Wanneer wordt praten over je geestelijke problemen zelf een probleem?

Nina Polak
Correspondent Modern Leven

Een gigantische puber. Je ziet hem al van ver. Het waarmee kunstenaar Saskia Stolz aandacht wil vragen voor depressie en zelfdoding onder jongeren reist deze zomer naar verschillende pleinen in Nederland.

Het enorme kunststof figuur spreekt voor zich: zittend op de grond, verscholen in een wijde hoody, de aandoenlijke grote sneakers voor zich uit, armen om de opgetrokken knieën en het hoofd ertussen – radeloos. 

Het beeld maakt deel uit van het kunstproject #stillestrijd, dat als doel heeft om ‘het taboe op zelfdoding onder jongeren’ te doorbreken. (Inderdaad een twijfelachtige formulering, maar goed, we snappen wat ze bedoelen.) Het moet aan het denken zetten over de op het eerste schokkende statistiek dat zelfdoding doodsoorzaak nummer 1 is onder jongeren. 

Onopgemerkt zal het in ieder geval niet blijven. Mensen maken vrolijke selfies bij het beeld. Ze omhelzen de arme stakker. Kinderen klimmen erop. Maar dragen dit soort acties werkelijk bij aan de bestrijding van mentale problemen onder jongeren?

Een herkenbaar beeld

De actie #stillestrijd vinkt alles af wat we inmiddels kennen van bewustwordingscampagnes rondom geestelijke gezondheid. Er is de hashtag, het label ‘taboe’, er is de iconische, herkenbare beeldtaal die ons moet vertellen: let op! het gaat slecht met onze jongeren. 

Om met die beeldtaal te beginnen. Die is in dit geval zelfs zo iconisch dat je vermoedt dat de kunstenaar zich heeft gebaseerd op de sombere stockfoto’s die mediaredacties altijd uit de beeldbanken trekken als ze weer eens koppen over de zorgelijke geestelijke gezondheid van de jeugd. De hoody, de houding: het cliché is even grotesk als het beeld zelf. 

Je zou kunnen argumenteren dat zo’n cliché juist bijdraagt aan de herkenbaarheid. De associatie met de golf aan berichten over de geestelijke gezondheidscrisis is makkelijk gemaakt. Tegelijkertijd komt het beeld in de hoofden van het publiek meteen terecht op de stapel gelijksoortige beelden uit de media, een stapel die langzamerhand zo hoog wordt dat je als volwassene wel moet geloven dat de crisis onder de jeugd enorm is. En als jongere trouwens ook; dit gaat immers over jou!

Die stapel – nog even los van de waarachtigheid – pleit overigens meteen tegen het volgende cliché: het taboe. Met goed fatsoen valt niet meer te beweren dat we in deze maatschappij te weinig praten over geestelijke gezondheid. Behalve de overvloedige media-aandacht zijn er ieder jaar (wereldwijd) zoals #stillestrijd, om van het online industriële complex rond nog maar te zwijgen.

Beeld: Vitapix/Getty
Beeld: Elva Etienne/Getty
Bovenstaande stockfoto’s zijn voorbeelden van het resultaat wanneer je als zoekterm ‘sombere tiener’ intypt in de zoekmachine Getty. Beeld: Xijian/Getty

Overinterpretatie en internalisatie

Dat we op grote schaal geneigd zijn om hulp te zoeken bij psychische problemen bewijzen de overstromende wachtlijsten voor de ggz. En terecht, als mondige burgers van een relatief welvarende en veilige samenleving eisen we uitmuntende geestelijke gezondheid. in de Volkskrant: hoe gelukkiger een land, hoe meer psychiaters. 

En ja, met iemand kunnen praten over je zelfdodingsgedachten kan het verschil maken tussen leven en dood. En het is verschrikkelijk dat zo veel jongeren lijden. Maar er zijn aanwijzingen dat het voortdurend herhalen van een clichématig narratief over deze problemen – ook al is dat met de allerbeste bedoelingen – niet helpt bij het oplossen van die problemen. Sterker nog, het zou ze weleens kunnen verergeren. 

Die hypothese wordt inmiddels ook door wetenschappers naar voren gebracht. De Britse psychologen Lucy Foulkes en Jack L. Andrews publiceerden in in New Ideas in Psychology, constaterend dat de grote hoeveelheid bewustwordingscampagnes van de afgelopen jaren de zorgelijke trends in de prevalentie van psychische problemen niet hebben gekeerd. Integendeel. 

Het aanleren van cognitieve gedragstherapie-technieken op scholen kan leiden tot meer geïnternaliseerde symptomen bij scholieren

In het beste geval, schrijven zij, dragen zulke campagnes eraan bij dat mensen bij ernstige klachten sneller aan de bel trekken – wat de toegenomen vraag naar geestelijke gezondheidszorg mede zou verklaren. In het slechtste geval leiden ze tot ‘overinterpretatie’ van milde symptomen en zelfdiagnose bij problemen die gewoon bij het leven horen. 

Zo zijn er al studies die uitwijzen, schrijven Foulkes en Andrews, dat het leren over psychische problemen klachten bij jongeren kan verergeren, in plaats van verhelpen. Het aanleren van cognitieve gedragstherapietechnieken op scholen, zo wijst een andere studie uit, kan bovendien leiden tot meer geïnternaliseerde

Niet praten over psychische problemen kan inderdaad rampzalig zijn, zegt Foulkes in een interessante Maar, zegt ze, de manier waarop we erover praten kan ook op een destructieve manier bijdragen aan een gevoel van crisis.

Een mogelijke oorzaak van de alarmerende cijfers die we steeds zien, zegt ze, is dat jongeren van tegenwoordig de gestandaardiseerde vragenlijsten van onderzoekers op een andere manier invullen. Juist door hoe (en hoe vaak) het gesprek gevoerd wordt, hebben zij mogelijk een ander concept van ongeluk en zijn sneller geneigd om hun gedrag en gevoel in klinische termen te interpreteren.

Beeld: Maskot/Getty
Beeld: Justin Paget/Getty
Bovenstaande stockfoto’s zijn voorbeelden van het resultaat wanneer je als zoekterm ‘psychische problemen jongeren’ intypt. Beeld: Halfpoint Images/Getty

Leeglopen van taal, opblazen van problemen

De taal van de psychiatrie en klinische psychologie is altijd cruciaal geweest voor mensen die zwaar lijden, zegt Foulkes. Maar de inflatie van deze taal zorgt niet alleen voor een devaluatie ervan, zo luidt haar hypothese, maar ook daadwerkelijk voor meer ervaren leed. We zullen dus zuiniger moeten worden met deze taal. 

De boodschap van al die campagnes is namelijk onbedoeld tegenstrijdig. Aan de ene kant zeggen ze terecht: lijden is normaal, je bent niet alleen en je mag het delen met anderen. Aan de andere kant bestendigen ze met de taal van de psychiatrie het beeld van een gezondheidscrisis, waarin al dat leed pathologische vormen aanneemt – een selffulfilling prophecy. 

Dat we moeten praten over geestelijke gezondheid en dat het geen taboe mag zijn weten we nu wel. De volgende vraag is: hoe praten we erover? Als praten er namelijk vooral toe leidt dat je met een (zelf gestelde) diagnose op een ellenlange ggz-wachtlijst belandt, dan maken we het probleem – met de allerbeste bedoelingen – groter.