Hoe ziet autisme of ADHD eruit als je oud bent?

Vera Mulder
Correspondent Emotie
Illustraties door Camille Deschiens (voor De Correspondent)

Ouderen met psychische problemen krijgen vaak niet de juiste behandeling. Omdat ze zelf geen hulp zoeken, of omdat hun klachten onterecht worden bestempeld als ‘dement’ of ‘oud en stug’. Zonde, want ook ouderen kunnen veel baat hebben bij psychische hulp.

Je hoeft je wekker niet meer te zetten – je bent met pensioen! De dagen strekken zich voor je uit en je hoeft alleen maar te doen waar je zin in hebt. Zalig, toch? Maar die vrijheid betekent niet voor alle pensionado’s blijheid. Ouderen met autisme bijvoorbeeld, kunnen juist in de knel raken door zo’n kaderloos bestaan.

Neem Bea (78). Zij krijgt af en toe een buurvrouw op bezoek. Ze mag de buurvrouw graag en koestert hun contact. Toch voelt Bea steeds drie dagen voor hun afspraken al stress. Want de buurvrouw zei dat ze ‘rond die-en-die tijd’ zou komen. Betekent dat precies die tijd? Of vroeger? Later? Wat zou ze willen drinken? Moet Bea dat alvast koud gaan leggen? Heeft ze het überhaupt in huis? Moet ze naar de winkel? En hoe dan? Ze is slecht ter been.

Bea is een oud-cliënt van psychotherapeuten Rosalien Wilting (59) en Arjan Videler (54). Zij namen haar als voorbeeld hoe psychische stoornissen eruitzien als je oud bent. Daar schreven ze namelijk een boek over, waarmee ze aandacht vragen voor de mentale gezondheid van 60-plussers. Die hebben net zo vaak psychische problemen als jongere mensen en behandeling is minstens zo effectief. Toch blijven ouderen die psychisch lijden omdat ze zelf niet snel hulp zoeken. En omdat hun klachten vaak onterecht worden bestempeld als ‘dement’ of: ‘dit hoort nou eenmaal bij ouderdom’.

sprak ik met de therapeuten over hoe een rake diagnose, juist ook op hoge leeftijd, bevrijdend kan zijn. En wat het doet met senioren (en de mensen om hen heen) als die een heel leven hebben geleefd met een onbehandelde stoornis of decennia-oud trauma.

Maar waarom krijgen ouderen met psychische problemen vaak niet de hulp die ze nodig hebben? De eerste reden is: omdat we als maatschappij nog niet scherp hebben hoe mentale stoornissen precies tot uiting komen bij senioren. De tweede reden is de rol die leeftijdsdiscriminatie speelt bij het diagnosticeren – of eerder: het níet-diagnosticeren – van ouderen.

Hoe mentale problemen eruitzien bij ouderen

Reden een: we hebben als samenleving weinig weet van hoe mentale stoornissen zich manifesteren als je oud bent – en daarom herkennen we ze niet als zodanig.

Neem Bea en haar bezoekende buurvrouw. Bea is niet zomaar een tobbende vrouw. Bea is ook niet oud en lastig. Bea’s brein verwerkt informatie anders. Mensen met een autismespectrumstoornis kunnen vaak slecht tegen onvoorspelbaarheid. Komt omdat hun hersenen afwijkingen bovengemiddeld snel opmerken. Dat kan positief uitpakken: je kunt eigenzinnige oplossingen bedenken, of goed een precieze taak uitvoeren.

Maar oud worden is bij uitstek een onvoorspelbaar proces en daardoor lopen senioren met autisme vaak vast. Zij merken het bijvoorbeeld sneller op wanneer hun hoofd of lijf achteruitgaan. En maken zich vervolgens drukker dan mensen met een niet-autistisch brein over het onvoorspelbare verloop van die aftakeling.

De onzekerheid zelf is niet weg te nemen, het denken erover kun je volgens de therapeuten in veel gevallen wél bijsturen. En soms kan het probleem ook praktisch aangevlogen worden. Zo stelden de therapeuten samen met Bea een e-mail op aan vrienden en familie, waarin ze uitlegden: ‘Ik heb een autismespectrumstoornis en daarom heb ik behoefte aan duidelijke, voorspelbare afspraken.’ Met de buurvrouw sprak Bea voortaan een vaste dag, tijd en versnapering af, dat gaf rust.

Autisme kan worden aangezien voor dementie

Ook interessant: mensen met of zonder autisme krijgen dementie. Maar autisme kan er, in combinatie met normale veroudering, wel voor zorgen dat, zoals de auteurs het in hun boek beschrijven, ‘rigiditeit toeneemt’. Kortom: dat iemand iets per se op een bepaalde manier wil doen, zeggen of inrichten, zodat het leven overzichtelijk blijft. Die rigiditeit kan, als niet bekend is dat een oudere autisme heeft, makkelijk worden aangezien voor dementie of dwarsheid. Daarom hameren Wilting en Videler erop dat het voor bijvoorbeeld het personeel van een verpleeghuis belangrijk is om te weten wat er exact speelt.

