Strategisch stemmen: jammer, maar deze keer begrijpelijk
Bij de vorige Kamerverkiezingen verdedigde ik de stelling dat stemmen op een andere partij dan je voorkeur niet slim is. In dit Politiek Dagboek aarzel ik. We kunnen ons niet nog een wereldvreemd uitstelkabinet permitteren.
Strategisch stemmen is jammer. De Tweede Kamerverkiezingen van woensdag zijn de enige echte peiling, waaruit je kunt opmaken welke kant Nederlanders op willen met het land en aan wie zij de sleutels toevertrouwen.
Veel mensen twijfelen nog tussen hun instinctieve voorkeur en een stem op de partij die de grootste kan worden in hun hoek van het electorale slagveld. Om een andere partij de pas naar de top af te snijden. Strategisch stemmen als noodrem.
Wat is ertegen? Strategisch stemmen vertroebelt de uitslag. Als veel mensen het doen, zullen we nooit weten wat de kiezer werkelijk vindt.
Partijen die hierdoor steun mislopen, worden onterecht benadeeld als gevolg van lagere peilingen. Begunstigde partijen gedragen zich naar het misverstand dat zij populairder zijn bij de kiezer dan ze in werkelijkheid zijn. Strategisch stemmen accepteert en versterkt de vertekenende invloed van peilingen.
Zo redeneerde ik in 2017 en 2021.
Dit jaar anders?
Het zijn nog belangrijkere verkiezingen dan anders. Het land heeft te maken met hardnekkige en nieuwe binnenlandse problemen en moet het hoofd bieden aan ontwikkelingen in de wereld die raken aan het voortbestaan van Nederland als zelfstandige, leefbare natie.
Bovendien is door een samenloop van omstandigheden een nieuw politiek speelveld voor de kiezers opengelegd. De komst van nieuwe partijen met een potentieel doorslaggevende rol en het vertrek van de eeuwige premier Mark Rutte, maken dat er geen automatische piloot voor kiezers en politici meer is.
De Kamerverkiezingen 2023 doen ertoe. Vooral nu het na de jaren van uitstel en omtrekkende bewegingen dringend nodig is een aantal slepende probleemclusters effectief aan te pakken. Het niet-oplossen als staande praktijk is een belangrijke oorzaak van het historische vertrouwensverlies in de politiek en politici.
Argumenten tegen strategisch stemmen
Ook in dit nieuwe speelveld zijn de argumenten tegen strategisch stemmen nog steeds van kracht. Wie de voorkeur geeft aan BBB boven NSC, kan beter die stem aan Caroline van der Plas geven dan aan Pieter Omtzigt. Wie geen van beide partijen vertrouwt, zou qua nestgeur uit kunnen komen bij het CDA, om in het stemhokje toch de VVD aan te kruisen uit angst z’n stem weg te gooien. En de partij van Dilan Yeşilgöz daarmee de grootste maken, met meer macht om het eigen programma uit te voeren dan de ware kiezerswil rechtvaardigt.
Stel dat iemand overweegt VVD te stemmen maar bang is dat die partij dit keer met de PVV gaat regeren, dan is een strategische stem op Omtzigts NSC een mogelijkheid – hij heeft samenwerking met de PVV om rechtsstatelijke redenen zo goed als uitgesloten. Omtzigt zal een grotere broek aantrekken dan hij verdient, door zo’n strategische stem op zijn partij.
Wie een progressief kabinet wil, mag verwachten dat GroenLinks-PvdA bij voorkeur zal samenwerken met alle geestverwante partijen. Dus wie zich het meest thuisvoelt bij SP, Volt, Partij voor de Dieren of D66 hoeft niet op Frans Timmermans te stemmen. Dat geeft de krachtverhoudingen binnen een eventuele (centrum)linkse coalitie het zuiverst weer. Maar of links daarmee groot genoeg is om te regeren, is zeer de vraag. Je maakt de kans op een kabinet-Timmermans groter door op hem te stemmen. En neemt die andere linkse ideeën wind uit de zeilen.
Wanneer Timmermans?
