Met utopieën bouw je geen schone staalfabrieken
Partijen denken te weinig na over de uitvoerbaarheid van hun klimaatplannen. Stevige ambities zijn mooi, maar wie doet wat aan de personeelstekorten, het overvolle stroomnet en de stroperige bureaucratie?
Waarom beloven de politieke partijen ons deze verkiezingen zo veel dingen die niet kunnen?
Alle rechtse partijen doen in hun verkiezingsprogramma voorstellen die regelrecht in strijd zijn met de rechtsstaat.* Ze dreigen moslims te discrimineren (VVD), willen etnisch profileren (JA21) en vluchtelingen weigeren (NSC) – dingen die niet kunnen zolang Nederland een land van wetten is. Iets wat de law & order-partijen doorgaans zeggen te waarderen.
Maar het zijn niet alleen rechtse partijen die het moeilijk vinden om hun wensenlijst te laten corresponderen met de werkelijkheid. Op het hele politieke spectrum worden onwerkelijke plannen gesmeed. Kijk maar wat de partijen willen met de verduurzaming van ons land.
Kan de energietransitie nog meer ambitie verdragen?
Het is al lang en breed bekend dat de energietransitie in Nederland tegen enorme praktische obstakels aanloopt. Een vergunning voor een groen project binnenhalen duurt veel te lang, projecten liggen stil omdat er te weinig ‘stikstofruimte’ is, het elektriciteitsnet is vol en de personeelstekorten zijn gigantisch.
Politici weten dit. De kranten staan er vol mee, het parlement buigt zich geregeld over actieplannen, en als je de noodkreten uit het bedrijfsleven over deze problemen zou printen, kun je er een schone staalfabriek van papier-macheeën.
Toch presteerden veel partijen het om deze problemen bij het schrijven van hun verkiezingsprogramma te negeren – of er zelfs een schepje bovenop te doen.
Waar je dat allereerst aan merkt zijn de klimaatambities in hun programma’s. Het spreekt voor zich dat ambitie belangrijk is, maar als het om klimaatbeleid gaat loopt dat nu uit op een potje ‘noem het stoerste jaartal’. Gaat de VVD voor 55 procent minder CO2-uitstoot in 2030? Dan kiest D66 voor 60 procent en doet GroenLinks-PvdA daar nog eens vijf procent bij.
Het spreekt voor zich dat ambitie belangrijk is, maar als het om klimaatbeleid gaat loopt dat nu uit op een potje ‘noem het stoerste jaartal’
En wanneer we klimaatneutraal willen zijn? Net als Volt gaat de duopartij van Timmermans voor nul in 2040 (tien jaar eerder dan de VVD). Dat is al héél ambitieus, maar op de partijbureaus van BIJ1 en de Partij voor de Dieren moeten ze gedacht hebben dat je pas echt om het klimaat geeft als je nóg verder gaat. Zij spreken zich uit voor netto nul uitstoot in 2030. Over zeven jaar. Nederland heeft dan ook ‘een volledig circulaire economie’, schrijft de Partij voor de Dieren in haar programma.
Prachtig zou dat zijn, maar erg realistisch is het niet. We komen handen en kabels tekort. Er staan nu al tienduizenden vacatures in de techniek open (iets waar de PvdD weinig aan doet). Fabrieken moeten nu al jarenlang wachten op nieuwe stroomaansluitingen (die ze nodig hebben om te verduurzamen). Alleen daarom is het nu al praktisch ondoenlijk om in 2040 helemaal niets meer uit te stoten (wat de industrie volgens huidig Europees beleid wel moet).
De Partij voor de Dieren sluit ook nog eens tal van technieken uit: geen nieuwe kernenergie, geen CO2-opslag, geen biomassa. Windmolens mogen nog wel, maar pas na een strengere – en dus meer tijdrovende – toets op gevolgen voor de natuur.
Hoe de partij het eigen klimaatdoel dan toch wil halen? Meer zonnepanelen op daken, ‘stoppen met de wegwerpmaatschappij’ en in 2030 bijna half zoveel energie gebruiken als nu. Als de Partij voor de Dieren zichzelf nog steeds louter als radicale aanjager ziet, dan hoeven we het niet te hebben over het realiteitsgehalte van deze voorstellen. Maar de PvdD is volgens peilingen straks de zevende partij* en naar eigen zeggen niet vies van regeringsdeelname.* Dat brengt verantwoordelijkheden met zich mee. En dan was het eerlijker geweest toe te geven dat de PvdD juist kiest voor een langzamere energietransitie.
