Wat je niet mag zeggen over het lerarentekort
De leraren Duits zijn op. Ook als je over de bodem schraapt zal er geen leraar Duits aan je flessenlikker blijven kleven.
Op een school in Utrecht krijgen eerste klassen dus geen Duits meer, en de tweede klas nog maar één uur per week, schrijft RTV Utrecht. Een vacature kan al maanden niet vervuld worden. Landelijk zien lerarenopleidingen een afname in het aantal studenten dat ervoor kiest om leraar Duits, Frans of wiskunde te worden.
‘Dit is allemaal voorspeld hè mensen. En het wordt nog erger. Onderwijsbeleid heeft compleet gefaald’, X’te vicevoorzitter van de Algemene Onderwijsbond Jelmer Evers op wat ooit Twitter was.* Het ministerie van Onderwijs geeft als redenen voor de tekorten dat veel oudere leraren met pensioen gaan, dat er geen nieuwe leraren bij komen om de vergrijzing te compenseren, en de krapte op de arbeidsmarkt.*
Niet dat er voor alle vakken in het voortgezet onderwijs een lerarentekort bestaat. Leraren geschiedenis zijn er genoeg, net als docenten aardrijkskunde en economie. Het valt ook nog niet mee om een baan te vinden als docent lichamelijke opvoeding, kunst of levensbeschouwing. Nederlands en wiskunde zijn tekortvakken, en verwacht wordt dat ook de al bestaande tekorten bij natuur- en scheikunde, Duits, Frans, informatica en klassieke talen komende jaren zullen oplopen.*
Ik denk niet dat het lerarentekort alleen maar het gevolg is van slecht beleid, vergrijzing of de arbeidsmarkt. Wat je niet mag zeggen over die tekorten: dat ze ook iets zeggen over het belang van die tekortvakken.
Niet iedereen hoeft een Wurst mit Senf te kunnen bestellen
Om het belang van een vak te verdedigen, doen we het vaak zo: we nemen het vak als uitgangspunt en bedenken er argumenten bij om de relevantie van het vak te verdedigen. Duits is handig omdat Duitsland onze belangrijkste handelspartner is. Wiskunde om ‘een bepaalde manier van denken’ aan te leren. En Frans, tsja, nou ja, dat is gewoon een mooie taal. Zo is er altijd wel een argument te bedenken om niets te hoeven veranderen.
We zouden andersom moeten redeneren: als een leerling veertig uur les per week krijgt, wat is voor die leerling en de maatschappij dan het meest waardevol om in die beperkte tijd te leren? Waar zouden we die veertig uur dan mee vullen?
Waarschijnlijk niet met Frans, Duits en wiskunde voor iedereen.
Ooit, toen in de jaren zestig van de negentiende eeuw bepaald werd dat leerlingen op school Frans en Duits moesten leren, waren het weliswaar de belangrijkste handelstalen en was Frans de taal van de hogere sociale klassen, maar tegenwoordig is Frans vooral de taal van de camping en Duits die van de skivakantie. Natuurlijk wordt er nog steeds in het Duits gehandeld, maar steeds minder en minder, en het is zeker geen argument om iedere leerling Duits te leren om over de grens net aan een Wurst mit Senf te kunnen bestellen. Er zijn weinig leraren Duits, omdat er weinig studenten Frans of Duits studeren, omdat Frans en Duits studies zijn waar ze later niet zo veel mee kunnen (maar wel: leraar worden!).
En het is handig om een beetje te kunnen rekenen, maar om een waardevol leven te leiden is het echt niet nodig om te weten dat f’(x) = -cos(x) + 2 als f(x) = -sin(x) + 2x. Toch krijgt elke vwo-leerling, zelfs de allertaligste onder de alfamannetjes en -vrouwtjes, zes jaar lang wiskunde. Er zijn te weinig leraren wiskunde, omdat zo veel leerlingen zo lang wiskunde moeten krijgen.
De overheid creëert zelf tekorten
Natuurlijk zullen sommige leerlingen Duits willen leren omdat ze aan de grens wonen en weten dat ze later een bedrijfje willen beginnen. Andere leerlingen willen Frans leren, gewoon... omdat ze het een mooie taal vinden. Weer anderen willen hovenier of architect worden en hebben daar wiskunde voor nodig. Allemaal goede redenen om een vak te willen leren. Al die gemotiveerde leerlingen zijn er nu de dupe van dat ze hun lessen moeten delen met klasgenoten die de waarde niet inzien van zo’n vak – omdat de grote maatschappelijke relevantie ontbreekt en voor hen de persoonlijke relevantie er ook niet is.
Lerarentekort? Door zo veel vakken voor zo veel leerlingen verplicht te stellen, creëert de overheid die tekorten ook zelf. In het voortgezet onderwijs zou het lerarentekort al een stuk minder groot zijn als niet alle leerlingen al die vakken zouden moeten volgen. Voor sommige vakken bestaat geen lerarentekort, maar een leerlingenoverschot.