Het is deze eeuw nooit saai geweest in de Nederlandse politiek. Nieuwe partijen, spannende verkiezingen, met spectaculaire overwinningen en verliezen, harde debatten, een Oekraïnereferendum, parlementaire enquêtes en schandalen te over.
Hij danste met zijn vier kabinetten over smeltend politiek ijs, en toch had Mark Rutte wel een beetje gelijk dat Nederland ‘een waanzinnig gaaf’ land is. Bedenk even waar je liever je kinderen zelf naar school laat gaan, waar je ziek of oud wilt worden, je mannelijkheid en je vrouwelijkheid tegelijk wilt beleven. Waar kan je zo goed met en zonder auto van A naar B reizen? Waar werden ondernemers zo effectief corona door geholpen?
En ja, er zijn enorme blunders gemaakt; in het begin van de epidemie werden bejaarden en hun verplegenden en verzorgenden vrijwel zonder hulpmiddelen opgesloten. Op publieke gezondheid is altijd beknibbeld. Het ministerie had te weinig medische kennis in huis. Zoals deskundigheid bij de hele Rijksoverheid uit de mode is geraakt. En menselijkheid te duur werd.
Er is harteloos en hypocriet omgegaan met de Groningers wier grond onder hun huizen werd weggepompt voor gaswinning. Er is hardnekkig en onmenselijk opgetreden bij de uitvoering van regelingen die in de meeste andere landen niet eens bestaan. Daarbij is soms gediscrimineerd naar ras en herkomst. Zoals er door sommigen was gefraudeerd met die regelingen en de reparaties van hun uitwassen.
Ondermijnd vertrouwen
Wantrouwen tussen burger en overheid is een deel van het systeem geworden. De Nederlandse overheid is botter en bureaucratischer geworden, moeilijker te bereiken, ondanks bezweringen van het tegendeel. De Tweede Kamer is meegedeind op de golven van verontwaardiging die volgden op onthullingen in de media.
Het onvertelde verhaal is dat van de angst en mentale bevriezing binnen ambtelijke organisaties als de Belastingdienst, die bij de toeslagenaffaire van de ambtelijke en politieke top de schuld kreeg van de geautomatiseerde hufterigheid die van boven was opgedragen. Het is een symptoom van de uit het lood geslagen verhoudingen tussen topambtenaren en ambtelijke dienst, tussen ambtelijke dienst en politiek, en tussen regering en parlement.
Het kostte jaren voordat werd onderkend dat niet alle burgers hun eigen boontjes kunnen doppen in die half vermarkte wereld
Het gevolg is een serie missers, teleurstellingen en schandalen die het vertrouwen in de politiek voor jaren hebben ondermijnd. Voor veel mensen zijn het zakkenvullers daar in Den Haag, of incompetente vergaderaars die niet voor gewone mensen opkomen.
Intussen doen die mensen wel als vanzelfsprekend een beroep op diezelfde overheid als hun huis onder water loopt of hun energierekening meer dan een beetje omhooggaat, of zij hopen dat een rechter paraat zit zodra zij het (met hulp van een gesubsidieerde advocaat) oneens zijn met een windmolenplan van de provincie. Terwijl de overheid die rechterlijke macht nu juist had gestroomlijnd om efficiëntie te vergroten en kosten te besparen.
Vermagerd én overvraagd
De overheid is de laatste tientallen jaren onderwerp van veel kritiek geweest. Niet alleen van burgers die zich slecht behandeld voelden. De Angelsaksische mantra was dat de overheid niet de oplossing maar de oorzaak van veel problemen is. Hoe kleiner hoe beter. Met enige vertraging hebben de kabinetten-Lubbers, -Balkenende, -Kok en -Rutte die ideologische mode voor juist aangenomen en een vrij willekeurige greep in de kast met publieke taken gedaan en die te koop gezet, of op afstand geplaatst – niet van ons, ook niet van iemand anders. Of opgepikt door buitenlandse investeerders (kinderopvang, huurwoningen, energiebedrijven) met één plan: money.
De individuele burger werd met allerlei verbale steunkorsetten in zijn of haar kracht gezet. Als klant van de bedrijfsmatig gestuurde overheid. Losgelaten op al die nieuwe, vaak duurdere dienstverleners. Het kostte jaren voordat werd onderkend dat niet alle burgers hun eigen boontjes kunnen doppen in die half vermarkte wereld van gezondheidszorg en werk- en inkomensondersteuning. De overheid werd op uitwassen aangesproken, maar ging er vaak niet meer over. Die tegenstrijdigheid verklaart veel van de boosheid die door het land waart.
De overheid werd tegelijk aan een kwalitatieve vermageringskuur onderworpen én overvraagd door en namens het ontevreden klantenvolk. Daar kreeg de politiek dan de schuld van. Dat sentiment blies wind in de zeilen van de Politiek van Verontwaardiging.
