Met deze truc ontwijken private-equitymanagers massaal belasting (en de staatssecretaris vindt het prima zo)

Jesse Frederik
Correspondent Economie
Illustraties gemaakt door Vartika Sharma (voor De Correspondent)

Goedbetaalde fondsmanagers weten handig gebruik te maken van een maas in de belastingwetgeving: ordinaire bonussen maskeren zij als geniale beleggingen. Met als gevolg dat zij een veel lager belastingtarief betalen dan de doorsnee-Nederlander.

In Nederland betaalt de manager van een private-equityfonds een lager belastingtarief dan zijn schoonmaker. 

Dat komt doordat fondsmanagers hun prestatiebonussen (normaal belast tegen 49,5 procent) weten te maskeren als geniale beleggingen (belast tegen 33 procent). 

Een praktijk waarmee de Nederlandse overheid naar schatting zo’n 112 miljoen euro per jaar aan belastinginkomsten misloopt. En anders dan in landen als Denemarken en Zweden, waar deze vorm van belastingontwijking aan banden wordt gelegd, kraait er in Nederland geen haan naar.

In zijn vorige baan als partner bij Ernst & Young lobbyde de staatssecretaris overigens nog tegen wetgeving die precies deze vorm van belastingontwijking moest voorkomen.

Belastingontwijking voor dummies

Even terug naar de basis: hoe werkt deze belastingontwijking precies?

Private equity is de financiële kunstvorm waarbij bedrijven worden verworven, gereorganiseerd en weer verkocht. Een private-equitykantoor richt verschillende investeringsfondsen op, waar pensioenbeleggers, rijke families of andere investeerders hun geld aan toevertrouwen. Het private-equitykantoor heeft allerlei fondsmanagers in dienst, die voor de investeringsfondsen bedrijven selecteren en herstructureren. 

Een fictief voorbeeld: Het private-equitykantoor Batavia Investments richt het investeringsfonds Welvaeren III op. Welvaeren III legt 200 miljoen neer om matrassenreus Beter Bed over te nemen. De fondsmanagers van Batavia zorgen ervoor dat er wordt gesneden in het personeelsbestand, geïnvesteerd in solide springveren, en voilà, na een paar jaar wordt Beter Bed voor 300 miljoen weer van de hand gedaan.

Voor de diensten van het private-equitykantoor Batavia betaalt het fonds Welvaeren III een stevige vergoeding. Gangbaar in de sector zijn een managementfee (ongeacht het resultaat) en een prestatiebonus (afhankelijk van het resultaat).

Mocht zo’n investering in Beter Bed meer opleveren dan een bepaald basisrendement (meestal 8 procent per jaar), dan ontvangen de fondsmanagers van Batavia 20 procent van alle meeropbrengst.

En daarmee begint de fiscale pret. 

Carried interest is in feite een ordinaire prestatiebonus die om goede fiscale redenen wordt omgekat tot een geniale belegging

Voor de ontvangst van de carried interest wordt een apart bedrijf opgericht (hier: Zilvervloot BV), dat speciale aandelen krijgt in het private-equityfonds (in dit geval Welvaeren III), en daarmee indirect een belang in de overgenomen ondernemingen Een select gezelschap van fondsmanagers mag vervolgens voor een zacht prijsje aandelen in Zilvervloot kopen (en soms investeren ook partners, familieleden en vrienden mee: leuk voor de erfbelasting). 

Mocht de investering in Beter Bed meer opleveren dan 8 procent rendement, dan vloeit er opeens enorm veel geld richting Zilvervloot. Een aandeeltje Zilvervloot verworven voor een paar euro kan opeens een miljoen opleveren (dat zijn de betere beleggingen!). 

Maar deze carried interest is natuurlijk helemaal geen normale investering in een bedrijf.

