Tien jaar schrijven over mensen: we zijn magisch als we ons in elkaar verplaatsen

Journalistiek is controle van de macht, het verslaan van belangrijke gebeurtenissen, het voeden van het publieke debat. En bovenal: nieuwe dingen leren over de wereld om ons heen. Daarom maken correspondenten de balans op: wat hebben ze geleerd na tien jaar De Correspondent? Vandaag: Vera Mulder, correspondent Emotie.
Er was eens Het Beste Verhaal Ooit. De verteller had krullen waar de zon doorheen komt maar een kam niet, twee geschaafde knieën en precies één sproet, op haar wijsvinger. Ze holde over het plein van het kinderdagverblijf, ik ging op mijn hurken, en toen ze bij me was sloeg ze haar armen van fluweel om mijn nek en zei:
‘Huilen, water, nat.’
En zo vertelde mijn dochter (1) me haar eerste verhaal. Ooit! Ik realiseerde het me pas toen de juf even later samenvatte hoe hun dag was geweest: het was heet, kinderen speelden met een tuinslang, mijn dochter kreeg de straal in haar oog. Huilen, water, nat.
Het was niet het mooiste dat ik haar ooit hoorde zeggen; dat was haar eerste ‘houdoe’. Of het schattigste; ze weet niet hoeveel nana’s een anananananas precies heeft. Toch viel op de fiets naar huis een trotse traan in haar krullendos. Omdat ze me niet had verteld welk kind die tuinslang op haar gericht had – mijn dochter is geen snitch. Maar vooral omdat ze nu, een paar maanden nadat ze voor het eerst ‘ma’ en ‘ma’ aan elkaar plakte, iets had meegemaakt, onthouden én overgedragen.
Met drie woorden had ze me getuige gemaakt van haar herinnering, deelgenoot van haar gevoel. Ze had een beeld geschetst dat zonder haar niet bestaan had. Ze had een van de meest magische menselijke ervaringen vrijgespeeld en me onbewust nog eens gewezen op wat schrijven het mooiste vak ter wereld maakt: dat je erin kunt ontdekken hoe de wereld voor een ander is.
Precies dat mag ik al tien jaar (een derde van mijn leven!) doen voor De Correspondent. En ik denk dat het gelijk de enige rode draad is die door mijn correspondentschap loopt.
Honderden mensen vertelden me hun verhaal en zetten daarmee deuren open die daarna nog maar moeilijk dichtgaan. Zoals hoe het is als je jong bent, lijdt en wilt beslissen over je eigen dood. Hoe het is om op straat te leven, of in een commune die niks (meer) met de rest van de maatschappij van doen wil hebben. Hoe het is om een orgaan te doneren aan een wildvreemde, of groot fan te zijn van koikarpers en siergarnalen. Hoe het is om als man seksueel grensoverschrijdend gedrag door vrouwen mee te maken, of wat het betekent om trots te zijn op je armoede.
Ik was 23 jaar oud toen ik bij De Correspondent begon. Nu ben ik 34. In die jaren leerde ik dus… nou ja, alles. Maar er zijn een paar mensen in het bijzonder die me, als journalist en (aspirant-)volwassene, de afgelopen tien jaar hebben beïnvloed. Omdat hun verhalen bij uitstek de waarde van verhalen vertellen laten zien: voelen hoe het voor een ander is. Een top zeven, want waarom ook niet?
1. Tamara, die met haar gezin in de daklozenopvang woonde
Tamara was de eerste persoon die ik sprak, voor mijn eerste verhaal voor De Correspondent. Het verhaal van haar gezin – zij was erotisch model, hij betontimmerman, ze hadden drie kleine kinderen, er was geldpech – liet zien hoe simpel het ook in Nederland kan zijn om het dak boven je hoofd te verliezen. Hoe allesvernietigend de gevolgen, en soms ook: hoe overweldigend de liefde van andere dak- en thuislozen, hulpverleners en bestuurders die je dan tegenkomt.
2. Bernhard, de kermispriester
De kermis is mijn favoriete plek op aarde en de exploitanten die hem bouwen zijn het meest oprechte en gepassioneerde volk dat ik heb ontmoet. Families die onvermoeibaar kathedralen van vertier bouwen, elke week op een ander dorpsplein, zodat mensen elkaar kunnen ontmoeten en ontspannen – terwijl het bestaan als kermismens zelf juist steeds grauwer wordt.
In tijden van nood richten zij, en ook de circusmensen en binnenvaartschippers, zich tot de enige priester die ik ooit het woord ‘lullen’ in de mond heb horen nemen: Bernhard van Welzenes. Deze aalmoezenier, die liever poetst dan lult, predikt dat de essentie van geloof is om te helpen. De rest is ruis.