Vertraging is namelijk het gevolg van de keuzes die de PvdD maakt: extra voorwaarden aan windmolenvergunningen, geen diepzeemijnbouw, geen zonneparken op landbouwgrond, en minder hamlapjes, zonnepanelen en elektrische auto’s uit landen die slecht omgaan met mensenrechten. Stuk voor stuk verdedigbare politieke keuzes, maar ze stroken niet met de wens om al in 2030 klimaatneutraal én circulair te zijn.
Het punt is dat iedere maatregel kosten, bijwerkingen en nadelen met zich meebrengt – maar in hun programma’s doen te veel partijen alsof de overheid alles tegelijk kan, soepeltjes en sneller dan het licht. Hadden ze niet kunnen erkennen dat het opschrijven van nog hogere ambities niets helpt, zolang de uitvoering van reeds gestelde doelen stokt?
Partijen zien tekorten wel, maar doen te weinig
Het is niet zo dat politieke partijen helemaal blind zijn voor de actuele problemen. Zo willen vele het aantrekkelijker maken om een mbo-opleiding te volgen, wat nodig is vanwege de personeelstekorten in de techniek. Dat doen ze bijvoorbeeld door het lesgeld af te schaffen voor ‘tekortberoepen’ (VVD, SP en Volt) of een bonus te geven aan studenten die hun mbo-diploma halen (o.a. D66, Denk en 50Plus).
Tegelijkertijd komen er in de sectoren techniek, bouw en energie de komende jaren bijna 150.000 nieuwe vacatures bij. Daarom blijft het tekort aan technici ‘tot en met 2030 zeer fors’, zelfs als meer jonge Nederlanders een praktische opleiding gaan volgen.
Komen de partijen dus met onorthodoxe maatregelen om dit probleem te tackelen? Nee. Alleen D66, Volt en BIJ1 durven een pleidooi te houden voor meer legale arbeidsmigratie. GroenLinks-PvdA wil onder voorwaarden ‘kijken’ naar tijdelijke werkvisa voor legale migranten, de PvdD wil dit ‘onderzoeken’. De (centrum)rechtse partijen erkennen wel het belang van arbeidsmigratie voor de economie, toch willen ze er vooral meer ‘grip’ op – niet meer van.
Daarmee accepteren ze blijvend hoge personeelstekorten en dus vertraging van de energietransitie die ze zeggen te willen versnellen.
Ook stikstof vormt een horde – en de partijen nemen die niet weg
De gebrekkige realiteitszin blijkt ook uit hoe partijen kijken naar de verhouding tussen de klimaat- en de biodiversiteitscrisis – problemen die even urgent zijn, maar die in de praktijk soms botsen door jarenlange nalatigheid van de staat. Zo zijn volgens Netbeheer Nederland bijna drieduizend projecten* om het net uit te breiden (ernstig) vertraagd door een tekort aan ‘stikstofruimte’. * Natuurbeschermingswetten pakken dus vertragend uit voor de energietransitie, terwijl verduurzaming van de energievoorziening meestal óók leidt tot minder stikstof en dus goed is voor de natuur.
Rutte IV liet deze situatie voortbestaan: het kabinet zorgde nauwelijks voor dalende stikstofuitstoot en regelde wel stikstofvoorrang voor woningbouw, wegenbouw en landbouw,* maar niet voor de energietransitie.
De politieke partijen hádden daarom in hun programma’s vrijstellingen kunnen bepleiten voor projecten die meer stikstofreductie opleveren dan ze tijdens de bouw uitstoten. Alleen GroenLinks-PvdA en Volt presteerden het om dat daadwerkelijk te doen. Andere partijen willen energietransitieprojecten voortaan voorrang geven bij het verdelen van stikstofruimte.
Dat maatschappelijke belangen, waaronder het klimaat, ook voorrang moeten krijgen bij de toekenning van nieuwe stroomaansluitingen, staat dan weer wel op de radar van partijen op links en rechts. Maar dát heeft minister Rob Jetten van Klimaat & Energie al geregeld.* Zoals wel meer van Jettens verdiensten heeft niemand het door – wie in stilte vooruitgang boekt, wordt zelden beloond.
Waarom blijft de uitvoering zo onzichtbaar?
Natuurlijk: verkiezingen zijn er ook voor de vergezichten. Je wilt horen waar de partijen voor staan en waar ze van dromen, en het is mooi dat het klimaatdebat minder technocratisch wordt omdat partijen nu bijna allemaal een volwassen visie hebben op het hoe en waarom van klimaatbeleid.