Fondsmanagers lopen geen serieus risico en weten op voorhand dat ze een enorme financiële knaller kunnen maken. Het is dus in feite een ordinaire prestatiebonus die om goede fiscale redenen wordt omgekat tot een geniale belegging. Als de carried interest namelijk als gewone bonus was uitgekeerd, dan zou de fiscus 49,5 procent inkomstenbelasting heffen (box 1: zoals bij ieder normaal loon). Maar omdat fondsmanagers het in de vorm van aandelen in Zilvervloot BV hebben gegoten, betalen ze slechts 33 procent belasting (box 2: het belastingtarief voor bedrijfseigenaren). 

Nu is het verschil tussen box 1 en box 2 normaliter niet zo groot. Als je bijvoorbeeld eigenaar bent van een winstgevende bakkerij, dan betaalt de bakkerij eerst vennootschapsbelasting over de winst (sinds 2024: 25,8 procent), waarna jijzelf nog box 2-belasting betaalt op het moment dat er winst uit de bakkerij wordt uitgekeerd (sinds 2024: 33 procent). Als je die twee bij elkaar optelt, kom je uit op een totaaltarief van 50,2 procent belasting, wat inmiddels zelfs iets hoger is dan het toptarief van 49,5 procent in box 1. 

Maar – en dit is cruciaal – fondsmanagers zorgen ervoor dat Zilvervloot BV geen vennootschapsbelasting hoeft te betalen. Nederland kent namelijk de zogenoemde deelnemingsvrijstelling. Die komt erop neer dat als een onderneming (in dit geval Beter Bed) al vennootschapsbelasting heeft betaald, de moederbedrijven (via het fonds Welvaeren III, uiteindelijk ook Zilvervloot BV) over de winstuitkeringen van de dochter niet nog eens vennootschapsbelasting hoeven te betalen. Als Beter Bed dus van de hand wordt gedaan, dan hoeft Welvaeren III noch Zilvervloot over de verkoopopbrengst vennootschapsbelasting te betalen. 

Dat is op zich te billijken als de carried interest werkelijk een riskante investering is door kundige zakenlieden. Maar het is natuurlijk gewoon een gekunstelde beloning voor geleverde werkzaamheden. Waarom zo’n bonus minder moet worden belast (slechts 33 procent) dan iedere andere vorm van werk (49,5 procent) is moeilijk te begrijpen.

Douceurtje voor de expat: miljoenen minder belasting!

En het kan nog gekker. Fondsmanagers die niet uit Nederland komen, kunnen aanspraak maken op de ‘partiële buitenlandse belastingplicht’. Dit is een volledige vrijstelling van de belasting in box 2 (eigen bedrijf) en box 3 (vermogen) voor expats. Omdat de winst van Zilvervloot in box 2 terechtkomt, kunnen buitenlandse fondsmanagers die een beroep doen op deze partiële buitenlandse belastingplicht dus alle belastingheffing over hun carried interest vermijden! 

In antwoord op Kamervragen van Senna Maatoug (GroenLinks) liet staatssecretaris Marnix van Rij weten dat de Belastingdienst zich bij de rechter zou verzetten tegen zulk ‘onbedoeld ontwijkgedrag’ door expats. ‘Ik zie vooralsnog geen noodzaak om actie te ondernemen,’ schreef hij.

Maar in januari 2024 stelde de rechtbank Zeeland-West-Brabant de fiscus in het ongelijk in een zaak van een CFO die precies zulk ‘onbedoeld ontwijkgedrag’ vertoonde. Het belastbaar inkomen van deze CFO over 2018 werd door de rechtbank verlaagd van maar liefst 20,54 miljoen euro naar een schamele 0,97 miljoen euro. 

De pro-belastingontwijkingslobby van Van Rij

Nu is deze vorm van belastingontwijking niet onbekend in de politiek. Sterker nog, in 2008 kondigde toenmalig minister Wouter Bos (Financiën, PvdA) met veel bombarie aan iets te willen doen aan de laagbelaste beloningen in de financiële sector. Een onderdeel van zijn Wet belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen betrof het ‘evenwichtiger belasten’ van ‘lucratieve belangen’. Lucratieve belangen waren investeringen die ‘potentiële rendementen opleveren die in geen verhouding staan tot het geïnvesteerde kapitaal’ (lees: carried interest). 

