Hoe komt het water hier zo schoon? Bedankt, Neelie Kroes
In nog geen tien jaar tijd veranderde de Rijn van ‘het riool van Europa’ in een van de schoonste rivieren. Mede dankzij saai beleid uit Brussel en een ‘schoonmaakakkoord’ onder bewind van Neelie Kroes. Maar achterover leunen kunnen we niet. Tijd om een slokje te nemen.
Vanochtend heb ik uit de rivier gedronken. Bij het strandje in de bocht van de Nieuwe Maas, aan de voet van de Van Brienenoordbrug, niet ver van het waterzuiveringsbedrijf. Ik had dorst gekregen. Rivierdorst.
Dat kwam door een boek: Drinkbare rivieren van Li An Phoa en Maarten van der Schaaf (2021). Dat verhaal begint ook met een slokje. Niet uit de Nieuwe Maas, maar uit de Rupert, een rivier in Canada. Li An Phoa reist de waterloop per kano af en drinkt onderweg gewoon uit de Rupert.
‘Natúúrlijk!’ roept ze verrukt uit na haar slok. ‘Zo dronken onze voorouders altijd water. Waarom is dat nooit eerder bij me opgekomen?’ En met dat inzicht begint ze haar zoektocht naar schoon water. ‘Ik probeer het verlangen naar een drinkbare rivier aan te wakkeren en daarmee mensen aan te sporen om na te denken over de dingen die ze doen.’
Of ik zelf goed genoeg heb nagedacht moet blijken. Mijn nipje uit de Nieuwe Maas bevat wellicht wat moleculen bronwater uit de Alpen, maar vast ook viezigheid van de Europese landbouw en chemische industrie. Resten van pijnstillers die mensen door de plee spoelen. Hondenpoep. Ik zal het melden als ik aan het einde van deze column oprispingen krijg; maar ik vermoed van niet: het was een beredeneerde slok.
Ten eerste heb ik het water gefilterd, met zo’n speciaal rietje dat je bij de outdoorwinkel kunt kopen. Dat rietje haalt volgens de producent 99,99999 procent van de bacteriën uit het water. En 100 procent van alle microplastics. (Oké, het filtert niet de zware metalen als kwik en cadmium.)
Maar vooral: ondanks de berichten over PFAS, is het rivierwater tegenwoordig veel schoner dan in de jaren tachtig, toen ik aan een zijtak van de Nieuwe Maas opgroeide.
Zien we binnenkort de kroeskoppelikaan, de visarend en de wolf weer terug?
Ons natuurgeheugen gaat vaak niet veel verder dan de natuur van onze jeugd, stelt onderzoeker Marc Argeloo in zijn recente boek Natuuramnesie. ‘De vergeetachtigheid als het om de natuur gaat, zorgt ervoor dat we het juiste perspectief verliezen’, zei hij in een interview met Trouw. Zo zijn veel mensen vergeten dat de Noordzee eens het thuis was voor grijze walvissen.* Of dat er honderd jaar geleden vermoedelijk mínder weidevogels in Nederland waren dan in de jaren zeventig (vermoedelijk, want we zijn pas een halve eeuw geleden goed gaan tellen).*
Zijn boek staat nog op m’n leeslijst, maar natuuramnesie – natuurvergeetachtigheid – is alvast een prachtig woord. En ook een inspirerend concept. Als je weet wat is verdwenen, weet je ook wat er in theorie terug kan keren.
In de middeleeuwen vlogen er hier pelikanen rond, hoorde ik van Rik van der Linden, een bevlogen filmmaker die werkt aan een documentaire over de natuur in de Rijn-Maasmonding. Het ging om de kroeskoppelikaan, met een spanwijdte van drieënhalve meter,* een vliegende surfplank. Een verschijning als een pterosauriër. Je kunt ’m in Diergaarde Blijdorp zien, gekortwiekt weliswaar. Maar dus niet uitgestorven.
En dat stemt vrolijk: wie weet komt het dier nog eens terug. Net als de visarend* of de wolf. Voor de kroeskoppelikaan lijkt het een kwestie van tijd dat-ie in het wild te spotten is, blijkt uit een studie van natuurorganisatie ARK Rewilding Nederland. In de Biesbosch en het Haringvliet zou de pelikaan bijvoorbeeld prima kunnen leven.
Langs het Rotterdamse strandje waar ik vanochtend een slok nam, zwommen ooit zalmen bij miljoenen (in de negentiende eeuw was er een visafslag naast waar nu de Van Brienenoordbrug ligt:* daar werden in 1885 nog 104.000 zalmen aangevoerd.* En heel voorzichtig keren ze weer terug. Heel hard gaat het nog niet met de terugkeer van die roofvis, maar aan het rivierwater zelf ligt het niet: dat is dus veel schoner dan toen ik hier opgroeide.
