Treuren om de doden die op ons lijken
Een stuk in De Volkskrant greep me pas echt bij de keel. Het begon met de foto: een selfie van Karlijn Keijzer (25) en Laurens van der Graaff (30). Twee stralende gezichten, een blonde jongen en een meisje met krullen, net voordat ze het vliegtuig instapten. Ik las dat ze elkaar hadden ontmoet bij roeivereniging Skøll. Dat hij had geschreven voor Propria Cures, het onvolprezen studentenblad, en dat zij al aan haar promotie was begonnen in de Verenigde Staten.
En dat ze stapelgek waren op elkaar.
‘Ze zullen altijd die enorm verliefde, niet van elkaar afblijvende, bom geluk blijven,’ zo werd een vriend geciteerd. Is het niet hypocriet, dacht ik nog, dat mijn ogen nu vochtig worden maar ik het stuk over de wreedheden in Irak op pagina zeventien oversla? Meestal stoor ik me er zo aan. ‘Twee Nederlanders omgekomen voor de kust van Nigeria,’ lees je dan, terwijl er een boot vol is gezonken.
Maar mensen zijn beperkte wezens. We geven meer om mensen op wie we lijken. Dezelfde taal, hetzelfde uiterlijk, dezelfde omgeving. Ik ben ook blond, zat ook bij een studentenvereniging, ontmoette ook een meisje met mooie krullen en had maar wat graag voor Propria Cures geschreven. Zelfs dieren vind ik het leukst als ze op me lijken. Een hond is pas echt schattig als hij op twee poten staat en je de hand schudt.
Mensen zijn geen machines voor wie ieder leven evenveel waard is
Moeten we ons niet meer zorgen maken over de mensheid, in plaats van over dat fotogenieke slachtoffer uit ons rijke land? Soms lijkt Nederland een soort Luilekkerland, waar we onze gezapige, verzadigde leventjes leiden zonder zorgen over welke kinderhandjes onze onderbroeken hebben genaaid, welke wapens met ons spaargeld worden gefinancierd en welke mensenrechten er geschonden worden om de toevoer van troep die we niet nodig hebben op peil te houden.
Daar moest ik ook aan denken toen ik in Propria Cures de briljante in memoriam voor ‘LvdG’ las. ‘Voor mensen die Laurens kenden was het geen verrassing dat er een luchtdoelraket aan te pas moest komen om dat machtige lijf van hem tot stilstand te brengen.’ Voor mensen die Nederland kennen zal het ook geen verrassing zijn geweest dat die luchtdoelraket geleverd werd door een bedrijf dat is gevestigd aan de Amsterdamse Zuidas. Zoek het maar op: Jachthavenweg nummer 130.
Die stralende selfie, van een paar uur voor hun dood, had de krant van Keijzers broertje gekregen. ‘Het enige wat ik aan u vraag,’ schreef hij, ‘is dat u laat zien aan Nederland en aan de wereld welke pijn ik, mijn andere zus en mijn ouders nu doormaken. Dit is de pijn van honderden mensen in Nederland.’
En inderdaad: iedereen kent wel iemand die iemand kent. Ik heb me zelden zo Nederlands gevoeld als in de afgelopen dagen. Ik begrijp ook niet waarom er geen nationale dag van rouw is afgekondigd, of waarom dat Crazy Sexy Cool-feest in Rotterdam gewoon nog doorging. Het is tijd om te rouwen, samen, als landgenoten.
Maar is het niet hypocriet om meer te geven om mensen op wie we lijken? Nee. Naastenliefde begint altijd in het klein. Mensen die zichzelf haten, kunnen zich ook niet aan een ander hechten. Mensen die hun familie en vrienden uit het oog verliezen, kunnen al helemaal niet het juk van de wereld dragen. Pas als het kleine op orde is, kan het grote een plek krijgen. Veel van de 193 Nederlandse slachtoffers waren onbeschaamde wereldverbeteraars - aidsonderzoekers, strijders voor mensenrechten. Maar het grootste gat zullen ze achterlaten bij de mensen die het dichtst bij hen stonden.
Het enige wat we misschien nog moeten leren is dit: die vreemde, daar in het puin van Gaza, in de fabrieken van Bangladesh of in de martelkamers van ISIS, lijkt meer op ons dan we zouden denken
Dit is de volgorde: familie, vrienden, collega’s, kennissen, landgenoten, westerlingen en dan pas de wereldbewoners ver weg, wiens taal we niet spreken en wiens leven we niet begrijpen. Het is niet iets om je schuldig over te voelen. Het maakt ons tot mens. We zijn geen machines voor wie ieder leven evenveel waard is. We maken onderscheid, geven betekenis en hechten ons aan wie naast ons staat.
Het enige wat we misschien nog moeten leren is dit: die vreemde, daar in het puin van Gaza, in de fabrieken van Bangladesh of in de martelkamers van ISIS, lijkt meer op ons dan we zouden denken. Als we de vreemdeling leren kennen, zou hij misschien wel onze vriend of vriendin, geliefde of echtgenoot kunnen worden. En we zijn nu al met hem verbonden: wat wij doen in de supermarkt of aan de Zuidas heeft directe gevolgen voor hem, daar ver weg. En vice versa.
Als de aanslag op vlucht MH17 iets duidelijk maakt, dan is het dat hún strijd, de oorlog in Oekraïne, ook de onze is. Wie het kleine wil beschermen, zal de oogkleppen voor het grote moeten afdoen.