Ze schrijven: ‘Ouderen met autisme kunnen nukkig zijn of angstig als ze met iets geconfronteerd worden dat voor hen onvoorspelbaar of onlogisch is. Een goedbedoelde opmerking als “ik kom later vandaag nog een keer terug” kan al veel spanning geven. Wat is later? En als men niet komt, wat dan?’ Het kan dan helpen om een vaste tijd af te spreken, of om andere termen te gebruiken.

Oudere ADHD'ers: geen stuiterballen, wel vaak angstklachten

Hoe beter we snappen hoe iemands brein in elkaar steekt, hoe minder diegene hoeft te lijden. Zoals het brein van iemand met ADHD. Dat is sneller afgeleid dan een brein zonder ADHD. Het stereotype beeld van de zesjarige stuiterbal kan iedereen oproepen. Maar niet elke vorm van ADHD (ongeacht leeftijd) zorgt voor druk gedrag en oude ADHD’ers razen dus ook niet per definitie door het verpleeghuis. Sterker nog: volwassen ADHD ziet er vaak uit dan ADHD bij kinderen; met angstklachten, depressies en fikse slaapproblemen.

Zoals bij Mario (69), ook oud-cliënt van Wilting en Videler. Mario heeft twee rechterhanden en bouwt decors bij de lokale theatervereniging. Hij is intelligent, maar omdat hij zich nooit ergens lang op kan concentreren, heeft hij geen diploma’s gehaald. Zijn eigenwaarde heeft hij voor een groot deel opgehangen aan zijn handigheid. Maar met het ouder worden krijgt hij last van artrose, waardoor klussen lastiger wordt. En hij slaapt slecht, omdat zijn gedachten altijd doorrazen. Mario wordt enorm angstig bij het idee straks niks meer te kunnen met zijn handen. Wat is dan nog zijn nut?

Met deze angstklachten komt hij terecht bij Wilting en Videler, die de diagnose ADHD geven en met een test zijn hoge intelligentie vaststellen. Een enorme opsteker voor Mario, die al zijn hele leven het gevoel heeft niet voor vol te worden aangezien. Medicatie en een groepsbehandeling voor ouderen met ADHD zorgen er vervolgens voor dat hij weer slaapt en dat hij zich kan verzoenen met de realiteit dat hij fysiek steeds minder kan. Hij maakt het bespreekbaar bij de theatervereniging, stopt met zelf bouwen en begeleidt nu jongere mensen bij het maken van decors.

Vooroordelen die een juiste behandeling in de weg zitten

Reden twee waarom senioren niet de juiste hulp krijgen: ‘ageism’. Vrij vertaald: leeftijdsdiscriminatie. Die term kan in theorie twee kanten op. Ook jonge mensen worden weleens gediscrimineerd op leeftijd. Maar in het geval van mentale gezondheid zijn het vooral ouderen die te maken krijgen met vooroordelen die (de juiste) behandeling in de weg zitten.

De overtuiging dat ouder worden nou eenmaal gepaard gaat met ellende en dat daar weinig aan te doen is. Of de vraag of het nog wel zin heeft om iemand op latere leeftijd te behandelen. Die denkbeelden spelen niet alleen bij artsen en hulpverleners – ook ouderen zelf hebben vaak geïnternaliseerde, negatieve opvattingen over ouder worden. En die denkbeelden hebben een negatief effect op de gezondheid. 

Zo halen de therapeuten in hun boek een onderzoek aan waarin mensen twintig jaar lang gevolgd werden. Daaruit bleek dat degenen met positieve opvattingen over ouder worden na die twintig jaar lichamelijk en psychisch gezonder waren en langer leefden dan mensen die vooraf negatieve opvattingen hadden over ouder worden. De mensen met positieve opvattingen onderhielden meer sociale contacten en leefden gezonder. Mensen met negatieve opvattingen over ouder worden gingen minder vaak naar een arts, omdat ze het idee hadden dat het toch niets zou uithalen. Natuurlijk is het met zulke onderzoeken lastig bepalen wat precies oorzaak en gevolg is, maar de samenhang is volgens Wilting en Videler duidelijk.

Ageism heeft enorme gevolgen voor de zorg. Therapeuten, artsen, praktijkondersteuners én ouderen zelf hebben vaak lage verwachtingen van hun mentale aanpassingsvermogen. Zo zochten depressieve ouderen die hun symptomen toeschreven aan hun leeftijd, ruim hulp bij hun huisarts dan ouderen die hun klachten toeschreven aan een psychische aandoening. 

En dat is zonde. Want ouderen die ondersteund worden bij hun mentale problemen zijn daar minstens zo goed mee geholpen als jongere mensen. Of het nu gaat over het (h)erkennen of behandelen van de mentale problemen van ouderen, door het hele boek van Wilting en Videler galmt één boodschap: het is niet te laat.