Socioloog Mara Yerkes deed al bijna twintig jaar onderzoek naar de balans tussen werk en privé toen haar eigen balans plots volledig zoek raakte.
Eind 2022 werd haar man ernstig ziek – hij werd geopereerd, kreeg last van complicaties, had veel zorg nodig. Het echtpaar heeft een jonge zoon en Yerkes heeft een baan aan de universiteit. ‘Toen ik aan een verpleegkundige in het ziekenhuis vroeg bij wie ik kon aankloppen voor hulp, zei ze: “Jij bent toch zijn vrouw? Je hebt geen recht op hulp.” Ik moest het zelf maar uitzoeken en regelen.’
Zo ondervond Yerkes aan den lijve wat ze in haar onderzoek al zo vaak had gezien: ‘De overheid heeft de afgelopen decennia steeds meer verantwoordelijkheden bij het individu gelegd, waardoor veel mensen betaald werk moeten combineren met zware zorgtaken. Mij lukte dat dankzij een begripvolle werkgever, collega’s die werk overnamen en vrienden die kwamen helpen. Maar lang niet iedereen is daartoe in staat.’
Wat ze zich ook realiseerde: wie zorgt voor een naaste met medische problemen, moet twee complexe maatschappelijke systemen tegelijkertijd navigeren. ‘Enerzijds het medische systeem, met specialisten die een heel eigen taal spreken, veel bureaucratie en lange wachtlijsten. En anderzijds het socialezekerheidsstelsel, waar je erachter moet zien te komen of je bij de gemeente of je werkgever moet zijn voor verlof of hulp.
De komende decennia zullen steeds meer Nederlanders in zo’n situatie terechtkomen, vertelde Yerkes half maart tijdens haar benoeming tot hoogleraar ‘Comparative Social Policy in Relation to Social Inequalities’ aan de Universiteit Utrecht. Zowel werkgevers als overheden hebben beleid gemaakt om mensen daarbij te helpen, maar uit haar onderzoek blijkt dat niet iedereen daar even makkelijk gebruik van maakt, en dat het sommige mensen zelfs in de weg zit.
Met als gevolg dat de ongelijkheid – tussen mannen en vrouwen, of tussen verschillende sociaaleconomische groepen – toeneemt.
Je zegt dat vrijwel iedereen met betaald werk op een goed moment ook mantelzorg zal verlenen. Waarom?
‘In Nederland is net als in veel andere landen de verzorgingsstaat vanaf de jaren tachtig steeds kleiner geworden. De overheid heeft veel taken bij de gemeente belegd en de gemeente zegt op haar beurt: wij verwachten dat burgers die taken zélf oppakken. Mensen moeten meer verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf, langer zelfstandig thuis blijven wonen, en zelf voor hun naasten zorgen.’
‘Daarbovenop is er de vergrijzing: we leven steeds langer en hebben langer zorg nodig. We krijgen ook steeds minder kinderen, waardoor de zorg voor een zieke ouder door een klein aantal kinderen moet worden opgebracht. Als al die kinderen al in de buurt wonen, wat ook lang niet altijd zo is.’
Veel mensen worstelen met de balans tussen werk en zorg. Hoe komt dat en waarom is dat een probleem?
‘Wanneer je lange tijd én moet werken én moet zorgen én ook veel tijd kwijt bent aan al het medische en sociale regelwerk, gaat dat ten koste van iets anders. Uit onderzoek blijkt dat mantelzorgers op termijn minder gaan slapen of sporten – dat ze minder goed voor zichzelf gaan zorgen. Mantelzorgers hebben meestal ook een band met degene voor wie ze zorgen. Als jouw ouder, partner, broer of zus ziek is, kan dat emotioneel heel belastend zijn.’
De term ‘werk-privébalans’ suggereert dat als jij moeite hebt om werk en zorg te combineren, dat wel zal komen doordat je niet goed in balans bent
‘Als dat allemaal te lang duurt kunnen mantelzorgers uitvallen – dan krijgen ze bijvoorbeeld burn-outklachten en gaan ze minder werken of stoppen ze er helemaal mee. Dat is vervelend voor hen – mensen die mantelzorg combineren met betaald werk ervaren doorgaans een betere kwaliteit van leven dan wie fulltime zorgt. Toen mijn man ziek werd was mijn werk ook mijn reddingsboei – omdat ik af en toe weg kon van het zorgen, en op werk niet mantelzorger of moeder was, maar gewoon Mara.’
‘En wanneer zorgverleners vervolgens uitvallen is dat ook vervelend voor de rest van de maatschappij. Uitval levert medische kosten op, kosten voor de samenleving – denk aan de Ziektewet – en kosten voor de werkgever. Daar betalen we allemaal aan mee, omdat we onvoldoende voorzieningen hebben die mensen in staat stellen werk en zorg te combineren.’
