Toen Lisa enkele maanden geleden haar tweejarige dochter iets eerder ging ophalen bij de crèche, trof ze het volgende tafereel aan: een stuk of zes peuters zaten aan een lange tafel en hadden allemaal een kleurplaat voor zich. Tegenover hen zat de crècheleidster met een iPad.

Op de iPad stonden instructies die de leidster voorlas aan de kinderen: ze moesten figuurtjes van een standaard afmeting knippen uit een stuk karton en die vervolgens binnen de lijntjes vastplakken op de kleurplaat. Lisa trof haar eigen dochter niet aan tafel. Na even rondkijken bleek zij gehurkt naast een baby te zitten wiens fles op de grond was gevallen. Dat was de leidster, druk in de weer met de instructies op de iPad, even ontgaan.

Dit soort educatieve peuterprogramma’s worden door de overheid aangemoedigd. Sterker nog, eind vorig jaar stelde de voormalige Amsterdamse PvdA-wethouder Pieter Hilhorst voor om alle kinderen vanaf twee jaar verplicht naar de peuterschool te laten gaan en ze via een gestructureerd lesprogramma te onderwijzen en hun prestaties te volgen. Dat riep in oktober vorig jaar heftige emoties op. ‘Peuterplicht is nieuwe kinderarbeid,’ schreef emeritus lector algemene pedagogiek Bas Levering in een opiniestuk in

Hij hekelt in het stuk de schoolse aanpak van veel omdat het volgens hem ‘heel goed te beargumenteren valt dat het keurslijf van de programma’s schadelijke effecten heeft - is het niet op de langere termijn (kinderen zouden volgens Levering weerzin kunnen krijgen tegen het leren in zijn algemeenheid), dan toch voor de kwaliteit van het jonge kinderleven zelf.’

Op krijgt hij veel bijval van ouders die hun afschuw uitspreken over onderwijs voor peuters. Zij zijn bang dat de warme speelomgeving - zoals vaak geboden in crèche of peuterschool - vervangen gaat worden door grote klassen met schoolbanken waar kinderen op tweejarige leeftijd al Cito-toetsen moeten maken.

Die angst is niet denkbeeldig. Het Cito heeft inderdaad testjes ontwikkeld waarmee, naar eigen zeggen, het niveau van de taal en rekenvaardigheden van peuters in kaart kan worden gebracht en de vorderingen gevolgd kunnen worden.

Maar volgens Levering zeggen die scores weinig: de ontwikkeling van jonge kinderen loopt nog heel erg uiteen. Als een kind op een bepaalde test nog niet zo goed scoort, weet je nog steeds niet of het hier om een zorgelijke of normale ‘achterstand’ gaat. Dat meten heeft dus geen enkele zin.

Niet volproppen met woordjes

Margot Meeuwig, pedagoog en oprichter van de is net als Levering absoluut geen voorstander van Cito-toetsen voor peuters en kleuters en gaat in haar redenatie nog een stap verder: zij is van mening dat je hoofden van kinderen tot zeven jaar niet moet ‘vullen’ met kennis, maar moet helpen ‘vormen.’

Kinderen aan de hand van een educatief programma volproppen met woordjes en voorbereidende rekenvaardigheden haakt helemaal niet aan bij de natuurlijke manier van leren van jonge kinderen. Je kunt veel beter hun aangeboren nieuwsgierigheid aanwakkeren en ze leren zélf en met elkaar na te denken over alles wat hun nieuwsgierigheid opwekt.

Hoe kom je van zitten tot staan? Wat is groeien? Daar moet je vervolgens mee aan de gang gaan – dansend, zingend, kleiend, tekenend, kijkend en bouwend

Waar komen schaduwen vandaan? Hoe klinken verschillende materialen? Hoe kom je van zitten tot staan? Wat is groeien? Daar moet je vervolgens mee aan de gang gaan – dansend, zingend, kleiend, tekenend, kijkend en bouwend.

Kennis moet je op deze leeftijd, aldus Meeuwig, met je zintuigen verwerven en verwerken door ermee te spelen of iets te creëren. Dit is dé manier om kinderen voor te bereiden op de basisschool. Succes op die basisschool zal niet vallen of staan bij die paar woorden die je extra hebt geleerd. Het zit hem volgens haar in zaken als: zelfvertrouwen, concentratie, motivatie, samenwerken, nieuwsgierigheid en leergierigheid.