3. Yvette, sekswerker en activist
Sekswerkers oefenen het oudste beroep ter wereld uit en tóch hebben ze in Nederland een slechtere positie dan andere arbeiders. Dagelijks worstelen ze met vooroordelen en regels die voor anderen niet gelden. Sekswerker en activist Yvette Luhrs leerde me hoezeer dit samenhangt met hoe we seks zien, hoe we vrouwen zien, hoe we onze lichamen zien – en hoe hardnekkig en onzinnig die denkbeelden eigenlijk zijn.
Door de gesprekken die ik met haar had, kwam ik later onder meer uit bij drie moeders die sekswerk doen, en die vertelden hoe het is om als ouder zo’n gestigmatiseerd beroep te hebben. Daarna volgde ik seksverzorgenden en hun cliënten, wier contact broodnodig is maar ergens tussen legaal en illegaal in zit want… is dit nu zorg? Of sekswerk? En waarom maakt dat zo veel uit?
4. Helen, die haar zoon verloor aan een corrupt gevangenissysteem
Helens zoon, hij schreef muziek, was 22 toen hij werd vermoord in een gevangenis in Los Angeles. Hij werd doodgeslagen door een cipier. Zijn lichaam werd opgehangen en de gevangenis probeerde zijn dood te framen als suïcide. Zijn moeder, Helen Jones, kreeg alle details over zijn dood boven water, won een rechtszaak tegen de politie en helpt nu andere gezinnen met kinderen die zijn omgebracht door corrupte of racistische agenten en cipiers. Ze werkt daarvoor samen met activisten van Black Lives Matter, die ik in 2017 volgde in LA.
Een jaar eerder sprak ik in Nederland een van de oprichters van Black Lives Matter, Patrisse Cullors, over hoe de beweging strijdt voor gelijkheid en hoe die strijd ons allemaal aangaat. Haar adviezen van toen blijven gelden: erken je privilege en zet die macht in tegen ongelijkheid. Want institutioneel racisme is net zo goed een Nederlands probleem.
5. Cor en Ans, die zestien pubers in huis namen
There’s two sides to every story, en meestal zijn het er nog veel meer. In 2020 kreeg ik de kans om op te trekken met álle leden van een gezinshuis; waarin ouders professioneel pleegkinderen grootbrengen – naast hun eigen kinderen dus. Gezinshuisouders Cor en Ans vertelden hoe en waarom ze dat doen. Hun twee biologische dochters vertelden hoe het is om je ouders te delen met zestien pleegkinderen. Dion, een van die pleegkinderen, vertelde hoe het is om niet bij je eigen ouders op te groeien. Dions moeder Miranda vertelde over haar eigen traumatische jeugd, hoe het kwam dat zij haar zoons moest afstaan en hoe het leven er sinds die tijd uitziet.
Volgens Martine Noordegraaf, die onderzoek doet naar gezinsconstructies zoals die van Cor, Ans en alle mensen om hen heen, zou in hun aanpak weleens dé oplossing voor een betere jeugdzorg kunnen zitten. En God weet dat we die nodig hebben.
6. Mijn aanrander
Het meest persoonlijke, particuliere verhaal dat ik voor De Correspondent schreef, bleek het meest gemeenschappelijke dat ik ooit publiceerde. Ik werd aangerand. De man die het deed, had steeds een andere gedaante (gymdocent, man op perron, fysiotherapeut) maar toen ik over hem sprak, met mijn moeder, met vriendinnen en later met honderden vrouwen die het stuk hadden gelezen, bleken we hem allemaal te kennen.
7. Iemand die ik niet ken
Hiphop en hoempapa, darts, drag en driedubbele alliteraties: tien jaar aan Corrie-stukken schetsen een redelijk accuraat beeld van mijn hart. Het meeste van al in mijn serie ‘Iemand die ik niet ken’, die ik sinds de eerste dag van De Correspondent schrijf en waarin ik mensen portretteer van wie ik niets weet.
Ik vind weinig zo vet als mensen die elkaar nog nooit hebben ontmoet, en die dan plotseling met elkaar te maken krijgen. De interactie die dan ontstaat – bij de drogist, op de parkeerplaats, in de Break Dance, op restaurant, bij de friettent, langs het zwembad van het all-inclusive resort – vormt hoe we naar onszelf en naar elkaar kijken. We vergeten ze vaak net zo makkelijk als ze ontstonden, dus schrijf ik ze op.
Door één persoon die ik niet kende, weet ik nu hoe liefde op het eerste gezicht eruitziet (grijze joggingbroek, grote handen). We gingen samen zijn Syrische roots achterna. Kwamen bijna om het leven in een B&B in Wallonië. Werkten onszelf ongenadig in de nesten door illegaal ui te bakken in Frankrijk. En er was die keer dat we de kaasplank bestelden in een duur restaurant, daar niet chic genoeg voor werden bevonden door de ober, en een paar blokjes jonge kaas met prikkers erin kregen.
Die man, die ik ooit niet kende? Zijn verhaal werd mijn verhaal, werd ons verhaal, werd haar verhaal, werd Het Beste Verhaal Ooit.
‘Huilen, water, nat.’