‘Mijn amygdala heet Nel’, zegt Lisanne* (11).

Nel waarschuwt haar voor gevaar, bijvoorbeeld als er een vrachtwagen aankomt. Maar Nel waarschuwt ook als er eigenlijk geen gevaar is, bijvoorbeeld wanneer Lisanne een moeilijke opdracht moet maken. Dan schreeuwt Nel: ‘Jij kan dit niet, hou maar op!’ Terwijl dat helemaal niet klopt. Lisanne heeft geleerd dan niet naar Nel te luisteren, niet meer uren te huilen in bed, en gewoon door te gaan met de opdracht. Al die zorgen leiden er toch alleen maar toe dat ze juist de fouten maakt waar ze zo bang voor is.

Lisanne is een van de vier leerlingen uit groep 7 die meedoen aan ‘Breinwerk’: een programma voor psycho-educatie dat de in Zoetermeer – naast extra uitdaging in de les – aanbiedt aan meer- en hoogbegaafde kinderen. Vandaag staat in het teken van fouten leren maken.

In theorie zou het natuurlijk helemaal niet mogelijk moeten zijn op school een fout te maken. Het is immers school, een voorbereiding op het latere leven, een oefening, en wie oefent kan geen fouten maken – alleen happy little accidents. Toch is dat niet de boodschap die leerlingen in ons onderwijs doorgaans meekrijgen.

Winsor & Newton Pigment Marker Rood en Blauw. Uit de serie ‘Empty Drawings’ van Helmut Smits.

Wat gebeurt er in je hoofd als je bang bent?

‘Ik wil graag in de krant!’ roept een van de andere leerlingen, wanneer juf Guillian uitlegt waarom ik achter in het lokaal zit.

Juf Guillian, naast bovenbouwdocent ook kindercoach, heeft haar klas net uitgelegd over de ‘geluksstofjes’ serotonine, dopamine, oxytocine en endorfine. Nu is ze aanbeland bij de amygdala, een deel van de hersenen dat een rol speelt bij de regulatie van angst. Wat gebeurt er eigenlijk in het hoofd van de leerlingen wanneer ze bang worden? En wat moeten ze met dat onprettige gevoel?

‘Het is geen school, het is therapie’

De vier leerlingen krijgen de opdracht een ‘lapbook’ te maken: een knutselwerkje met deurtjes en trappetjes en geheime luiken. Daarin verwerken ze wat ze geleerd hebben. Wat ze bijvoorbeeld kunnen doen als Nel weer begint te schreeuwen: een ander om hulp vragen, stilstaan bij het nare gevoel in je buik en beseffen dat het de amygdala maar is.

Of zoals de jongen die graag in de krant wil het zegt: ‘Het is geen school, het is therapie.’

Met zulk extra onderwijs kan je volgens de Prins Florisschool niet vroeg genoeg beginnen.

Links: Winsor & Newton Promarkers Mid Tones set van 6. Rechts:Posca Marker zwart en Edding 3000 Permanent Marker. Uit de serie ‘Empty Drawings’ van Helmut Smits.

Chips? Werd uitgevonden door een foutje

‘We hebben het over foutjes maken’, zegt onderbouwleerkracht Pascale wanneer ik halverwege de les haar lokaal binnenstap. Ze is dit uur begeleider van een groepje leerlingen van 5 en 6 jaar.

In een PowerPoint heeft ze foto’s gezet van uitvindingen die door foutjes zijn ontdekt. Van een ijsje op een stokje, bijvoorbeeld.

‘Er was eens een jongetje van een jaar of 10, en hij woonde in Noorwegen. En in Noorwegen is het heel erg…’

‘Warm!’

‘Warm?’

‘Koud!’

‘In ieder geval, dat jongetje wilde limonade maken en roerde de siroop en het water met een stokje. Toen ging hij met een vriendje spelen en was hij dat hele bekertje limonade vergeten. Toen hij terugkwam, was het een ijsje geworden – met een stokje erin! En zo is het ijsje ontstaan!’

En het beste nieuws: zo’n growth mindset is aan te leren

En chips, legt een leerling me uit, ontstond toen een klant in een restaurant zo vaak klaagde dat hij de patat te dik vond, dat de kok dacht: ik zal je te pakken krijgen, ik schil die aardappel gewoon zo dun als ik kan!

Pascale: ‘Het gaat erom dat wij altijd zo bang zijn om foutjes te maken, maar dat sommige foutjes dus briljant zijn!’