Wat vind jij van de kikker?

Deze manier van denken over kinderen draagt Margot Meeuwig ook uit in haar pas geopende Haagse kindcentrum (bewust géén kinderdagverblijf genoemd) Perron 07. Omdat ik erg benieuwd was naar de pedagogische praktijk, ben ik er op bezoek gegaan. Wat betekent dat precies: "nieuwsgierigheid aanwakkeren?" En hoe "vorm" je een peuterhoofd?

De verbouwing van het oude schoolgebouw waar het kindercentrum gevestigd is, is net achter de rug. Gisteren kwam de putjesschepper nog even langs. ‘Wie weet nou nog wat een putjesschepper doet?’ zegt Meeuwig. ‘Ik weet alleen dat mijn ouders ermee dreigden als ik niet mijn best deed op school.’

Omdat de kinderen net zo nieuwsgierig bleken als Meeuwig zelf – wat deed die man daar op hun speelplein? – besloten ze samen te gaan kijken. Ze praatten erover – wat doet hij? waarom zou hij dat doen? – keken ernaar en roken aan alles wat hij uit de put haalde: rottende bladeren, modder en zowaar ook een paar kikkers.

Vooral de kikker bleek iedereen heel spannend te vinden. Meeuwig en haar collega praatten erover met de kinderen (de meesten zijn tussen de anderhalf en vier jaar oud). Ze bouwden huisjes, maakten een zwembadje voor hem, sprongen en kwaakten en zijn daarna gaan kleien.

Het ene kind maakte kikkerbenen, het andere kikkerogen. ‘Ieder kind ervaart iets anders bij het zien van de kikker,’ zegt Meeuwig. ‘Dát willen we hier stimuleren. Wij zullen zo’n situatie niet aangrijpen om het verhaal van het eitje, het kikkervisje en de kikker te vertellen. Dan ben je weer bezig met vullen.’

Hoe voed jij je kind op?

Op de onder het kopje ‘Pedagogiek,’ wordt de manier van werken als volgt samengevat: ‘Centraal staat de vraag: wát houdt uw kinderen bezig in plaats van hoe houden wij uw kinderen bezig.’ Perron 07 gaat dus verder dan alleen ‘opvang.’

‘Centraal staat de vraag: wát houdt uw kinderen bezig in plaats van hoe houden wij uw kinderen bezig.’

Volgens Meeuwig moet je het zien als een gemeenschap. Het is volgens haar een samenwerkingsverband tussen ouders, kinderen en het pedagogisch team (pedagogen, begeleiders en kunstenaars). ‘Jonge kinderen zijn niet los te denken van hun ouders,’ schrijft ze op haar site. ‘Zij zijn de eerste en belangrijkste opvoeders. Dit betekent dat een goede relatie met de families onmisbaar is.’ Zij ziet het als taak om de wereld van thuis en het kinderdagverblijf bij elkaar te brengen.

Zo heeft ze bijvoorbeeld een ruimte waar ouders kunnen blijven zitten als de dag begonnen is. Hier kunnen ze met elkaar praten; ze mogen er zelfs blijven werken – bijvoorbeeld omdat ze hun baby tussendoor nog even willen voeden. Aan de muur hangen foto’s van alles waar de kinderen mee bezig zijn geweest. Die fotocollages - die ook voor de kinderen worden gemaakt als geheugensteuntje - worden dagelijks bijgewerkt.

De band met de ouders wordt ook versterkt door de gesprekken die Meeuwig met ze voert. Ze stelt vragen: wat vinden jullie belangrijk als het gaat om de opvoeding van jullie kind?, en legt uit wat het betekent voor een kind als je een deel van de opvoeding gaat uitbesteden aan anderen. Ze hoopt dat ouders zich op die manier bewuster worden van hun nieuwe ouderlijke rol.

Drie dagen in de opvang

Voor veel ouders blijkt die informatie echt nieuw te zijn. ‘De meesten lijken gevormd door het marktdenken,’ zegt ze. ‘Ze zien kinderopvang en de zorg die daarbij komt kijken als een ‘product.’ Ze komen binnen en zeggen dat ze twee dagen willen afnemen en geven dan precies aan welke dagen het moeten zijn. En dan vertel ik ze dat het bij ons niet zo werkt.’

