Autorijden en vliegen op fossiele brandstof is slecht voor het klimaat. Daarom doen we dat nu ook op varkensvet. En we noemen het: biodiesel.
Biodiesel is een alternatief voor diesel, gemaakt van hernieuwbaar organisch materiaal. Zonnebloemolie bijvoorbeeld, idealiter in de vorm van gebruikt frituurvet.
Maar nu al wordt bijna de helft van alle biodiesel in de Europese Unie gemaakt van dierlijk vet, van varkens, koeien en kippen. Dat komt door Europese wetgeving, en lidstaten die het gebruik van dierlijk vet in biodiesel verder stimuleren – in Nederland bijvoorbeeld met een certificatensysteem.
Toen een collega mij deze feiten onder de neus duwde, borrelde er aanvankelijk één woord in me op: gadverdámme! Het is zo’n smerig idee, rijden op dierlijk vet. Bijna niemand weet dat dit het hoofdingrediënt van biodiesel is, maar iedereen met een dieselauto tankt het.
Zoiets zouden we toch moeten weten? Blijkbaar vindt de EU van niet, want er wordt op Europees niveau niet officieel bijgehouden hoeveel dierlijk vet er geproduceerd en verhandeld wordt. Of waarvoor dat vervolgens wordt gebruikt. De huidige schattingen komen uit een onafhankelijk onderzoeksrapport in opdracht van een internationale milieuorganisatie, waarvoor de benodigde cijfers uit allerlei hoeken en gaten gepeuterd moesten worden.
Het leek me op het eerste gezicht ook nogal vergezocht: rijden, varen of vliegen op dierlijk vet. Ik bedoel: eerst kunstmest maken van aardgas, daarmee maïs verbouwen, dat per boot naar de andere kant van de wereld verslepen, om het vervolgens aan varkens te voeren, die dan slachten, het vet eruit persen, en dan allerlei chemische trucs uithalen om het goed vloeibaar te maken. En dát gooi je dan in de tank van je verbrandingsmotor. Dan kun je beter gewoon op aardgas rijden, leek me. Scheelt gedoe, energie, ruimte en vervuiling.
Maar toen ik die nieuwe informatie enigszins had laten bezinken, bedacht ik: een aanzienlijk deel van de miljarden liters vet die jaarlijks uit alle Europese slachterijen stromen is tóch oneetbaar. Veel daarvan kan zelfs niet verwerkt worden tot zoiets als zeep. Alleen maar mooi als we daar in de vorm van biodiesel nog wat energie uit kunnen halen, dus. En duurzaam, omdat het fossiele diesel vervangt.
Toch?
Biodiesel is booming – en dit is nog maar het begin
In de EU worden jaarlijks honderden miljoenen koeien, varkens en kippen gefokt voor hun vlees, melk en eieren, en in mindere mate voor leer en gelatine. Ook het vet wordt gebruikt. Het slachtafval wordt zelfs nog verhit, zodat ook het laatste restje vet eruit druipt.
Niet al dit vet is geschikt voor menselijke consumptie. Iets meer dan de helft wordt gebruikt voor het maken van veevoer, kattenbrokjes, zeep en cosmetica. Wat overblijft is zelfs daar niet geschikt voor, omdat dit vet ziektekiemen kan bevatten. Deze restjes werden decennialang verbrand om warmte en energie mee op te wekken.
Maar sinds een paar jaar wordt bijna al dat restvet gebruikt als ‘biodiesel’.
Het moet niet zo zijn dat er door de vraag naar biodiesel meer vee wordt gehouden. Als het veehouders om het restvet gaat, is dat immers geen restproduct meer – en dus niet duurzaam. Gelukkig is dat niet het geval: zelfs als de waarde van oneetbaar dierlijk vet verdubbelt, is dat hooguit 2 procent van de opbrengst van een heel dier.
Transportbedrijven in de EU die willen – en móéten – vergroenen, stappen dan ook massaal over op biodiesel. Het goedje wordt gezien als een relatief groene tussenoplossing, omdat de switch naar elektrische auto’s, vrachtwagens en schepen voor veel bedrijven nog niet mogelijk is. Ook in Nederland verbleekt de hoeveelheid elektrisch vervoer vooralsnog bij het transport op biodiesel.
Biodiesel is dus booming. En dit is pas het begin: experts verwachten dat vooral de luchtvaart de komende jaren heel veel biodiesel zal slurpen. Want ook daar wil de Europese Commissie vergroening verplichten. En als je niet fossiel wilt vliegen, is het enige realistische alternatief vooralsnog Sustainable Aviation Fuel (SAF). Jawel: een soort biodiesel.
Met specifieke regelingen beïnvloeden EU-lidstaten welke grondstoffen er worden gebruikt. Zo krijgen biodiesel-leveranciers in Nederland waardevolle certificaten voor het bijmengen van biodiesel op basis van oneetbaar dierlijk vet (een reststroom), maar niet voor biodiesel op basis van bijvoorbeeld palmolie (geen reststroom).
Jammer voor de zeepfabrikant: al het vet wordt biodiesel
So far, so good. Idealiter gebruikt de brandstofindustrie alleen restvet: dierlijk vet dat nergens anders geschikt voor is.
