De pandemie is nog lang niet klaar met ons, laat dit boek zien
Long covid, een zorginfarct en weinig vertrouwen in de overheid: de pandemie dreunt nog altijd na. Willen we COVID-19 echt verwerken, dan zullen we eerst moeten terugkijken, betoogt stersocioloog Eric Klinenberg.
Het is vaak makkelijker om te zien hoe dingen beginnen dan hoe ze eindigen.
De meeste mensen hebben waarschijnlijk nog wel het moment voor ogen waarop de coronapandemie voor hen begon. Misschien in januari 2020, toen de eerste berichten verschenen over een nieuw virus in China.* Of anders half maart, toen premier Mark Rutte live op tv zijn eerste toespraak hield over COVID-19 en de eerste ‘gedeeltelijke lockdown’ afkondigde.*
Wanneer de pandemie ophield, is moeilijker te zeggen. Was het na de ‘harde lockdown’ van januari 2022? Was het in de lente van dat jaar, toen de meeste maatregelen (anderhalve meter afstand, geen grote bijeenkomsten) werden opgeheven? Of was het in februari van dít jaar, toen de parlementaire enquêtecommissie Corona officieel van start ging?*
Of is ze wel geëindigd? Voor de honderdduizenden mensen met long covid is de pandemie in ieder geval niet voorbij,* en voor wie er mentale gezondheidsklachten aan overhield al evenmin.
Misschien dat de pandemie daarom geen bevrijdingsdag kent, geen collectief ritueel om haar einde te markeren. In plaats daarvan rommelde ze onelegant de voorpagina’s, onze gesprekken en ons blikveld uit. Niemand die nadien nog de behoefte leek te voelen om er uitvoerig bij stil te staan.
Dat is zonde, stelt de vooraanstaande Amerikaanse socioloog Eric Klinenberg. Want, zo schrijft hij in zijn nieuwe boek 2020: One City, Seven People and the Year Everything Changed, alleen door terug te kijken op de pandemie kunnen we haar verwerken en van haar leren.
Waarom de pandemie onevenredig verdeeld was
Klinenberg doet al zijn hele carrière onderzoek naar rampen. Tijdens rampen komen doorgaans onzichtbare structuren, ongelijkheden en onrechtvaardigheden bloot te liggen: bestudeer ze en je begrijpt beter hoe de samenleving werkt. In 2020 richt hij zich op de pandemie in de Verenigde Staten, ‘een van de dodelijkste plekken op de planeet in 2020’. Daarbij zoomt hij in op New York, een stad als een vergrootglas, die in 2020 ‘meer COVID-19-besmettingen en -sterfgevallen registreerde dan enige andere stad ter wereld’.*
Klinenberg vertelt het verhaal van dat jaar en die stad via statistieken, sociologische theorieën en politieke analyses, maar óók via de individuele ervaringen van verschillende New Yorkers – onder wie een basisschooldirecteur in Chinatown (Manhattan), die ‘haar’ kinderen van onderwijs op afstand moet voorzien; een bareigenaar in Staten Island die weigert zijn kroeg te sluiten; en een juriste in Queens die een vrijwillig hulpnetwerk opzet om buren in nood van voedsel te voorzien.
Deze persoonlijke verhalen laten zien hoezeer de buurt waarin je woonde, je sociaal-economische klasse en je etnische afkomst bepaalden hoe de pandemie voor jou verliep.
Zwarte New Yorkers hadden vergeleken met witte stadsgenoten een twee keer zo grote kans om te overlijden aan het virus
Had je een ‘essentieel beroep’? Dan kreeg je applaus, maar liep je ook een veel groter risico op een besmetting, omdat je niet thuis mocht blijven (‘wie “essentieel” werd genoemd, werd als wegwerpartikel behandeld’, constateert Klinenberg).
Woonde je in een van de dichtbevolkte, diverse en arme wijken van Queens of The Bronx? Dan was de kans dat je ziek werd een stuk groter dan wanneer je in een van de rijkere delen van Manhattan woonde.
Was je zwart? Dan hadden jaren, nee, decennia, nee, ééuwen van structureel racisme ervoor gezorgd dat jouw gezondheid gemiddeld genomen slechter was en jouw lichaam vatbaarder voor het virus, en dat je een twee keer zo grote kans had om te overlijden als je witte stadsgenoten.
Er was genoeg beschikbare tijd, ruimte en frustratie voor protest
Dat laatste is een van de verklaringen, schrijft Klinenberg, voor de eruptie van woede en vooral demonstratiezucht na de moord op George Floyd in mei 2020. 2020 was niet alleen het jaar van corona, maar ook van Black Lives Matter-protesten in heel de Verenigde Staten en daarbuiten – en volgens Klinenberg zijn die twee niet los van elkaar te zien.