Maar politieke performance art* is geen alternatief voor technocratie. Dit is de tijd voor radicale toewijding aan een eerlijke en snelle uitvoering van eerder gestelde doelen. Laat politici hun dromen binnen de perken van het mogelijke formuleren: dan weten wij tenminste dat we stemmen op voorstellen die werkelijkheid kunnen worden.
Nee, je kunt er niet op rekenen dat zulke mogelijkheidshygiëne later wel plaatsvindt. In regeerakkoorden en wetsvoorstellen staan net zo goed luchtkastelen; reden om voortdurend op de uitvoerbaarheid van politieke plannen te letten, óók in verkiezingstijd.
Laat politici hun dromen binnen de perken van het mogelijke formuleren: dan weten wij tenminste dat we stemmen op voorstellen die werkelijkheid kunnen worden
De oproep om de uitvoering serieuzer te nemen is allesbehalve nieuw. Na de Toeslagenaffaire en jarenlange problemen bij uitvoeringsinstanties zou de politiek veel meer op de uitvoering en de uitvoerbaarheid van beleid gaan letten.* Dat was onderdeel van de ‘nieuwe bestuurscultuur’ waar het de afgelopen jaren steeds over ging. Er kwam een parlementair onderzoek naar de uitvoeringsinstanties;* het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) riep de overheid op te investeren in het eigen probleemoplossend vermogen;* wetgeving zou minder complex worden en de Raad van State riep de overheid op duidelijker te maken wat zij wel en niet kan.
Dit alles was bedoeld om teleurstelling bij inwoners te voorkomen. En wat doen de politieke partijen? Die duwen er nog altijd über-complexe wetgeving doorheen, zelfs als duidelijk is dat de uitvoering daarvan waarschijnlijk een ramp wordt (Omgevingswet).* En die schrijven partijprogramma’s vol met grote ambities, zonder daarbij afdoende aan te geven hoe ze daar uitvoering aan willen geven.
‘Partijen benoemen bijvoorbeeld dat de personeelstekorten in de zorg en het onderwijs veel aandacht verdienen, maar verbinden daar geen consequenties aan’, zei SCP-directeur Karen van Oudenhoven bij Nieuwsuur.* ‘Alleen maar mooie dingen beloven is niet waar kiezers op zitten te wachten. Burgers zijn niet achterlijk. Ze willen een kabinet dat de problemen oplost.’
Perfecte oplossingen bestaan niet
Uiteraard zal iedere campagnestrateeg het zijn of haar lijsttrekker afraden telkens te benadrukken wat hij, of wat de overheid, níet kan. Omtzigt had het daar aan het begin van zijn campagne nog wel over. Goed bestuur betekent ook dat je naar jezelf kijkt en zegt ‘wat je wel en niet kunt’, zo temperde hij de verwachtingen.* Niet veel later kwam hij met een migratiesaldo dat pertinent onuitvoerbaar is – en hield hij daaraan vast toen hij erop bekritiseerd werd.
Er zijn vier partijen die niet alleen grote ambities hebben op klimaat en energie, maar ook stevige en realistische maatregelen voorstellen om die plannen waar te maken. Dat zijn D66, GroenLinks-PvdA, ChristenUnie en Volt. Zij zíen niet alleen dat de energietransitie stokt op personeel, een vol stroomnet, en slome vergunningsverlening, zij dóen er ook wat aan. D66 gaat het verst.
Lopen deze partijen dan helemaal niet tegen uitvoeringsproblemen aan? Toch wel, maar anders. Geheel in lijn met de wet van behoud van problemen waarschuwt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat de landbouw- en natuurplannen van D66, GroenLinks-PvdA en Volt de overheid voor ‘grote [nieuwe] uitvoeringstaken’ stellen. Dat is een rechtstreeks gevolg van het feit dat zij op die onderwerpen ingrijpende plannen hebben. Hun binnenlandse ambities kunnen bovendien het perverse effect hebben dat vervuilende economische activiteiten zich verplaatsen naar andere landen.
Geen enkele partij doet het dus perfect, qua uitvoering. Daarom is het verstandig twee dingen te doen: niet alleen over uitvoering praten als dingen mis gaan, maar de hele tijd. En partijen belonen die zichtbaar op zoek zijn naar het juiste midden tussen utopie en realiteit, tussen ambitie en uitvoering, tussen het streven naar verandering en het erkennen van de weerbarstige werkelijkheid.