Daarna krijgt iedereen een opdrachtvel. Daarop staan allerlei uitspraken die de leerlingen uit moeten knippen, en vervolgens moeten ze bepalen of een uitspraak meer bij superheld ‘Fixie’ of meer bij superheld ‘Growie’ past.

Als je echt slim bent, hoef je op school niet hard te werken.

Als je een doel hebt, zul je daar je best voor moeten doen.

Als je heel goed in iets wilt worden, moet je veel oefenen.

Als je ergens hard voor moet werken, ben je er gewoon niet goed in.

Die superhelden heten niet voor niets Growie en Fixie. De poppetjes verwijzen naar het populaire werk over ‘mindset’ van de Amerikaanse psycholoog Carol Dweck.

Dweck onderscheidt een growth en een fixed mindset. Mensen met een fixed mindset dat intelligentie aangeboren en statisch is. Ze willen daarom graag bewijzen dat ze slim zijn, en zien fouten als falen. Mensen met een growth mindset daarentegen geloven dat ze zich kunnen ontwikkelen door moeite te doen, wat hun aangeboren capaciteiten ook zijn. Ze voelen geen drang te bewijzen dat ze slim zijn, en zien fouten als leermomenten. Als gevolg gaan ze vaker uitdagingen aan, ontwikkelen ze een realistischer beeld van hun sterke en zwakke punten

En het beste nieuws: zo’n growth mindset is aan te leren. Of: een fixed mindset is te voorkomen. Bijvoorbeeld door leerlingen stil te laten staan bij hun fouten, en te laten zien dat dat helemaal niet erg is. En wat ouders en leraren vaak fout doen, is niet de inzet maar de intelligentie of het talent van hun kinderen of leerlingen prijzen. Ze zeggen bijvoorbeeld:

‘Wat slim van je!’

‘Gefeliciteerd, een 8!’

Het gevolg is dat het kind denkt dat het om het resultaat gaat, om het slim-zijn, niet om het leren.

Beter is het om leerlingen te complimenteren op het proces. In een van de lokalen heb ik eerder in de ochtend een poster zien hangen met ‘groeimindsetcomplimenten’.

 ‘Wat heb jij je best gedaan!’

‘Je hebt je hersenen lekker laten kraken!’ 

‘Echt een mooie fout om van te leren!’ 

In de klas van juf Pascale lijkt het te werken. ‘Ik vind Growie een leukere naam,’ zegt een van de knippende leerlingen.

Links: Wibra Markers set van 4. Rechts: Action Demo Creaties set van 5 en gum. Uit de serie ‘Empty Drawings’ van Helmut Smits.

Waarom fouten maken pijn kan doen

Het zijn geen willekeurige leerlingen die een speciaal programma volgen op de Prins Florisschool. Alle leerlingen die vandaag fouten leren maken zijn meer- of hoogbegaafd. Tenminste: dat vermoeden bestaat, want ze worden er niet op getest. Ze zitten ook niet in de plusklas omdat ze hoogbegaafd zijn – dat zou maar tot een fixed mindset kunnen leiden – maar omdat ze door hun bovengemiddelde intelligentie in hun reguliere lessen tegen dingen aanlopen. Iedere leerling die meedoet aan de plusklas, komt binnen met een ‘hulpvraag’.

Juf Marjolijn zegt dat ze niet meer zo in de kerststemming is – het is inmiddels ook al februari

Moeite hebben met fouten maken is zo’n veelvoorkomende hulpvraag, en eerder op de dag heeft hoogbegaafdencoördinator Tamara Catsburg me uitgelegd waarom juist cognitief sterke leerlingen moeite kunnen hebben met fouten maken. Er zijn twee redenen: een simpele en een complexere.

De simpele: hoogbegaafde leerlingen die het reguliere programma volgen maken weinig fouten, en doen daar dus nauwelijks ervaring mee op. De complexere: van hun omgeving krijgen zulke leerlingen voortdurend te horen hoe slim ze wel niet zijn. Zo kan hun intelligentie gemakkelijk een deel van hun identiteit worden. Het gevolg kan zijn dat een foutje niet meer zomaar iets is wat even niet goed gaat, maar kan voelen als een identitaire ineenstorting.

Om dat te voorkomen, krijgen leerlingen op de Prins Florisschool dus extra uitdaging tijdens de les en kunnen ze het Breinwerk-programma volgen. En daar blijft het niet bij. Meer- en hoogbegaafde leerlingen van de 25 basisscholen in de omgeving, die allemaal onder het bestuur van Unicoz vallen, kunnen ook een bovenschools programma volgen dat Op de Prins Florisschool komen de onderbouwleerlingen bij elkaar die dat programma volgen.

