Die zette het moeizaam bereikte regeerakkoord direct op losse schroeven. Opnieuw bewijs voor de stelling dat een lang en gedetailleerd regeerakkoord zinloos is, en weinig goeds voorspelt voor het werk en de levensduur van het kabinet in kwestie.
Reden te meer om afspraken op hoofdlijnen te maken. De wil tot samenwerken is er of is er niet. Ook na de komende verkiezingen zou dat een goed idee zijn. Temeer omdat de gegroeide praktijk zich steeds meer buiten de greep van de Tweede Kamer afspeelt, tenzij een meerderheid zich daar bewust van is en besluit er wat tegen te doen. De zorguitgaven als voorbeeld van soms ongecontroleerde uitgaven. Een ontwikkeling waar ook Pieter Omtzigt – en de Algemene Rekenkamer – hardnekkig op wijst: steeds meer geld wordt uitgegeven buiten de controle van het parlement.
Dit was een voorbeeld van een soort stuk dat ik voor De Correspondent vaker ben gaan schrijven: over ingesleten patronen die niet sporen met de democratische opzet van het stelsel. Meestal met een antwoord op de vraag hoe het anders en (meestal) democratischer zou kunnen.
Een nieuwe herfst, een nieuw begin
In de zomer van 2018 werd in Den Haag honderd jaar algemeen kiesrecht gevierd. Ik hield daar een pleidooi voor herbezinning op de rol van regering en parlement die het land te veel samen besturen alsof het een bedrijf is. Dat verstoort de democratische verantwoording en resulteert in grootscheeps wantrouwen bij veel kiezers. Dat leidde onder andere tot de doorbraak van de BoerBurgerBeweging bij de provinciale verkiezingen van maart 2023.
Het mooie van de opkomst van BBB en nu de partij Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt, gevoegd bij het vertrek van veel bekende lijsttrekkers deze zomer, is dat er ongedachte kansen liggen. Voor een politiek debat dat meer over de inhoud gaat, met minder persoonlijke aanvallen. De meeste mensen verlangen ernaar. Het zou een blijk van vitaliteit van het bestel zijn bovendien. Een doorstart voor de uitgewoonde parlementaire democratie.
Nu we voor verkiezingen staan die een vrijwel open politiek veld kunnen opleveren, kan het nuttig zijn met een frisse blik vast te stellen wat er is vastgelopen en hoe de kiezer weer kan worden betrokken bij wat er gebeurt. Het zal een hele klus zijn voor een sterk vernieuwde Tweede Kamer om de eigen slechte gewoontes te onderkennen en ermee te breken. Een nieuwe herfst, nieuwe kansen.
Om daarbij een handje te helpen leek het me nuttig een aantal kenmerken van ons bestel te beschrijven om beter te zien waarom het vaak machteloos aandoet. Drie voorbeelden. Evenzoveel thema’s voor die nieuwe Tweede Kamer van na 22 november.
Schrijvend over de totstandkoming van het Preventieakkoord, dat ongezond consumptiegedrag wil ontmoedigen, sneed ik een breder thema aan: dat van de akkoordenpolitiek. Omdat kabinetten met steeds krappere en wankeler coalities in het parlement moeten regeren, zoeken ze draagvlak in ‘het veld’.
Als iedereen die bij snoepen en vette happen is betrokken nu een plan van aanpak tekent, komen we toch verder mét draagvlak. Mijn stelling was: belanghebbenden knabbelen net zo lang aan de voorgestelde maatregelen tot er weinig van over is. Bovendien: belanghebbenden hebben belangen die niet samenvallen met het algemeen belang. Dus draagvlak? Hoezo draagvlak?
Een vergelijkbare brede analyse van waarom zo veel overheidsbeleid niet brengt wat ervan wordt verwacht, schreef ik over het stelselmatig wegwerken van onafhankelijk advies binnen en buiten de Rijksoverheid. Den Haag houdt niet van tegenmacht, en wordt te weinig op goede gronden tegengesproken.
Een derde bron van afnemend vertrouwen in de overheid is het gemak waarmee de Rijksoverheid een loopje neemt met de wet, terwijl op steeds meer terreinen de overheid genadeloos hard beboet en bestraft als burgers de wet overtreden. Dat is bijvoorbeeld te zien bij volautomatische verkeersboetes en andere strafbare feiten waar straffen worden toebedeeld waar geen rechter aan te pas is gekomen. Het OM vreest nu dat de hoogte van de boetes het draagvlak ondermijnt, maar klaagt vooralsnog niet over de rechtsstatelijke bezwaren.
