De beste natuurbescherming? Laat de natuur het zelf uitzoeken
Natuurherstel leidt in Nederland vaak juist tot natuurverníétiging. Daarom pleit vooraanstaand vogelkenner Rob Bijlsma in zijn boek Kerken van goud, dominees van hout voor een natuur die haar eigen gang kan gaan – vrij van menselijk ingrijpen.
Wat is de beste manier om onze natuur te beschermen? Een hek plaatsen en mensen weren, aldus de anarchistische roofvogelkenner en schrijver Rob Bijlsma in zijn boek Kerken van goud, dominees van hout.
Het in 2021 verschenen boek is in kleine kring een klassieker aan het worden. Terecht: het is een ongepolijste, stevig gefundeerde en vooral zeldzaam autonome tirade tegen de manier waarop we in Nederland natuur beschermen.
Natuurorganisaties zijn ‘productiegericht’ geworden, stelt Bijlsma. Een soort boeren die een bepaald type natuur leveren, al naargelang de klant wenst. Zogenaamd natuurherstel is in Nederland vaak natuurvernietiging. De ‘bescherming’ streeft vaak een bureaucratisch vastgesteld ‘natuurdoeltype’ na, al dan niet op last van de Europese Unie. En als de natuur daar nog niet aan voldoet, is het een kwestie van ‘hakken en graven om de achterbakse natuur alsnog in het gareel te schoppen’.
Dat bureaucratische denken staat haaks op wat natuur is, aldus Bijlsma. Namelijk: levend, spontaan ontwikkelend, nooit hetzelfde. En daarom is zulk natuurbeheer gedoemd te mislukken.
Herstel betekent vaak: kapotmaken wat er nu is
Lees het boek en je snapt waarom het korhoen maar niet wenst terug te keren naar Nederland, ondanks dure projecten die daarvoor moesten zorgen.* Of waarom de Oostvaardersplassen een tragische flop zijn.
En je zult ook je hart vasthouden bij het recente nieuws dat het Europees Parlement de Europese natuurherstelwet heeft aangenomen, die Nederland verplicht om herstelmaatregelen te nemen voor bijna alle natuurgebieden. Want herstel betekent in Nederland dus vaak: kapotmaken wat er nu is.
Elk idee over hoe natuur zou moeten zijn is onzin
Bijlsma weet waarover hij schrijft. Niet alleen is hij een van de belangrijkste Nederlandse vogelonderzoekers; hij woont zelf ook in een bos – waar overal ‘geronk en gezaag’ klinkt van natuurbeschermers die bomen kappen die niet in het plaatje passen. Zelfs als die bomen geliefde nestplaatsen van roofvogels zijn.
Dagelijks is Bijlsma buiten te vinden. Niet om de natuur zijn wil op te leggen, maar om te kijken, te luisteren, te meten, te tellen. (‘Alleen al in 2007-2019 moest ik 3277 vastzittende teken van mijn lijf plukken, opgelopen tijdens veldwerk in bos en beemd’, noteert hij in een voetnoot.)
Hij bestudeerde ook jarenlang de natuurprofessional. Zo deed hij, half gekscherend, onderzoek naar het ‘abdominaal profiel van de boswachter’. Oftewel: hij keek of ze een buikje hadden. Tussen 1979 en 2017 nam dat abdominaal profiel toe – waaruit Bijlsma concludeert dat ze te veel achter hun bureau zitten.
De natuur zoekt het zelf wel uit
Tegenover de ‘bureaucratie verpakt in gruweltaal waar je verstand bij stilstaat’ pleit hij voor een natuur die waarlijk vrij is van ieder menselijk ingrijpen. ‘De natuur zoekt het zelf wel uit. Wat wij daarvan vinden doet niet ter zake. Sterker: elk idee over hoe natuur zou moeten zijn is onzin.’
Dat zal volgens hem prachtige spontane natuur opleveren die past bij de omgeving. En wie weet zullen de beheerders dan weer bevlogen zijn, ‘weer bezielde taal gaan uitslaan en de prachtige namen als ongesteelde krulzoom, kale knoflooktaailing, vals hazenpootje en spinragkuddeschijfje naturel over de lippen laten rollen’.
PS Niet iedereen zal de stijl van Bijlsma waarderen. Hij schrijft onverbloemd en gebruikt veel voetnoten. Dat doet niets af aan het fundament van zijn betoog. Bovendien zijn juist die voetnoten vaak de krenten in de pap. Ter illustratie deze noot, vrijwel integraal overgenomen, over wat voor mensen je tegenwoordig in de natuur aantreft:
‘De werkelijkheid is wat minder gepolijst. De natuurgebieden zijn namelijk ook gevuld met schreeuwende ATB’ers [allterrainbikes, red.], dronken studenten tijdens ontgroening, paintballers, luchtballonnen, drones, radiografisch bestuurbare vliegtuigjes of dito auto’s, wandelspektakels, spook- en speurtochten, racefietsers, skeeleraars, mud-, trail- en obstaclerunners, drafsporters, festivals, kunstwerken, droppings, off-the-road-rijders, hondenuitlaatservices, quads, motorcrossers, hippische tochten, bomenknuffelaars, nachtelijke mindfulnessers op blote voeten, lokale brandweervrijwilligers op wampex [weekend amphibious expedition, red.], survivallers die fikkie stoken, bushcrafters (al dan niet in extra uitvoering), nightriders, veldlopen van kinderen met overgewicht, hondentrainingen, samenscholingen van vogelaars of fotografen bij een zeldzaamheid, militairen op oriëntatietocht dwars door het terrein, oefenende helikopters op boomhoogte in stiltegebieden, spoorzoekers, slipjachten, metaalzoekers, stangenzoekers, stropers, henneptelers, geocachers… En frappant, hoogst zelden kom je een boswachter tegen (en die dan meestal gezeten in een auto).’