De Rijn was destijds het riool van Europa, een ‘dode, stinkende rivier’. De vis smaakte er ‘naar olie’ – aldus oud-politicus en schrijver Jan Terlouw in het voorwoord van het Groot Rijnboek uit 1977. Een kilometer stroomopwaarts van de plek waar ik uit de rivier dronk, in de Stormpolder, had je toen een berucht bedrijf dat zwaar chemisch afval gewoon rechtstreeks in de rivier dumpte.
In diezelfde jaren tachtig was ik als kind doodsbang voor het gat in de ozonlaag. Dat gaat gelukkig langzaam weer dicht, omdat cfk’s inmiddels verboden zijn. Ook stonden de kranten vol over zure regen, maar de regen is niet meer zo zuur, omdat we veel minder zwaveldioxide uitstoten.*
Hoe komen het water en de lucht hier zo relatief schoon?
Dat heeft deels met globalisering te maken. Vanaf de jaren tachtig verhuisden veel fabrieken naar lagelonenlanden. Daarmee verhuisde ook veel vervuiling. ‘De keerzijde van het feit dat wij zomers kunnen zwemmen in [de] Amstel en Vecht en dat er weer zalm in de Rijn zit, is het kolkende schuim op de Gele Rivier in China,’* stelt geograaf Ewald Engelen terecht in zijn boek Ontwaak! (2021).
Maar het komt ook door tamelijk saai beleid uit Brussel. En door kordate politici. Zoals nota bene Neelie Kroes: misschien wel de laatste die ik met milieuvriendelijkheid had geassocieerd (eerder met gifschandalen, zoals je ziet in de documentaire Beerput Nederland).
De Rijn: van ‘het riool van Europa’ naar een van de schoonste rivieren
We schrijven 1986. In een chemische fabriek in Bazel (Zwitserland) breekt brand uit. Een gifgolf stroomt door de Rijn en doodt honderdduizenden vissen. De Rijn kleurde rood van het gif, berichtte de BBC.*
In de decennia ervoor waren er vergeefse pogingen geweest om strenge milieuafspraken te maken met de landen langs de Rijn. Elke crisis is een kans, denkt minister Neelie Kroes (Verkeer en Waterstaat): ze roept de ministers van de Rijnlanden bijeen en initieert het Rijnactieprogramma. Doel: het halveren van de lozingen van 34 gevaarlijke chemische stoffen.*
Een jaar na de ramp ligt er een schoonmaakakkoord. ‘Het resultaat van het Nederlandse Rijnactieplan moet zijn dat rond het jaar 2000 weer zalm in de Rijn zwemt. Tegelijkertijd moet de Rijn als bron voor drinkwater beter worden beschermd’, aldus dagblad Het Vrije Volk in 1987. ‘Is het niet fantastisch dat we dit er door hebben gekregen?’ jubelt Kroes in het artikel.
Inmiddels kun je zeggen: best fantastisch. De meeste doelen waren in 1994 al gerealiseerd, lees ik in een terugblik van geograaf Henk Donkers van de Radboud Universiteit Nijmegen. Het Rijnactieplan ‘wordt gezien als misschien wel het succesvolste programma voor het ecologisch herstel van een grote internationale rivier […] De Rijn veranderde van het riool van Europa in een van de schoonste grensoverschrijdende, grote rivieren die volledig voldoet aan de standaarden voor de bereiding van drinkwater.’
Mede daarom durfde ik een slokje te nemen. Met een filtertje, weliswaar, want de laatste jaren stagneert de kwaliteit van het Rijnwater.* Dat er vroeger veel goed ging, is geen reden om nu te niksen – juist niet. Er zijn aanjagers nodig als Li An Phoa, die ons eraan herinneren hoe rivieren ooit waren. Of denk aan de mensen achter de actiegroep Gezondheid Vóór Alles, die afgelopen zaterdag voor de tweehonderdste (!) zaterdag op rij protesteerden tegen de giflozingen van Chemours bij Dordrecht.
Maar let op: behalve natuurvergetelheid heb je ook gifvergetelheid. Dat we vergeten hoe vies het hier een halve eeuw geleden wel niet was. Waardoor we ook vergeten hoe goed we kunnen zijn in onze zooi opruimen.
Tot nu toe geen darmklachten. Nog één nipje dan. En voor één keer dan: proost, op Neelie Kroes.