De pandemie had eens te meer de zwaar benadeelde positie van zwarte Amerikanen blootgelegd. Zij raakten vaker met het virus besmet en gingen er vaker aan dood. Ook pakte de politie vaker zwarte mensen op die zich niet aan de maatregelen hielden dan witte mensen.*
Klinenberg tekent op hoe de pandemie verliep voor Brandon English, een jonge zwarte fotograaf in Brooklyn. Tijdens zijn vrijwilligerswerk – boodschappen doen voor kwetsbare buren, groente kweken in een gemeenschappelijke moestuin – merkte English dat gesprekken met andere vrijwilligers in de loop van het voorjaar steeds politieker werden, en steeds vaker gingen over ongelijkheid en ras. Zodra English hoorde dat George Floyd door politiegeweld om het leven was gekomen en dat er een protest werd georganiseerd, wist hij: hier moet ik heen. Op Klinenbergs vraag of hij niet bang was om besmet te raken bij zo’n massale bijeenkomst, antwoordde hij: ‘Niet meer dan hoe bang ik was om te worden vermoord door de politie.’
Meedoen aan het protest was makkelijk, want door de lockdown zat English, net als talloze anderen, zonder (betaald) werk, of in elk geval zonder werkplek buiten de deur.
Sociologen gebruiken de term ‘biografische beschikbaarheid’ om te beschrijven hoe iemands levenssituatie van invloed is op de kans dat diegene zich aansluit bij een sociale beweging.* In normale tijden, legt Klinenberg uit, hebben voltijds werkende moeders bijvoorbeeld weinig tijd om mee te doen aan demonstraties, terwijl studenten juist veel tijd hebben. COVID-19 gooide die patronen overhoop: plotseling waren heel veel mensen niet alleen kwaad vanwege het onrecht dat ze om zich heen zagen, maar ook ‘beschikbaar’ om ertegen te demonstreren.
En: nu de hele wereld toch al op zijn kop stond, was het niet gek om te denken dat zulk protest óók echte verandering teweeg kon brengen, echte rechtvaardigheid, echte solidariteit. In al die opzichten, schrijft Klinenberg, waren de voorwaarden voor een massale protestbeweging ‘ideaal’. In de eerste twee weken na Floyds dood demonstreerden tussen de 15 en 26 miljoen Amerikanen voor raciale rechtvaardigheid: dat maakte van Black Lives Matter ‘de grootste beweging in de geschiedenis van het land’.*
In de VS werden de maatregelen een politieke splijtzwam
COVID-19 trok een veel groter spoor van vernieling door de Verenigde Staten dan door de meeste andere landen. Mensen werden ziek en kwamen om het leven, maar ook de sociale gevolgen waren groot. Dat komt door de conditie waarin het land verkeerde toen de pandemie uitbrak én door de manier waarop de politiek ermee omging.
Al vóór de pandemie had de VS een gebrekkig sociaal vangnet en een gepolariseerd politiek debat. Dat werd alleen maar erger: mensen die hun werk of onderneming kwijtraakten, kregen te weinig steun; gezinnen moesten zelf maar uitzoeken hoe ze werk, zorg en thuisonderwijs moesten combineren; mensen kwamen nóg meer tegenover elkaar te staan.
Wie een mondkapje droeg, gaf aan te vertrouwen op de medische wetenschap en te geloven in solidariteit; wie er geen droeg, stond voor vrijheid en ‘zelf nadenken’
President Donald Trump ontkende aanvankelijk de ernst en omvang van het probleem, sloeg het advies van epidemiologen in de wind en twijfelde openlijk aan het nut van preventieve maatregelen. Tijdens persconferenties en op sociale media promootte hij ‘alternatieve’ geneesmiddelen, zoals het malariamedicijn hydroxychloroquine.* En een persconferentie over het advies van de Centers for Disease Control (CDC) om een mondkapje te dragen, sloot hij af met de mededeling dat hij zelf niet van plan was dat te doen.
