Therapiepraat vliegt je om de oren, maar een écht kwetsbaar gesprek blijft lastig, ziet schrijver Francine Oomen
Met haar Hoe overleef ik-boekenreeks hielp Francine Oomen talloze jongeren hun puberteit door. Als inspiratie voor haar nieuwe boek sprak ze haar trouwe lezers – nu twintigers – over waar ze tegenaan lopen. ‘Schokkend hoeveel van die jongeren een psychische diagnose hebben of er met smart op wachten.’
Als Francine Oomen (1960) geen kinderboekenschrijver was geweest, dan was ze psycholoog geworden.
‘Een heleboel mensen gaan psychologie studeren omdat er in hun leven dingen zijn gebeurd. Dat ik er zo geïnteresseerd in ben, komt omdat ik een verdomd complexe achtergrond heb. Voor mijn overleving was het nodig dat ik zoveel mogelijk dingen begreep.’
Over die overleving maakte ze in 2021 de autobiografische graphic novel Hoe overleven we, waarin ze de trauma’s uit haar jeugd in de ogen kijkt. Het boek leest als een creatieve, toegankelijke introductie in de populairwetenschappelijke literatuur over trauma. Een stukje psycho-educatie, zouden psychologen zeggen.
Dat geldt ook voor Oomens nieuwste boek Hoe overleef ik alles wat ik niemand vertel?, waarmee ze na negen jaar de legendarische jeugdboekenserie hervat die in 1998 begon met Hoe overleef ik mijn vakantie? Daarin maakten we kennis met de bijna-puber Rosa van Dijk, die op een saaie vakantie moet dealen met gescheiden ouders en een stomme stiefvader.
Er volgden nog vijftien delen, waarin de heldin onder meer de brugklas, haar eerste zoen, een gebroken hart en zichzelf overleeft. Oomen won vele prijzen met de serie.
In Hoe overleef ik alles wat ik niemand vertel? is Rosa midden twintig – net als veel van Oomens vaste publiek – met alle leeftijds- en generatieperikelen van dien. Het nieuwe boek verschaft de vertrouwde survivaltips, die Oomens jonge lezers destijds hun schooltijd door sleepten.
Dat Oomen Rosa en haar vrienden weer wakker kuste, kwam eigenlijk voort uit een hulpvraag. Begin dit jaar plaatste oud-lezer en twintiger Jurriaan een video op TikTok , waarin we hem met een bedrukt gezicht in de trein zien zitten. ‘Wanneer dropt francine oomen een boek om periode na afstuderen te overleven??’ schreef hij erbij.
De video ging viral en Oomen, die het al langer opviel dat de generatie van haar eigen jongvolwassen kinderen met zo veel psychische klachten kampt, zag het als een teken. Ze postte een oproep op TikTok. Binnen een dag had ze bericht van 4.500 jongeren die wel ‘koffie of een biertje’ met haar wilden drinken om te praten over waar ze tegenaan lopen in deze levensfase. ‘Ik heb binnen 24 uur een enorm sociologisch onderzoek in mijn mailbox gekregen’, vertelde ze bij Khalid & Sophie.
Dat ‘enorme sociologische onderzoek’ was de reden dat ik Oomen bezocht op haar boerderij in Noord-Holland. Ik was benieuwd naar haar indruk van de generatie die in de media voortdurend als psychisch ongezond wordt afgeschilderd, of anders wel zwaar gestrest.
De balans maakte Oomen zelf al op in een podcast, waarin ze in gesprek ging met de jongeren die haar schreven. Die gesprekken dienden als research voor het boek dat er nu ligt.
Het was een hels karwei om uit de duizenden openhartige berichten die ze kreeg te selecteren, vertelt Oomen. Om een overzicht te krijgen, maakte ze in haar werkkamer een groot moodboard van wat er allemaal speelt in ‘generatie-Hoe overleef ik’. Daarop staan levenskwesties, zoals ‘verantwoordelijkheden’; maatschappelijke thema’s zoals ‘de wooncrisis’, en ook wel wat klinische termen: ‘depressie’, ‘DSM-labels’, ‘burn-out’.