Links: Uni Posca 8mm lichtblauw, rood en groen. Rechts: Edding 1200 Metallic set van 6. Uit de serie ‘Empty Drawings’ van Helmut Smits.

Op pad in het grotemensenbos

In de klas van juf Marjolijn, begeleider van Denkwijs, vraagt een leerling of ze het kerstfilmpje van Ormie nog eens kunnen kijken.

Juf Marjolijn zegt dat ze niet meer zo in de kerststemming is – het is inmiddels ook al februari. Even later kijkt ze met haar twaalfkoppige klas van vijf- tot zevenjarigen wel een ander filmpje van tekenfilmvarken Ormie. Daarin probeert Ormie op verschillende manieren een schaal koekjes te pakken te krijgen die boven op een koelkast staat, Pas aan het eind van het filmpje heeft hij een briljant idee: hij laat de koelkast wiebelen waardoor de schaal naar beneden valt!

Marjolijn: ‘Hij gaf niet op, hè? Hij was wel echt een doorzetter. Daar heb je je doorzetkracht voor nodig!’

Mijn oog valt op de posters die aan de muren hangen.

‘Ik heb niet gefaald… Ik heb 10.000 manieren gevonden die niet werken.’

‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan leren.’

‘Doe je best, dan wordt je best steeds beter.’

Ook hangt er een poster van twee bospaden. Het ene is strak en duidelijk door mensen aangelegd, gemaakt van houtsnippers. Het andere is een kronkelpad, met dichtbegroeide struiken en wortels die – letterlijk en figuurlijk – in de weg zitten.

Hema Magic Markers, set van 12. Uit de serie ‘Empty Drawings’ van Helmut Smits.
Is ‘therapie’ de oplossing, of zou er voor alle leerlingen iets aan die weg moeten veranderen

Van onderwijs, hebben beleidsmakers de afgelopen dertig jaar geprobeerd steeds meer een rechte, geplaveide weg te maken. Aan het eind van die weg ligt een diploma waar leerlingen naartoe moeten werken – het liefst zo efficiënt mogelijk. Om te weten wie voor- en wie achterloopt, is het zaak om na elke 100 meter een hectometerpaaltje te plaatsen En als een fout op de toets bepaalt of je boven of onder het gemiddelde scoort, naar welke school je mag, of je een 4 of een 8 haalt, welk diploma je haalt – hoeveel ruimte biedt het systeem dan voor groei?

Is ‘therapie’ dan de oplossing of zou er voor alle leerlingen iets aan die weg moeten veranderen? Want hoogbegaafde kinderen hebben weliswaar weinig ervaring met fouten maken, maar voor kinderen die juist veel moeite moeten doen op school is het ook niet fijn om keer op keer een schrift vol rode strepen terug te krijgen. Ook zij kunnen afhaken. Niet omdat ze nooit een fout maken, maar omdat school hen voortdurend confronteert met waar ze niet goed in zijn.

De leerlingen van juf Marjolijn krijgen een bijzondere opdracht. Komende weken gaan ze in groepjes van vier een zo sterk mogelijke brug bouwen van papier. Vandaag tekenen ze hun ontwerpen en overleggen ze in groepjes om tot een gezamenlijk ontwerp te komen. Op de tafeltjes liggen expres geen gummen, heeft Marjolijn me eerder uitgelegd: wie een foutje maakt moet dat maar doorkrassen of er iets moois van maken.

Marjolijn loopt rond. ‘Waarom wil je het plan van Sam niet? Waarom wil je je eigen plan? Is er misschien een manier waarop we jouw plan bij dat van Sam kunnen voegen?’

Ze zou iedere leerling, ook de niet-hoogbegaafden, zulk uitdagend onderwijs in een klein groepje gunnen. Het mooie aan – gezamenlijk – een brug bouwen is dat het proces belangrijker is dan de uitkomst. Er zullen over een paar weken sterkere en zwakkere bruggen gebouwd zijn, maar geen brug is ‘fout’ zoals het antwoord op een rekensom dat op school kan zijn. Het gaat om het proces, om hoe uitdagend de weg is, niet om zo snel mogelijk bij de bestemming aankomen.

Een van de leerlingen wijst naar de poster met het dichtbegroeide kronkelpad. Hij herkent het van de wandelingen met zijn ouders. ‘Ik zou voor dit pad kiezen’, zegt hij. ‘Het lijkt op dat in het grotemensenbos.’

*Namen van leerlingen zijn om privacyredenen gefingeerd.

Meer lezen?