Decentralisatie – meer taken, minder geld
Die rode lijn in m’n journalistieke werk (onvoldoende doordacht terugtreden van de Rijksoverheid) is ook zichtbaar bij de decentralisaties in bijvoorbeeld de jeugdzorg en de langdurige zorg voor mensen met chronische kwalen. Die heeft gemeentes en provincies veel nieuwe taken bezorgd, die meestal meer kostten dan het geld dat zij ervoor kregen. Dat leverde nieuwe gaten in de democratische verantwoording op. Ik schreef er aan de vooravond van lokale en provinciale verkiezingen over. Dat maakte het stemmen niet makkelijker, vrees ik. Terwijl de bedoeling des Correspondents was de betekenis van de verkiezingen iets duidelijker te maken.
Red de rechtspraak
In 2019 en 2020 ging ik langs bij allerlei soorten rechters en officieren van justitie, in de Randstad en ver daarbuiten. Mijn aandacht was getrokken door vaak kleine berichten over rechtbanken die het werk niet aankonden, over sociale advocatuur die het water aan de lippen stond, over rechters van hogere rechtscolleges die in toga bij de Hofvijver protesteerden.
Rechters bleken zich niet met de politiek te bemoeien, zoals sommige politici gretig beweerden. Maar de politiek had wel allerlei meningen over de rechtspraak. Plus steeds meer bureaucratie en relatief steeds minder geld. Het leidde tot acht verhalen onder de titel Red de Rechtspraak. Een combinatie van beschrijven, analyseren en meedenken over de mogelijke verbeteringen. Het constructieve optimisme van De Correspondent had ik me langzamerhand eigen gemaakt.
Terwijl Rutte, Kaag, Hoekstra en Segers zwoegden aan hun kabinet, dat nauwelijks langer zou leven dan hun formatie duurde, gaf ik het staatshoofd ruimte om één keer zijn frustratie te uiten. Hij moest opnieuw oud nieuws voorlezen nadat iedere puntkomma van de Miljoenennota was uitgelekt. Ik gaf hem woorden in de mond die hij best had willen uitspreken in de Troonrede 2021. Voorbij de waanzin van de dag.
Een jaar voordat het kabinet-Rutte IV toch nog onverwacht viel over een onderdeel van de migratiekwestie constateerde ik al dat ‘de vijfjaarlijkse asielcrisis’ een vast gerecht is in de Haagse politieke keuken. Een terugkerende crisis van eigen makelij. Een soort stuk dat mikte op die krantenlezers die ten onrechte geen lid van De Correspondent zijn omdat zij ‘al zo veel moeten lezen’.
Heb ik wat geleerd van m’n acht jaar bij De Correspondent? Dat het tot op grote hoogte mogelijk is om je eigen agenda vast te stellen. Dat voelt soms alsof je bij de verkeerde wedstrijd langs de lijn staat, maar dat valt met terugwerkende kracht vaak wel weer mee. Zoals die keer dat ik me een jaar geleden afvroeg waarom Nederland zo veel kritiek had op Mark Rutte en toch (nog) niet zonder hem kon.
Dat soort stukken schreef ik niet om te wensen of te voorspellen, maar omdat ik het m’n taak als correspondent Politiek vond om stil te staan bij schijnbaar vaststaande feiten. Die blijf ik onderzoeken om er de deugdelijkheid van te onderzoeken. Nee (antwoord op een regelmatig gestelde vraag), ik word er niet cynisch van. Ja, er loopt in Nederland van alles fout. Dat gebeurt zelden expres of uit domheid. Meestal met goede bedoelingen. Soms uit gebrek aan moed. Vaak op grond van onvoldoende geteste veronderstellingen.
Met uitstel als laatste redmiddel. Laat dat nu geëxplodeerd zijn in de handen van Rutte IV. De nieuwe generatie Kamerleden hoeft zich niet te verontschuldigen voor frisse ideeën.
Wat heb ik verder geleerd van op deze plaats stukken schrijven (en voorlezen) over politiek en democratie? Dat we niet mét Alkibiades ten onder hoeven te gaan, dat we zuinig moeten blijven op onze democratische rechtsstaat en dat het de moeite waard is te blijven zoeken naar oplossingen voor grote en kleine problemen in het democratisch bestuur. Journalistiek als dienstbare oefening in Burgerschap.