Wat viel je het meest op uit al die reacties?
‘Een grote plek op het moodboard was voor eenzaamheid, dat liep als een soort onzichtbare rode lijn door veel berichten heen. En ik merkte ook al snel op dat deze generatie eigenlijk niet goed geleerd heeft hoe ze met elkaar kunnen praten over hele kwetsbare zaken.’
Psychologisch vakjargon vliegt je om de oren, maar er bestaat een gelaagdheid in hoe we die dingen bespreken
‘Heel veel mensen die reageerden, merkten na hun middelbare school bijvoorbeeld dat hun vriendenkring uit elkaar viel. Ze moeten vaak ergens anders opnieuw beginnen en missen een soort inbedding. Zeker als je ouders alles voor je deden – al is dat lang niet altijd het geval.’
‘Die veilige bedding voelt ver weg voor veel mensen die recent zijn uitgevlogen. Daar is natuurlijk ook de coronapandemie overheen gekomen. En sociale media wekken weliswaar de suggestie van gemeenschap, maar leveren dat in wezen niet. Het is geen voedende manier van contact. Eerder zuigend.’
In het nieuwe boek treffen we de hoofdpersoon Rosa ook nogal geïsoleerd. Haar moeder is overleden, ze heeft geen contact meer met haar vrienden, ze is gestopt met studeren en ze heeft een eetstoornis.
‘Ja, dat is toch vaak wat er gebeurt als mensen het moeilijk hebben, ze isoleren zichzelf. Dat is een overlevingsstrategie die ik ook zelf goed ken, when the shit hits the fan, dat je het heel moeilijk vindt om uit te reiken. En zeker als dat samenvalt met zo’n periode waarin je geacht wordt voor jezelf te gaan zorgen. Er zit ook heel vaak schaamte bij, en angst voor afwijzing.’
‘Die maken dat als er moeilijke dingen gebeuren, je geneigd bent er niet aan te willen denken. Dat is hoe de generaties voor ons het altijd hebben gedaan: vooral wegduwen, niet over praten. En ik denk dat nog steeds veel mensen de tools missen om te praten over wat pijnlijk is.’
Grappig, mijn indruk is juist dat gen Z en millennials niets anders doen dan praten over psychische problemen. De psychologische geletterdheid lijkt me enorm gegroeid als je het vergelijkt met jouw generatie.
‘Je kunt praten en praten. Jij bent misschien iets ouder, maar wordt er in jouw vriendenkring ook gepraat over de serieus kwetsbare dingen? De jeugddingen? Dat je vader dronk, bijvoorbeeld? Dat je moeder je heeft geslagen? Dat je bent misbruikt? Ik bedoel de écht pijnlijke, diepe dingen.’
Eh…
‘Je kunt praten over je symptomen. Dus: “Ik ben depressief, ik ben dit, ik ben dat. Ik kan niet meer werken. De druk is zo hoog. Ik heb een burn-out.” Dat is iets anders, snap je? Ja, het psychologische vakjargon vliegt je tegenwoordig om de oren, maar er bestaat een gelaagdheid in hoe we die dingen bespreken. En tot diepere lagen dringen we vaak nauwelijks door in het gesprek dat we voeren.’
Bedoel je dat het gesprek over geestelijke gezondheid te veel gericht is op symptomen, in plaats van op onderliggende verklaringen?
‘Een mooi voorbeeld vind ik een van mijn podcastgasten. Die zat thuis met een burn-out, grote problemen. Ze zat in een begeleidingstraject waarin ze allerlei tips kreeg om ervoor te zorgen dat ze haar grenzen niet meer overschrijdt. Tijdmanagement, mindfulness, weet ik wat allemaal.’
‘Maar niemand vraagt: waarom krijg je een burn-out? Ja, je werkt te hard, tuurlijk. Of: je kan geen nee zeggen. Dat hoor je wel. Maar waarom krijgen sommige mensen een burn-out en anderen niet? Als ik daarop écht doorvraag, dan kom ik erop uit dat zo’n gedragspatroon van geen ‘nee’ kunnen zeggen, van ontzettend je best doen en je heel erg op een ander instellen in het geval van mijn podcastgast voortkomt uit haar jeugd. Toen ze zes was, verloor ze een ouder zusje. Het gezin kreeg het verschrikkelijk moeilijk, haar ouders waren diep in rouw, en zij ging noodgedwongen compenseren: haar best doen voor twee en haar eigen behoeften negeren.’
