Mensen met geld snappen niet wat armoede is – en toch gaan zij over de oplossingen
Een clubje hoogopgeleide mensen met geld bepaalt hoe de problemen van arme mensen moeten worden opgelost. Dat leidt tot slecht advies en oplossingen die niet werken. Wie legt mensen met geld een keer uit wat armoede écht is?
Omdat mijn jeugd in een arm gezin allesbehalve bol stond van de kansen, kwam ik pas rond mijn dertigste toe aan studeren. In de universiteitsbanken zat ik tussen de prille twintigers, die veelal een leven hadden dat erg afweek van het mijne.
Ik studeerde politicologie. Onvermijdelijk heb je het dan weleens over herverdelingsvraagstukken: wie krijgt welk deel van de financiële overheidskoek? Tijdens een discussie werd armoede door een medestudent omschreven als ‘een bijbaantje als afwasser moeten nemen’. Deze student kreeg van zijn ouders een financiële bijdrage om op kamers te gaan, maar voor de pleziertjes was hij aangewezen op de eigen noeste arbeid. Klaarblijkelijk ervoer hij dat als een armoedig leven.
Het is een naïeve alledaagse blik op armoede: heb je een tekort aan geld, zet dan gewoon een tandje bij.
Zou het?
Aandacht voor armoede is nieuw – maar oude opvattingen krijgen geen update
Inmiddels ben ik ruim tien jaar geleden afgestudeerd en heeft de samenleving armoede en bestaansonzekerheid herontdekt als maatschappelijke problemen. Dat is vrij bizar, want wie de armoedecijfers erop naslaat, ziet dat de absolute armoede de laatste jaren helemaal niet gestegen is. Telde Nederland tien jaar geleden nog 1,2 miljoen mensen in armoede,* nu zijn dat er ruim een miljoen.* Nog steeds een dramatisch aantal, daar niet van.
Een mens als ik, dat zelf bittere armoede heeft gekend, vraagt zich dan af: waar komt die herontdekking van armoede en bestaanszekerheid als maatschappelijke thema’s plots vandaan?
Welnu, eerst was er de coronacrisis en toen werden we in 2022 geconfronteerd met stijgende energie- en supermarktprijzen als gevolg van de Russische invasie in Oekraïne. Daardoor voelden ineens ook bredere middengroepen de hete adem van de bestaansonzekerheid in hun nek.* Veel Nederlanders beseften: onverwachte gebeurtenissen in het leven kunnen leiden tot een grote terugval in het inkomen.
Je zou er hoopvol van worden en denken: nu armoede in dit hartstikke gave landje weer de aandacht geniet, lukt het ons ook om onze opvattingen over armoede te updaten. Nou, dat valt me vies tegen.
Zo gaf ik eind 2022 een lezing aan studenten sociaal werk. In een uur vertelde ik ze hoe hardnekkige denkbeelden over arme mensen in onze samenleving armoede in stand houden. Na de lezing kwam een student geïrriteerd naar me toe. Zij had het als uitwonende student ook niet al te breed, vertelde ze, maar ze wist gewoon ‘de tering naar de nering te zetten’. Arme mensen moesten het gat in hun hand maar dichtnaaien. Ik moest niet doen alsof het allemaal zo zielig was.
Tja. Tien jaar geleden moest je als arm persoon maar een bijbaantje als afwasser nemen, nu mag je lekker de tering naar de nering zetten. Je zou deze twee visies op armoede kunnen bestempelen als jeugdige naïviteit. Toch raakten de twee studenten met hun opmerkingen de kern van de gangbare opvattingen over armoede.
Een oppervlakkig beeld van armoede heeft desastreuze gevolgen
Armoede begint inderdaad altijd bij een gebrek aan geld. Wanneer je dusdanig weinig geld hebt dat je niet langer in basisbehoeften (zoals eten of een woning) kunt voorzien, leef je onder de zogenoemde ‘armoedegrens’.* En leef je daaronder, dan krijg je een betreurenswaardig plekje in de armoedestatistieken.