Omtzigt heeft zich vooralsnog niet laten verleiden door de lokroep van Frans Timmermans om samen te werken. Hij verkiest een CDA-achtige scharnierpositie, die voor hem alle opties openhoudt. Wie in zijn deel van het kiezersbos bang is voor een VVD-premier of een rechtse coalitie kan natuurlijk overwegen op Timmermans te stemmen. Door dat te doen vergroot de kiezer de kans dat GroenLinks-PvdA de grootste wordt. Dat stelt Timmermans in staat het initiatief te nemen in de formatie, om een coalitie te vormen die niet wordt gedomineerd door de VVD.
Opnieuw: lage peilingen worden zo versterkt, goede peilingen leveren een onverdiende plus op.
De formule van vrij schieten en schelden gaven een emotionele zwiep in de peilingen direct erna
Daarom is het ook verkiezingsbederf om in journalistieke programma’s de laatste peiling bijna voortdurend als de actuele stand van zaken aan te duiden. Straatvechtersdebatten zoals het Debat van Nederland op SBS6 versterken die peilingsvervorming verder: de uitnodigingen zijn gebaseerd op peilingen. De formule van vrij schieten en schelden gaven een emotionele zwiep in de peiling direct erna (‘Wilders deed het goed in dit debat’, was een veelgehoord commentaar na afloop. Ja, op het nummer tegenstander bij de knieën afzagen. Hij is helemaal geen democraat met zijn discriminerende eenmanspartij). Strategisch stemmen op grond van zulke shoot out-debatten is vooral emotie, het tegendeel van weloverwogen strategisch stemmen.
Of breekt nood wet? Heiligt de afkeer de middelen? Het is denkbaar dat gematigd rechtse kiezers zo bang zijn voor een coalitie geleid door Dilan ‘deur op een kier’ Yeşilgöz mét Wilders dat zij hun stem op het CDA of ergens in het (gematigd) linkse spectrum uitbrengen.
Het veld is zo verbrokkeld en de inzet zo groot dat het weleens bij uitstek de verkiezingen van het strategisch stemmen zouden kunnen worden.
Strategisch stemmen is dubbel stemmen
Met een strategische stem breng je in wezen een tweede stem uit: op een partij én op de meest geschikte premierskandidaat. Wie liever Timmermans dan Yeşilgöz als premier wil, maar qua partijstandpunten uitkomt bij D66, Volt of Partij voor de Dieren, stemt misschien onder de huidige omstandigheden op GroenLinks-PvdA. Met alle vertekeningen die daar overigens het gevolg van zijn.
Strategisch stemmen heeft het meeste zin als je invloed wilt uitoefenen op de coalitie die straks wordt gevormd.
Als je het met Omtzigt eens bent – hij zegt dat een minderheidskabinet een geschikt experiment is – dan is er minder aanleiding strategisch te stemmen. Laten de ware krachtsverhoudingen dan maar zichtbaar zijn.
Een belangrijk punt waar de kiezer geen invloed op heeft – een van de vele – is het premierschap. Keer op keer is Omtzigt gevraagd naar zijn bereidheid minister-president te worden. Hij zegt, staatsrechtelijk terecht, dat de premier niet zo belangrijk is (want: niet meer dan de eerste minister onder zijn gelijken). Zondag zei hij voor het eerst toch het premierschap te willen overwegen, van een kabinet van vakministers op enige afstand van de Kamer.
Kiezers hebben geen invloed op de gegroeide (Europese) rol van de premier
Omtzigt gaf niet aan of hij als premier ook de gegroeide Europese rol van de minister-president met overtuiging zou aanvaarden. In het Europese topoverleg maken de regeringsleiders de dienst uit. Rutte heeft die ontwikkeling naar zijn hand gezet en is in Europa en daarbuiten steeds meer ‘Mister Nederland’ geworden, ten koste van de minister van Buitenlandse Zaken.
Rutte gedroeg zich trouwens ook in het binnenland steeds nadrukkelijker als baas van het kabinet, al was het maar om de wankele coalities bij elkaar te houden. Zolang hem dat goed uitkwam. De Tweede Kamer heeft die praktijk versterkt door bij steeds meer debatten zijn aanwezigheid te eisen, in plaats van genoegen te nemen met de verantwoordelijk minister.