‘Overigens: de term "werk-privébalans" suggereert dat het mogelijk is inderdaad een balans te vinden, terwijl dat voor de meeste mensen helemaal niet zo is. Ze suggereert ook dat als jij moeite hebt om werk en zorg te combineren, dat wel zal komen doordat je niet goed in balans bent. Maar er zijn allerlei andere factoren die daar ook een rol in spelen, zoals de aard van je werk, de cultuur, en inderdaad beleid.’
Jij doet onderzoek naar zulk beleid – voorzieningen om de combinatie van werk en privé makkelijker te maken. De Europese Unie heeft sinds een aantal jaar een richtlijn voor werk-privébalans die lidstaten verplicht om zulk beleid te voeren, wat Nederland overigens al langer deed. Wat voor voorzieningen zijn er en waarom zijn die onvoldoende?
‘De belangrijkste beleidsinstrumenten zijn de Wet flexibel werken, verlofregelingen, kinderopvang en mantelzorgvoorzieningen zoals dagopvang en respijtzorg. Uit onderzoek blijkt dat niet iedereen daar even goed gebruik van kan maken, en dat beleid mensen ook kan tegenwerken.’
In een grootschalig Europees onderzoek dat Yerkes de afgelopen vijf jaar leidde, genaamd CAPABLE, onderzocht ze samen met haar collega’s hoe werk-privébeleid in verschillende landen uitpakt en waarom – en in hoeverre het bijdraagt aan meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen en tussen andere groepen.
Ze ontdekten onder meer dat flexibel werken – waaronder de mogelijkheid om je eigen werktijden en werklocatie te bepalen – op korte termijn kan helpen om zorg en werk te combineren, maar op lange termijn negatief kan uitpakken voor iemands welzijn en gezondheid.
Yerkes: ‘Wanneer mensen flexibel mogen werken gaan sommigen méér uren maken, uit dankbaarheid of uit schuldgevoel. Doe dat lang genoeg, en je holt jezelf uit. Flexibiliteit kan goed zijn, maar dan moet je als werkgever wel veel vaker dan normaal in gesprek gaan met de werknemer over hoe het gaat en wat er nog meer nodig is.’
‘Culturele normen maken ook uit. In Italië zagen we dat mensen het rechtvaardiger vinden dat vrouwen met kinderen gebruik maken van zaken als flexibel werken en zorgverlof dan vrouwen zonder kinderen. Dat kan ertoe leiden dat mensen die wél recht hebben op zulke regelingen er geen gebruik van durven te maken.’
Maar jij concludeerde ook dat niet alle regelingen even bruikbaar zijn.
‘Dat klopt. Mantelzorgers kunnen in Nederland bijvoorbeeld zorgverlof opnemen. Maar vaak is mantelzorg onvoorspelbaar. Stel dat je iemand die kanker heeft verzorgt. Die ziekte kan heel grillig verlopen. Of neem dementie: daar lopen patiënten soms jaren mee rond. Dan kun je wel twee weken betaald zorgverlof en zes weken onbetaald zorgverlof opnemen, maar wanneer moet je die inplannen?’
Veel beleid wordt gemaakt zonder dat er altijd goed is gekeken wat mensen daadwerkelijk nodig hebben. Daardoor groeit de ongelijkheid
‘Voor ons onderzoek interviewde ik een vrouw van wie de echtgenoot erg ziek was en steeds zieker werd. Ze vroeg de gemeente om hulp, maar die zei: “Kun je niet minder uren gaan werken?” Dat wilde ze niet, haar werk was belangrijk voor haar. Uiteindelijk heeft ze haar koffer gepakt, is ze weggelopen en heeft ze de crisisdienst gebeld. Toen moest er wel thuiszorg komen. Zij woont nu in een ander huis en gaat elke dag naar haar man toe om met hem te koken en hem te helpen. Ze zegt: “Nu doe ik het als zijn vrouw, en niet als zijn verpleegkundige.” Door dat gesprek besefte ik: we vragen veel te veel van mensen.’
‘Maar goedbedoelde oplossingen hiervoor pakken ook niet altijd uit zoals je verwacht. In Engeland is op een gegeven moment bedacht dat het beter zou zijn om één universele uitkering in te voeren, in plaats van allerlei regelingen. Het idee: makkelijker en overzichtelijker voor de aanvragen. Maar wat bleek? De druk lag zo hoog om juist die ene aanvraag goed te volbrengen, dat het enorme stress opleverde bij de aanvragers. Voor de mentale gezondheid van mensen die zo’n uitkering nodig hadden, was het dus niet per se goed.’
‘Het punt is: veel beleid wordt gemaakt zonder dat er altijd goed is gekeken wat mensen daadwerkelijk nodig hebben. Daardoor groeit de ongelijkheid: mensen met geld, met een goed netwerk, met kennis van de medische wereld of het sociaal domein, die mondig zijn en weten wat ze waar moeten vragen, die redden zich vaak wel. Maar mensen die dat minder goed kunnen, die redden zich niet. Vooral mensen met een migratieachtergrond of een lagere sociaaleconomische positie hebben vaak meer moeite met het navigeren van die systemen.’