Het vertrouwelijke verkeer tussen pers en politiek maakte plaats voor geregisseerd wantrouwen
Ondersteund door socialemediafilmpjes werd de politieke arena steeds meer een theater waar politici zichzelf en hun partij groot maakten via spectaculaire aanvallen of retorische hoogstandjes. Het Kamerlid dat gewoon z’n werk deed door constructief kritisch wetgeving te beoordelen of het kabinet aan eerdere toezeggingen te herinneren, bleef in de schaduw, en kwam laag op de volgende kandidatenlijst.
Een gemiddeld Tweede Kamerlid zit tegenwoordig vier jaar in het parlement. Dat is net genoeg om erachter te komen hoe alles werkt. Niet genoeg om een substantiële bijdrage te leveren. Daarna wacht een rustiger en – als het lukt – beter betaald leven als lobbyist namens een kapitaalkrachtige mening of een zakelijk belang.
Geen wonder dat de Tweede Kamer als instituut onzeker is geworden over de eigen rol. Ministeriële adviseurs beschermen hun voorbijtrekkende bewindslieden door mogelijk negatieve informatie zoveel mogelijk achter te houden. De Kamer laat zich dat te veel aanleunen.
In dat klimaat van onzekere politiek vonden steeds meer beeldvormers werk. Het vertrouwelijke verkeer tussen pers en politiek maakte plaats voor geregisseerd wantrouwen. De onvoldoende op z’n consequenties doordachte ‘tijdelijke’ verhuizing van de Tweede Kamer naar het brutalistische kantoorgebouw waar vroeger Buitenlandse Zaken zetelde, formaliseerde die kilte en afstand tussen politiek en media. Dat krijg je als je van de Rijksgebouwendienst een Rijksvastgoedbedrijf maakt, en die de leiding over de noodopvang voor de Kamer geeft.
Van kabinet en Kamer wordt van alles verwacht door een ongeduldig, wispelturig kiezersvolk. Zonder hoge verwachtingen. Het kabinet werkt steeds meer met tijdelijke, aanvullende projectbegrotingen. Ook gemeenten en provincies moeten vaak belangrijke taken uitvoeren met eenmalige potjes. Politiek en bestuur worden vluchtiger. En zijn vaker onderwerp van ophef.
Zowel afkeer als hoop
Desondanks blijft de politiek aantrekken. De nieuwe partij van Caroline van der Plas trok bij de Provinciale Statenverkiezingen in het voorjaar van 2023 1.448.000 kiezers die hoopten dat haar politiek Nederland goed zou doen. Bij de nieuwe partij van Pieter Omtzigt meldden zich in een paar nazomerweken meer dan 1.000 liefhebbers om kandidaat-Kamerlid te worden.
Er is afkeer van de politiek, wantrouwen tegen de ‘mensen in Den Haag’ en de provincie- en gemeentehuizen die ‘met zichzelf bezig zijn’. Maar steeds ook weer hoop, de verwachting dat het beter kan. Er is veel meer vraag naar betere democratische politiek dan naar een sterke man of vrouw. Democratie is in het Nederland van de jaren 2020 nog steeds de norm.
Buitenlanders die hier regelmatig zijn, verbazen zich over de bijna eindeloze fietspaden en gladde wegen, de rijdende treinen, soepele betaalsystemen en al die voorzieningen die bestaan en het doen.
Het zoekmaken van verantwoordelijkheden is een nationale politieke omgangsvorm
De binnenlandse kritiek op van alles en nog wat in Den Haag is vaak terecht, maar houdt niet altijd rekening met de ingewikkeldheid van wat er allemaal wordt verwacht en geëist. We zijn als burgers gewend geraakt aan een hoog serviceniveau. Zonder altijd te accepteren dat er keuzes moeten worden gemaakt, compromissen gesloten.
Politiek is de nationale invoegstrook, waar de wensen en inzichten van mensen en organisaties om voorrang strijden. Het is in de politiek waar de lastige uitruil tussen eigenbelang en samenbelang wordt uitgeknokt. Of verstopt. Niet iedereen voelt voor vriendelijk ritsen.
Het einde van de akkoordenpolitiek
In 2009 schreef ik het boek Niemand regeert over een aantal van die misverstanden en ongesorteerde ambities, die ervoor zorgden dat het vaak lijkt of in Nederland niemand achter het stuur zit. Dat is deels waar: in tegenstelling tot veel andere landen doen leidinggevende politici hier bij voorkeur of zij alleen voldongen feiten sorteren. Het zoekmaken van verantwoordelijkheden is een nationale politieke omgangsvorm.