Het klinkt bijna als een soort therapiesessie tussen jullie.
‘Ik kan het gewoon niet laten om door te vragen. En ik heb ook een soort intuïtie als ik weet van: nee, er zit iets anders achter. Dat bedoel ik dus met “je kunt praten en praten”. Zij is in therapie geweest, maar niemand had die connectie met haar verleden gelegd. Niemand zag dat zo’n gedragspatroon er al heel jong ingeslopen is.’
‘Want zij dacht: “Ik ga papa en mama niet lastigvallen. Ik word gepest op school, maar dat ga ik niet zeggen, want dan gaan ze zich daar zorgen om maken.” Ik ben ervan overtuigd dat je vatbaarheid voor iets bijna altijd stamt uit datgene wat er in je jeugd gebeurd is.’
Deze manier van kijken, waarin je het kind in jezelf als het ware leert horen, staat ook centraal in je graphic novel. Je bent op relatief late leeftijd tot zulk zelfonderzoek gekomen, waarom duurde dat zo lang?
‘Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in psychologie, maar ik heb me heel lang vooral gericht op het proberen te begrijpen van anderen. Dat is ook een overlevingsstrategie: je blik richten op een ander en niet op jezelf. Ik was altijd degene die vragen stelde, die geïnteresseerd was. Ik ben degene geweest die de Hoe overleef ik-boeken geschreven heeft om jongeren te helpen.’
‘En ik heb altijd keihard gewerkt, 140 boeken geschreven. Ook dat is een vorm van weglopen die ik me tot de overgang kon permitteren.’
Wat gebeurde er toen?
‘Je zou het een tweede puberteit kunnen noemen. Datgene wat ik vroeger moeiteloos kon, dat keiharde werken, dat ging steeds moeilijker. Ik heb een slavendrijver in me, een keiharde innerlijke criticus en een perfectionist. Ik noem haar Tang. Dat maakte dat ik rond de overgang helemaal kapotgewerkt was. ’
Je kreeg een burn-out?
‘Ik wil het geen burn-out noemen. Die populistische term bevalt me niet en past eigenlijk niet bij mijn arbeidsethos. Maar ja, mijn batterij was op. Ik was 52 en ik vond er geen bal meer aan om mezelf te zijn. Ik kreeg breinblubber, kon niet meer nadenken. Heel frustrerend. En tegelijkertijd maar doorbikkelen, want je moet, je moet, je moet. Ik stond helemaal bol van de deadlines. Ik had een tijdschrift, ik had optredens, ik produceerde meerdere boeken per jaar.’
‘En toen kickte een writer’s block in. Het was een crisis, dat is volgens mij wat we bedoelen als we het over burn-out hebben: een teken dat je zo niet verder kunt, dat je naar jezelf moet kijken.’
Was het onder de jongeren die je sprak ook een veelgehoorde diagnose?
‘Depressie, burn-out, angst, ja, een heel spectrum aan klachten die klinisch vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn, maar toch gediagnosticeerd worden. Ik vond het schokkend hoeveel van de jongeren die ik sprak een DSM-diagnose hadden of er met smart op zaten te wachten. Want zonder diagnose krijg je in Nederland geen zorg vergoed in de ggz.’
Er moet een soort revolutie plaatsvinden
‘Het kwalijke daarvan vind ik dat die diagnoses en het verhaal dat daarbij hoort, stimuleren om in die bovenlaag van symptomen te blijven hangen en niet te kijken wat daaronder ligt. Dat bijvoorbeeld behalve jijzelf ook je vader en opa depressief waren, wordt dan gelezen als een genetisch, neurologisch defect, zonder te vragen: waarom was je opa depressief? Wat gebeurde er in zijn leven?’