Hoe moet het dan wel? Zijn er beleidsmakers die proberen hier iets aan te doen, of landen waar het beter is geregeld?
‘Er zijn zeker beleidsmakers die proberen hier iets aan te doen, maar het is lastig. Wat in elk geval moet gebeuren, is dat de mensen om wie het gaat worden betrokken bij het opstellen van beleid. Want beleidsmakers en ook veel onderzoekers zijn geneigd te denken dat beleid altijd helpt, maar als je praat met de mensen voor wie het bedoeld is, zie je dat niet élke beleidsmaatregel goed uitpakt voor iedereen.’
‘De sociale zekerheid en het zorgsysteem hebben zich de afgelopen decennia ieder op hun eigen manier ontwikkeld. Daardoor zijn complexe stelsels ontstaan met ieder hun eigen mensen, eigen manieren van doen en eigen specialismen.’
‘Artsen houden zich niet bezig met het beleid van de gemeente, en sociaal werkers weten niet het fijne van het ziekenhuis. Zo zijn er silo’s ontstaan, met elk hun eigen problemen, waardoor veel mensen niet eens tijd hebben om bij elkaar over de schutting te kijken, al zouden ze het willen. Toch is het heel belangrijk om ze allebei in het oog te houden – want mensen raken in allebei verstrikt.’
‘Het zou helpen als we op landelijk niveau helder hebben wat al die verschillende systemen voor mensen betekenen. Daarvoor is het nodig dat beleidsmakers, onderzoekers, en mensen uit zowel de medische wereld als het sociaal domein veel beter gaan samenwerken met elkaar.’
‘Ik weet ook nog niet wat dé oplossing is, maar wel dat het heel belangrijk is om echt goed te kijken naar wat beleid precies voor uitwerking heeft. Zodat je uiteindelijk beter beleid kunt maken. In delen van Zuid-Afrika gaat dat heel goed: daar werken beleidsmakers, wetenschappers en praktijkmensen samen in ‘communities of practice’ om oplossingen te vinden voor een specifieke regio.’
‘De komende jaren wil ik dan ook mensen gaan volgen die in de medische wereld én het sociale zekerheidssysteem belanden. En dan stap voor stap meekijken: waar lopen ze tegenaan en hoe kan dat makkelijker worden? Want als we van mensen verwachten dat ze zich kunnen redden in de maatschappij, maar heel veel mensen daar niet toe in staat zijn, wordt de ongelijkheid alleen maar groter.’
Wat kunnen mensen zelf doen om die combinatie het hoofd te bieden, los van wachten op beter beleid?
‘Dat is een terechte vraag, al suggereert die ook dat we alles zelf kunnen regelen. Veel mensen kunnen dat niet, daarom moet er echt een beter systeem komen. Los daarvan is het belangrijk dat we stilstaan bij de rol die zorg speelt in ons leven, en nog vóór een naaste ziek wordt nadenken en praten over hoe we dat te zijner tijd willen en kunnen opvangen.’
‘Beland je eenmaal in een situatie waarin je zorg en werk moet combineren, ga dan met je werkgever in gesprek. Wees op de hoogte van je rechten, zoals flexibel werken en verlof, maar denk ook na over je behoeftes. Want voor veel mensen is werk een afleiding en een vlucht; dat wil je misschien niet opgeven. Geef aan of je het er wel of niet met collega’s over wil hebben, want ook dat is niet voor iedereen hetzelfde.’
‘Heb je moeite het medische systeem te navigeren, neem dan contact op met je zorgverzekeraar. Die kan je helpen om daar een weg in te vinden. En contacteer de gemeente, vraag of er hulp mogelijk is. Als je de eerste keer "nee" te horen krijgt, vraag het dan nog een keer: wees volhardend en assertief, ook als dat onwennig voelt.’
‘Omgekeerd: zit een collega of vriend in een zorgsituatie, luister dan naar waar iemand behoefte aan heeft. Vraag niet voortdurend of het al beter gaat thuis, want soms worden mensen helemaal niet beter. Erken dat het een rotsituatie is, dat is vaak al genoeg. Als je wil helpen, wees dan concreet en praktisch. Zeg niet: "Laat het weten als ik iets kan doen", want dat doen mensen niet. Vraag in plaats daarvan: "Vind je het fijn als ik volgende week een maaltijd langsbreng, je zoon meeneem naar een sportactiviteit, of een middag bij je moeder ga zitten zodat jij naar de film kunt?"’
‘En ben je werkgever, vul dan niet voor je werknemer in dat die waarschijnlijk met rust gelaten wil worden. Sommige mensen willen dat, maar niet iedereen. Zelf was ik echt dolblij, in die eerste weken dat mijn man zo ziek was, als ik een paar werkmailtjes kon beantwoorden. Zorgen is ook vaak wachten, en zo kon ik me op een andere manier nuttig voelen, en betekenisvol.’
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!
Je bent niet ingelogd. Log in om andere verhalen te lezen, verhalen op te slaan, bijdragen te lezen en plaatsen, correspondenten te volgen en meer.