Na de aankondiging van het wetsvoorstel brak acute paniek uit onder belastingadviseurs, die graag opkomen voor de belangen van hun clientèle. Het leek er even op dat de wetgever van plan was het dunne financiële vernislaagje van de carried interest af te poetsen om het voortaan gewoon als arbeidsinkomen te belasten.

Een afgevaardigde van PricewaterhouseCoopers maakte zich er zorgen over ‘dat de schoonmaker ook onder het bereik van deze wetgeving kan vallen’

noemde een belastingadviseur van Spigthoff het wetsvoorstel met veel gevoel voor pathos ‘een soort fiscale doodstraf’. Een afgevaardigde van PricewaterhouseCoopers maakte zich er zorgen over ‘dat de schoonmaker […] ook onder het bereik van deze wetgeving kan vallen’. 

Ook van de partij was Marnix van Rij, inmiddels staatssecretaris van Financiën, maar indertijd partner bij Ernst & Young. Van Rij vond dat ‘de noodzakelijke investeringen in Nederland gedaan [moeten] blijven worden en dat Nederland als vestigingsland niet uit de pas loopt’. Nederland moest de bonussen van private-equitymanagers vooral niet als arbeidsinkomen belasten. 

Volgens Van Rij was het belasten in box 2 prima te verdedigen, omdat de tarieven van de vennootschapsbelasting en box 2 bij elkaar opgeteld vergelijkbaar waren met het tarief in box 1. Dat geen enkele zichzelf respecterende fondsmanager zijn carried interest zo structureert dat er vennootschapsbelasting wordt betaald, liet Van Rij onvermeld, en werd ook door de Kamerleden niet opgemerkt.

De kritische geluiden van belastingadviseurs bleken goed gehoord. Het uiteindelijke wetsvoorstel bevatte een artikel (3.95b, lid 5) waarmee fondsmanagers de mogelijkheid kregen te kiezen tussen box 1 en box 2. In feite deed de wetswijziging daarmee niets anders dan

Wâh kost dâh?

Om hoeveel geld gaat dit nu eigenlijk? Dat is moeilijk te zeggen. 

Staatssecretaris Marnix van Rij zegt in antwoord op Kamervragen van GroenLinks en PvdA dat hij niet precies weet welk budgettair belang is gemoeid met carried interest. Private equity blinkt niet uit in helderheid over de behaalde rendementen en betaalde beloningen.

Een bierviltjesberekening is dus nodig: de afgelopen dertig jaar behaalden Europese participatiefondsen gemiddeld rond de 16 procent rendement per jaar. Nederlandse private-equity- en venture-capitalfondsen bezitten in totaal zo’n 42,7 miljard euro aan fondsvermogen. Bij een behaald rendement van 16 procent, een minimumrendement van 8 procent en een carried interest van 20 procent betekent dit dat er zo’n 681 miljoen euro aan carried interest wordt betaald door Nederlandse participatiemaatschappijen. Als deze carried interest naar Nederlandse belastingplichtigen vloeit, dan impliceert dat gederfde belastinginkomsten van zo’n 112 miljoen euro per jaar. 

Het is de vraag of de fiscale uitzonderingspositie van fondsmanagers nog van deze tijd is. Nederland zou niet meer alleen staan in de wereld wanneer het carried interest als arbeidsinkomen zou belasten.

Denemarken kwam al in 2019 En in Zweden besloot de rechter in 2018 om In veel meer landen speelt de discussie, hoewel acties daar nog uitblijven.

Vooralsnog is er in Nederland nauwelijks discussie over de beperkte belasting van private-equitybonussen.

Op de vraag of het wenselijk is dat een private-equitymanager minder belasting betaalt dan een schoonmaker, antwoordt Van Rij dat

Het moet een geruststellende gedachte zijn voor al die schoonmakers met een lucratief belang in een Luxemburgs carried-interestvehikel.