‘Het is zo vaak ongeadresseerd en onverwerkt trauma, dat van generatie op generatie wordt doorgegeven. Als dat ongeadresseerd blijft, kun je aan de gang blijven met symptoombestrijding in de ggz, maar je zult niet verder komen.’
Ik wilde je vragen of je vindt dat iedereen baat zou hebben bij therapie. Maar je hebt geen hoge pet op van de ggz, begrijp ik.
‘Wat mij betreft moet er een nieuwe ggz komen. Ik denk zeker niet dat alles wat ze daar doen slecht is, maar ik hoor van te veel mensen dat ze van de regen in de drup raken binnen dat systeem. Het is te gemedicaliseerd en geprotocolleerd, iedereen moet na tien sessies weer buiten staan. Dan gaat het misschien even beter, maar als je het onderliggende probleem niet aanpakt, sta je na een tijdje weer op de stoep bij zo’n instelling.’
Je podcast en je boek, waarin Rosa samen met haar vrienden haar verleden aankijkt, lijken te suggereren dat we met de juiste kennis ook elkaars therapeuten kunnen zijn?
‘Ik denk dat dat kan. Het is mijn andere stokpaardje op het moment: het onderwijs moet veranderen, zodat kinderen vanaf groep 1 leren hoe je omgaat met je emoties. Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik? Hoe handel ik conflicten af? Eigenlijk gewoon zelfkennis, zelfontwikkeling.’
‘Want ons hele schoolsysteem is een soort van dinosaurus, alleen maar geënt op cognitie en prestatie. En niet op wie jij bent, waar je gelukkig van wordt en hoe je jezelf kan ontplooien.’
Het is een veelgehoorde klacht over het onderwijs: de emotionele ontwikkeling ontbreekt. Maar er zijn ook mensen die zeggen: dit is een taak van opvoeders, niet van onderwijzers.
‘Je moet het van je ouders krijgen, maar wat als je het daar nou niet krijgt? En eigenlijk zijn deze fundamentele dingen, ook over hoe trauma werkt, bij de meeste mensen totaal onbekend.’
‘Dat is die psycho-educatie, dat je met elkaar een “taal” leert. En leert hoe je conflicten oplost, hoe je jezelf kunt begeleiden en elkaar kunt bevragen. Ik denk dat dat op de lange termijn ontzettend veel zou schelen. Ten eerste in de kas, want deze problematiek kost de samenleving natuurlijk klauwen met geld. Maar ook in het welzijn van de mensen.’
‘Er moet een soort revolutie plaatsvinden.’
De verschijning van dit nieuwe boek laat zien dat je onder je lezerspubliek een soort goeroestatus verworven hebt. Ze zien je als een wijze. Hoe voelt die rol?
‘Eh… Daar heb ik eigenlijk geen antwoord op. Dit is gewoon wat ik doe, en ik doe mijn best. Ik doe mijn eigen werk, dat is niet makkelijk. En omdat ik kan schrijven en tekenen, kan ik het ook teruggeven aan de wereld.’
‘Ik ben gewoon iemand die… weet ik veel. Zeg jij het maar. Ik ben geen wijze.’
Dat haar lezers daar anders over denken, blijkt opnieuw op de boekpresentatie in een overvolle Lutherse kerk, een paar dagen nadat Oomen en ik elkaar spreken. Daar heerst een, tja, bijna kerkelijk gemeenschapsgevoel onder de vele zachtmoedige twintigers. Er wordt gezongen, er worden openhartig problemen gedeeld en steun uitgesproken. Half grappend wordt gerept van een Hoe overleef ik-kamp in de toekomst.
Na afloop verdringen de fans zich rond de schrijver voor een persoonlijke opdracht in hun boek.
Na ons gesprek op haar boerderij, herinner ik me ineens, vroeg Oomen me om de recorder toch nog even aan te zetten. Ze heeft bij nader inzien nog wat te zeggen over die goeroe-vraag.
‘Wat ik hoop te doen, is de innerlijke goeroe activeren. Ik denk dat we die wijsheid allemaal bezitten, maar dat het er een beetje uitgeprogrammeerd is. Dat is wat ik wil: zelfvertrouwen geven. Je hebt mij helemaal niet nodig.’