Trump maakte van de pandemie een politieke splijtzwam, en ‘moedigde mensen die hem vertrouwden aan om de Democraten en medisch experts te wantrouwen’, schrijft Klinenberg.*
Mede hierdoor groeide het mondkapje, ‘een simpel stukje stof’, uit tot een omstreden symbool. Wie er een droeg, gaf aan te vertrouwen op de medische wetenschap en te geloven in solidariteit; wie er geen droeg, stond voor vrijheid en ‘zelf nadenken’. Het internet stroomde vol met video’s van mensen die elkaar op straat of in winkels verbaal en zelfs fysiek aanvielen vanwege het al dan niet dragen van een mondkapje.*
Een wereldwijd verschil in pandemiepolarisatie
Stel je voor, schrijft Klinenberg, dat de president van de Verenigde Staten de pandemie niet had aangegrepen om nog meer verdeeldheid te zaaien in zijn eigen land (en tússen landen: hij refereerde stelselmatig aan het virus als ‘het Chinese virus’* of ‘het Chinavirus’* ).
Stel dat hij het virus in plaats daarvan had neergezet als een gezamenlijke vijand, één waar Amerikanen gezamenlijk tegen konden strijden, door zichzelf en elkaar te beschermen tegen besmetting, door persoonlijke vrijheden tijdelijk op te offeren voor het algemeen belang.
Hoeveel ruzie, hoeveel agressie, maar ook hoeveel dóden zou dat hebben gescheeld?
Klinenberg maakt een kleine tour langs landen als Canada, Australië, het Verenigd Koninkrijk en Taiwan, en laat zien dat er niets onvermijdelijk of natuurlijk was aan de politieke respons in de Verenigde Staten. En ook: dat die politieke respons alles uitmaakt voor het vertrouwen van mensen in hun overheid, voor hun bereidheid zich te houden aan de maatregelen, en voor hun gezondheid.
Taiwan bijvoorbeeld nam het virus vanaf dag één serieus, mede dankzij eerdere ervaringen met SARS. De eilandstaat zette direct de productie van mondkapjes* en covidtests in gang en legde reisbeperkingen en andere maatregelen op. Als gevolg van deze resolute handelswijze overleden in Taiwan 74 per 100.000 inwoners aan COVID-19,* vijf keer minder dan in de VS.
Ook in Australië waren medisch experts én bestuurders vanaf het begin eensgezind over de te varen koers, ongeacht hun politieke kleur.* Trump liet zich laatdunkend uit over staten die relatief strenge maatregelen invoerden, zoals New York; de toenmalige Australische premier Scott Morrison deed dat niet.
Gevolg: ook in Australië klaagden mensen over lockdowns en mondkapjes, maar de pandemie raakte er veel minder gepolariseerd. Toen de pandemie begon, had 76 procent van de Australiërs vertrouwen in het zorgsysteem, tegenover 34 procent van de Amerikanen;* in Australië gróéide dat vertrouwen in de loop van de pandemie (naar 84 procent),* terwijl het in de Verenigde Staten volledig instortte. Ook het vertrouwen dat Australiërs hadden in elkáár nam toe* – en daarmee hun bereidheid om voor elkaar te zorgen.
Een achteruitkijkspiegel helpt je vooruit
Klinenberg laat zien dat 2020 in veel opzichten nog niet voorbij is. Zo hebben de New Yorkers die hij opvoert in zijn boek hun naasten, hun baan of het vertrouwen in hun leiders, landgenoten en instituties verloren. Ze voelen zich nog altijd in de steek gelaten door een overheid die veel offers vroeg maar (te) weinig steun teruggaf. Hun studententijd werd opgegeten door lockdowns en Zoomsessies, hun gezinsleven werd een gevangenis, hun oude dag een angstige en geïsoleerde tijd.
Dat dreunt lang na: er is, schrijft Klinenberg, ook zoiets als ‘sociale long covid.’ Misschien is het wel zo lastig om te zien wanneer de pandemie eindigde omdat ze, in heel veel opzichten, nog helemaal niet voorbij is.
2020 is dan ook een boek dat je niet alleen iets leert over het jaar waarop het terugblikt, maar ook over nu. Het laat goed zien hoezeer politieke keuzes, sociaal beleid en ongelijkheid bepalen hoe een ramp uitpakt voor een land, een stad, een buurt, een persoon. Zo radicaliseert Daniel Presti, de bareigenaar in Staten Island, volledig wanneer hij zijn bar moet sluiten maar daar niets voor terugkrijgt. Het is lastig om je voor te stellen dat dit met een genereus steunpakket ook was gebeurd.
Zulke inzichten maken 2020 ook van belang voor wie liever vooruit- dan terugkijkt. Want de kans op een volgende pandemie is aanzienlijk* – en voor wie zich daarop wil voorbereiden zijn de lessen van deze ‘sociale autopsie’, zoals Klinenberg het boek zelf noemt, onontbeerlijk.
Het is moeilijk om te zien hoe dingen eindigen, maar met 2020 houdt Klinenberg een achteruitkijkspiegel omhoog – en helpt hij ons zo ook het heden beter te begrijpen.