Maar hier begint de schoen te wringen: een groot deel van dit vet is wel degelijk ook ergens anders voor geschikt. Je kunt er ook zeep, cosmetica, veevoer en kattenbrokjes van maken, bijvoorbeeld. Maar de brandstofindustrie kaapt steeds meer vet voor de neus van andere industrieën weg, en dat wordt de komende jaren nog veel erger. Het gaat hard: in 2006 werd nog vrijwel niets van het restvet gebruikt voor biodiesel; in 2021 naar schatting al een derde.
Hoe kan dit? Stel, je hebt een slachtbedrijf. En je wilt van dat restvet af. Voorheen was je dan blij met een dealtje met de huisdiervoederindustrie. Dan kreeg je tenminste nog wat voor al dat vet van lage kwaliteit.
Maar in de jaren 2000 begon de biobrandstofindustrie ook bij je aan te kloppen. Eerst af en toe, maar sinds het klimaatbeleid vorm kreeg werd haar vethonger onstilbaar. Omdat de brandstofindustrie certificaten krijgt voor het gebruik van dierlijk vet, kan die jou met je slachtbedrijf een heel goede prijs bieden.
Stel je nu even voor dat je een zeepmaker bent. Jij hebt ook restvet nodig, maar je vist nu achter het net. Het wordt geen zeep, maar biodiesel. Je kunt er natuurlijk voor kiezen een nog betere prijs te bieden dan de biodieselindustrie, maar jij krijgt geen certificaten – ook al is het gebruik van dit restproduct in jouw sector net zo duurzaam.
Zo wordt het voor jou goedkoper om over te stappen op alternatieven. Palmolie, bijvoorbeeld. Werkt minder goed in zeep dan restvet, maar it does the job.
Meer palmolie, meer uitstoot
En nu ben je weer jezelf, en je kijkt ernaar van een afstandje. In principe heeft een biodieselproducent liever palmolie dan varkensvet, omdat dat beter werkt. Andersom heeft een zeepmaker veel liever varkensvet dan palmolie. Ze gebruiken nu dus allebei niet de grondstof die ze het liefst zouden willen – omdat de overheid certificaten verstrekt voor het maken van biodiesel uit dierlijk restvet.
En dat is nog niet eens het stomste. Het systeem leidt indirect tot extra vraag naar plantaardige olie – het alternatief waar vroegere afnemers van dierlijk vet, zoals de zeepmaker, naar uitwijken. Die toenemende vraag naar palmolie en andere vetten heeft heel schadelijke gevolgen. Want daar is landbouwgrond voor nodig.
De behoefte aan landbouwgrond voor de oliepalmen en andere gewassen is wereldwijd de op een na grootste oorzaak van ontbossing (na weidegrond voor koeien). Ontbossing verergert niet alleen de biodiversiteitscrisis, het veroorzaakt ook heel veel uitstoot van broeikasgassen. Het vervangen van dierlijk restvet door palmolie veroorzaakt meer – mogelijk zelfs véél meer –extra uitstoot dan er voorkomen wordt door diesel te vervangen door biodiesel.
Kort gezegd: het gebruik van meer biodiesel op basis van dierlijk vet zorgt dus niet voor mínder, maar voor méér klimaatopwarming.
Onbegrensd transport kán niet duurzaam worden
Het stimuleren van dierlijk restvet voor biodiesel is dus niet effectief. Het werkt mogelijk zelfs averechts. Willen we de totale uitstoot van broeikasgassen verminderen, dan kan het gebruik van dierlijk vet voor biodiesel beter af- dan toenemen.
Dat staat trouwens nog los van het felle ‘food versus fuel’-debat dat al jaren woedt als het gaat om biobrandstoffen. Dat debat gaat over de vraag in hoeverre de productie van biobrandstoffen ten koste gaat van de voedselproductie. In de EU wordt de helft van alle geïmporteerde palmolie gebruikt voor biobrandstoffen, een derde van alle sojaolie, en meer dan de helft van de raapzaadolie. Dat is allemaal voedsel, ook voor de mens. Het is niet duurzaam dat we dat nu verbranden voor transport. Nooit.
Het opschalen van het gebruik van dierlijk restvet als brandstof draagt onder de streep dus ook niet bij aan het ‘vergroenen’ van het wereldwijde transport. Ook dát leidt tot extra productie van palmolie.
Nee, het probleem is fundamenteel: er worden krankzinnig veel mensen en spullen de hele wereld over versleept. Daarvoor is zo veel energie nodig dat geen enkele reststroom in de verste verte groot genoeg is om een serieus alternatief te bieden voor fossiele brandstoffen.
Onbegrensd transport wordt nooit duurzaam. Ook niet als je varkensvet tankt.
Correctie, 14-03-2024: in een eerdere versie van dit stuk stond dat de Nederlandse overheid subsidie verleent voor het gebruik van dierlijk vet als biodiesel. Dat klopt niet. Wel verstrekt de overheid certificaten aan leveranciers het gebruik van dierlijk vet als biodiesel. Leveranciers kunnen die verkopen aan collega’s. Dit geeft dezelfde prikkel als een subsidie, maar het kost de overheid geen geld – de industrie financiert het zelf.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!
Je bent niet ingelogd. Log in om andere verhalen te lezen, verhalen op te slaan, bijdragen te lezen en plaatsen, correspondenten te volgen en meer.