Het is knap hoe Yeşilgöz in deze campagne weet weg te blijven van de resultaten van haar voorganger, ook wat betreft zijn vergroting van de rol van de premier in binnen- en buitenland. Zij wil vooral ‘vooruit kijken’, maar wat er in haar gedroomde toekomst afwijkt van het recente verleden is niet af te leiden uit haar gladgestylde campagne met piepklein VVD-logo. Gelukkig staat zij aan onze kant.
Opeenvolgende kabinetten en Kamermeerderheden hebben nooit serieus willen nadenken over het idee van de gekozen minister-president. De bezwaren zijn duidelijk: hoe verhoudt deze premier met eigen mandaat zich tot de (apart gekozen) Tweede Kamer? De huidige mistige mix van verantwoordelijkheden is echter ook verre van ideaal.
De sterk afgezwakte variant van de gekozen formateur, voorgesteld door de staatscommissie-Remkes in 2018 is ook niet serieus besproken door regering en parlement. En bleef onbenoemd in de campagne. De kiezer mag nog steeds stemmen, maar niet kiezen.
De nieuwe Tweede Kamer kan beginnen de balans te herstellen
Omtzigt stelt – opnieuw terecht – dat het parlement zelf de balans tussen premier en kabinet aan de ene kant en de Kamer aan de andere kant kan herstellen, door meer tegenmacht op de been te brengen. Daarvoor moeten potige parlementariërs in de blauwe stoelen zitten. Het zou nog steeds de moeite waard zijn als hij zijn instinct wat dat betreft volgt, ook na de verkiezingen. Dat betekent dat hij zijn nieuwe fractie zelf gaat leiden. VVD-leider Frits Bolkestein ging hem met succes voor in de jaren negentig.
De wetmatigheid dat de grootste partij de premier levert. Dat staat nergens
Hiermee samenhangend doet een ander populair misverstand weer uitgebreid de ronde. De wetmatigheid dat de grootste partij de premier levert. Dat staat nergens. Het is gebruik geworden, maar dat was tot in de jaren tachtig geen vanzelfsprekendheid. Ruud Lubbers, Dries van Agt, Barend Biesheuvel, Jelle Zijlstra en Willem Drees, om maar een paar premiers te noemen, leidden niet de grootste fractie in de Kamer. En zij waren niet per se de slechtste premiers.
De nieuwe Kamer kan na 6 december besluiten dat een ander dan de voorzitter van de grootste fractie de beste is om het kabinet te leiden en het land te vertegenwoordigen. Na al dan niet (in)formateur te zijn geweest.
Stemmen in een land bijna zonder midden
Nederland is van oudsher door het centrum geregeerd, meestal over rechts, als het niet anders kon over links. Dat was logisch toen het CDA de grootste was en samen met de VVD of de PvdA aan een meerderheid kwam. Naarmate de fracties kleiner werden, moesten er meer partijen aanschuiven om de 76 zetels te halen.
Nu het klassieke midden vrijwel is verdampt, zijn er geen vanzelfsprekendheden meer. Terwijl velen sociaal-economisch een actieve, ‘linkse’ overheid verlangen (verhogen bestaansminimum, bouwen, bouwen, bouwen), klinkt er ook steun voor cultureel conservatieve pleidooien (het beperken van de instroom van migranten). De partij die daar het meest in de buurt komt is misschien het NSC van Pieter Omtzigt. Of daarmee het oude gezegde geldt dat ‘alles verandert, opdat alles hetzelfde blijft’ is maar de vraag.
Wie op het laatste moment bezorgd is over de uitkomst van dit spektakel, kan overwegen strategisch te stemmen. Een mooi voorbeeld stond zaterdag in de Volkskrant. Een lezer riep progressieve liberale VVD’ers op om voor één keer niet op de VVD te stemmen. Bijvoorbeeld om te voorkomen dat Yeşilgöz de linkervleugelspeler van een nieuwe, rechts-conservatieve coalitie wordt.
Strategisch stemmen blijft jammer, rommelig en onwenselijk, maar is dit keer wel te begrijpen.