Ze komen binnen en zeggen dat ze twee dagen willen afnemen. Dan vertel ik ze dat het bij ons niet zo werkt

Het is de bedoeling dat kinderen drie of meer vastgestelde dagen komen - ouders kunnen daar niet mee schuiven. Het dagprogramma loopt van 8 tot 16 uur – al mogen de kinderen wel wat langer blijven als ouders dit niet halen. ‘Dat is voor ouders soms even slikken, maar ze begrijpen het uiteindelijk goed als ik uitleg dat dit veel beter is voor hun kind (en uiteindelijk dus ook voor henzelf). Alleen zo kunnen de kinderen een goede band met hun twee vaste leidsters en met elkaar opbouwen.’

Geboren onderzoekers

Deze manier van werken en met elkaar omgaan is gebaseerd op een pedagogische filosofie die in de Italiaanse stad Reggio Emilia is ontwikkeld door de pedagoog en filosoof Loris Malaguzzi (1920-1994). Onder zijn leiding werd na de Tweede Wereldoorlog een aantal opvoedings- en onderwijsprojecten voor jonge kinderen (nul tot zes jaar) opgestart dat sterk afweek van de toen geldende pedagogische- en onderwijskundige tradities.

Malaguzzi vond dat je jonge kinderen niet op een schoolse manier moest benaderen, maar als geboren onderzoekers die op hun ontdekkingstocht slechts ondersteund hoeven te worden in het uiten van hun bevindingen. Bij die ondersteuning schakelde hij ook kunstenaars in. Zij zouden het beste in staat zijn kinderen te helpen om hun bevindingen, gedachten en ideeën (letterlijk) vorm te geven.

Meeuwig was de eerste die de zienswijze van Reggio Emilia in Nederland introduceerde. Sindsdien zijn er veel mensen mee aan de slag gegaan. Volgens Meeuwig helaas niet altijd op een goede manier. ‘Reggio Emilia is, in tegenstelling tot wat sommigen denken, geen trucje om met kinderen om te gaan,’ zegt ze. Er komt veel meer bij kijken: de inrichting van het gebouw, de keuze van materialen en de hele manier van omgaan met ouders en pedagogisch medewerkers is minstens zo belangrijk voor het slagen van de ‘methode’ (die officieel geen methode maar ‘pedagogische filosofie’ heet).

‘Ik maak veel tijd vrij om met de begeleiders te praten over de kinderen. Iedere lunchpauze overleggen we met elkaar: wat hebben ze gemaakt, gedaan of gezegd en hoe zouden we daar morgen mee verder kunnen gaan? Wat voor een soort plek willen we zijn? Handelen we daar ook naar? Waar kan het beter?’

Een cursus interactievaardigheden

In feite komt het erop neer dat ze de pedagogisch medewerkers net zo benadert als de kinderen: ze probeert hun nieuwsgierigheid aan te wakkeren en hen te prikkelen om zelf na te denken. ‘Dan gaan ze écht naar kinderen kijken en bedenken hoe ze daarbij kunnen aanhaken.’

Meeuwig is ervan overtuigd dat deze manier van werken veel meer oplevert dan een cursus ‘Je kunt wel denken dat je die hoofden van crècheleidsters kunt ‘vullen’ maar je verandert niets als je geen wezenlijke aandacht voor ze hebt en ze echt betrekt. Maar daar wordt in veel kinderdagverblijven nu helaas geen tijd meer voor vrijgemaakt.’

Dit artikel is geschreven door Marilse Eerkens.

Hoe de wetenschap wordt geweerd uit de crèche Het ministerie van Sociale Zaken besteedt 15 miljoen aan trainingen voor crècheleidsters die nooit wetenschappelijk zijn getest. Vijf leden uit de adviescommissies zijn om die reden opgestapt. Het is tekenend voor de manier waarop in Nederland met kinderopvang wordt omgegaan: de wetenschap wordt structureel uit de opvang geweerd. Een analyse. Lees het verhaal hier terug Werken in de kinderopvang is net zo zwaar als werken in de bouw Als je niks kan, kun je altijd nog crècheleider worden, zo luidt het vooroordeel. Toch valt of staat de kwaliteit van de kinderopvang bij degene die met de kinderen werkt. Wie zijn die meisjes en een enkele jongen die het beroep van ‘pedagogisch medewerker’ ambiëren? Wat leren ze en wat ervaren ze in de praktijk? Een kijkje op het ROC in Leiden. Lees de reportage hier