Dat leek heel aardig te gaan, maar Nederland kwam ontgoocheld uit de coronacrisis. Wat vijftien jaar geleden nog lukte – problemen klein maken, verdoezelen, soms oplossen door voldongen feiten te creëren – is intussen uit de hand gelopen. Het systeem werkt niet meer.
De coalitie van oude middenpartijen Rutte IV was op en versleten vóór zij op het bordes stond. Men presenteerde energieke plannen voor klimaat en natuurherstel, maar de onderlinge goodwill ontbrak om de rug recht te houden toen een deel van de boerenstand daartegen protesteerde met vormen van eigenrichting.
Het mislukken van het ‘landbouwakkoord’ betekende ook het voorlopige einde van de akkoordenpolitiek. Dat is een vorm van besturen waarbij in gesprek met belanghebbenden draagvlak wordt gezocht dat men in het parlement vreest te missen. Het algemeen belang en minder georganiseerde partijen spelen er nauwelijks een rol in.
Herstel is alleen mogelijk als je weet wat je fout deed
Wat na de Fortuyn-revolutie leek te lukken, de oude bestuurspartijen die zich polderend een weg zochten door de problemen, bleek in de jaren 2020 niet meer te werken. Met tractoren de snelweg op, de deur van een provinciehuis forceren, woonhuizen van bewindslieden bezoeken. En daartegenover het vastlijmen aan schilderijen en de snelweg om ‘fossiele subsidies’ te laten beëindigen. Het kabinet-Rutte IV had geen antwoord op deze drastische dialoog.
De asielcrisis, waar Mark Rutte zijn laatste kabinet over liet vallen, was er een van eigen makelij. Na de vorige crisis had men tegen beter advies in veel opvangcapaciteit gesloten, met als voorspelbaar gevolg een nijpend tekort bij de volgende (niet eens uniek hoge) golf. Dat de VVD de eigen staatssecretaris met zijn spreidingswet in de lucht liet hangen, was een vorm van cynische politiek waar liefhebbers in de eigen achterban mee werden bediend, maar het land en het aanzien van de politiek niet.
Politiek die werkt
Opportunisme is van alle tijden. Het instinct om als politicus of partij te overleven is vaak sterker dan het respect voor gemaakte afspraken. Maar dat betekent niet dat er niet ook andere factoren zijn die ertoe hebben bijgedragen dat het democratische bestuur van Nederland op belangrijke onderwerpen vastloopt. Met een beter inzicht hierin kunnen we ons voordeel doen.
Herstel is alleen mogelijk als je weet wat je fout deed.
Er zijn ook allerlei wijzigingen van de democratische spelregels te bedenken. Voor sommige moet de wet of zelfs de Grondwet worden gewijzigd. Voor sommige hoeft alleen maar het Reglement van Orde van de Tweede Kamer worden aangepast.
De vraag die me ten diepste blijft bezighouden is: hoe komt het dat een over het algemeen verstandig, sociaal en werkwillig volk zichzelf steeds vaker zo onbeholpen bestuurt? Wat is er aan te doen, wat heeft kans van slagen?
Kortom, op zoek naar politiek die werkt.
Naschrift van de hoofdredactie (15-01-2024)
We publiceerden postuum een licht geredigeerde werkversie van de inleiding van het boek waar Marc Chavannes voor zijn overlijden aan was begonnen. Een ruwe tekst waar Marc, als het boek eenmaal af was, ongetwijfeld nog een flinke slag over gemaakt zou hebben. We publiceren deze tekst in overleg met zijn nabestaanden als eerbetoon en als uitnodiging om zijn levenswerk voort te zetten.
Het boek met de werktitel Politiek die werkt zou antwoorden geven op de vraag waarvoor Marc zich zijn hele journalistieke carrière inzette: hoe ziet politiek eruit die werkt?
Het zou een hoopvol betoog worden voor beter bestuur én beter burgerschap. Een oproep aan politici om wederzijdse hatelijkheid te vervangen door gefundeerde kritiek, geduld en vertrouwen. Een oproep ook aan burgers om het politieke ambt te respecteren. Om zo samen onze democratie te beschermen en beter te maken.
Al had hij die antwoorden nog niet uitgewerkt, de richting die hij voor ogen had, was fundamenteel progressief. Marc zei daar zelf over: ‘Terug naar een ideale situatie die nooit heeft bestaan is een illusie. De kunst is het aangeboren praktisch idealisme van de Nederlander ruimte te geven. Dat leidt tot politiek die doet waar ie voor is: de toekomst vorm geven, keuzes maken, werken aan een goed leven voor allen. Dat is politiek die werkt’.
Deze zoektocht naar politiek die werkt, zal Marc helaas niet kunnen afronden. Het is nu aan ons allemaal om, met hulp van zijn scherpe probleemanalyse, antwoorden te vinden. Want zijn oproep tot betere politiek is urgent en springlevend.