Een bestaan zonder diploma’s heeft zo zijn invloed op de kansen die je krijgt en daarmee op je gehele bestaan
De studenten hadden dus een punt; een gebrek aan geld kun je op twee manieren oplossen. Je kunt ervoor zorgen dat er aan de inkomenszijde wat bij komt, zoals de student met het bijbaantje deed. Of je kunt ervoor zorgen dat er aan de uitgavenzijde wat afgaat, zoals de tering-naar-de-nering-student deed. In die zin waren hun visies niet zo naïef.
Ik wil maar zeggen: de twee studenten met hun focus op inkomsten en uitgaven raakten slechts indirect aan het verstrekkende probleem dat armoede is. Ze begrepen de oppervlakte van armoede, maar misten de diepte.*
En dat lijkt me ontzettend problematisch. Want de kans is groot dat ze op een dag aan de knoppen van onze samenleving draaien. Als hun beeld van armoede de norm is, dan kan je er donder op zeggen dat er fout gedraaid zal worden. Met alle desastreuze gevolgen van dien.
Wie aan de knoppen draait, staat meestal bovenaan de ladder
Naast foute opmerkingen van een geïrriteerde student krijg ik na lezingen over armoede en bestaansonzekerheid ook regelmatig de vraag of ik niet woedend ben. Ik spreek en schrijf namelijk veel over armoede en bestaansonzekerheid, en over hoe burgers vermalen worden in overheidssystemen. Niet zelden komt die vraag vanuit ‘knoppendraaiers’: bestuurders, politici en beleidsmedewerkers.
Het feit dat ik me kan uitspreken en frustraties van me af kan schrijven, kanaliseert gelukkig het een en ander. Ik heb wat ik ‘articulatiemacht’ noem: ik bevind me in de positie om me voor beleidsmakers en in de media uit te spreken én er wordt naar me geluisterd, al dan niet met succes.
Maar er zijn inderdaad voldoende redenen om woedend te zijn. Want hoewel de armoedecijfers niet zijn gestegen, groeien in Nederland tot wel 200.000 kinderen op in armoede,* en dat is moeilijk te verkroppen. Met dit gigantische aantal kun je drieënhalf keer de Johan Cruijff ArenA vullen;* iets waar enkel grootheden als Bruce Springsteen of Taylor Swift aan kunnen tippen.
En wat te denken van de verschillen tussen mensen met geld en mensen zonder geld in verwachte levensjaren, of in hoe men de eigen gezondheid ervaart? Behoor je bijvoorbeeld tot de minst welvarende mannen, dan zie je een leven tegemoet dat negen jaar korter duurt dan dat van de meest welvarende mannen. Wat betreft ‘als goed ervaren gezondheid’ is het verschil zelfs vijfentwintig jaar.*
Woedend zijn is iets anders dan moedeloos worden. Bij mijn lezingen kijk ik geregeld uit op een zaal met pakweg honderd ambtenaren, die mij blijkbaar nodig hebben voor een analyse van hun eigen vakgebied.
Let wel, die ambtenaren mogen zich net als ik tot een select clubje van hoogopgeleide, goedverdienende burgers rekenen. We behoren namelijk tot de 15 procent van de Nederlandse bevolking die een universitaire titel op zak heeft.* Daarmee maken we deel uit van een relatief kleine groep in de samenleving die zich bovenaan de spreekwoordelijke maatschappelijke ladder bevindt. Het is hier goed toeven.
Zelf behoor ik zoals gezegd nog maar een kleine tien jaar tot dat selecte clubje. En ik kan je vertellen: een bestaan zonder diploma’s heeft zo zijn invloed op de kansen die je krijgt en daarmee op je gehele bestaan. Geloof me, het contrast tussen je onder- of bovenaan de maatschappelijke ladder bevinden is groot.
Wanneer de kansen in het leven niet voor het grijpen liggen, moet je ze grotendeels zelf creëren. Maar voor wie uit onwetendheid beginnersfouten maakt en weinig mensen kent die hem of haar de weg wijzen, duurt alles vele malen langer. Probeer bijvoorbeeld maar eens een belastingformulier in te vullen als je niet weet waar dat ding voor dient. Of probeer maar eens zonder enige financiële en morele steun een universitaire opleiding te volgen.
Met onvoldoende parate kennis of ondersteuning is het bestaan een taaie en harde leerschool.
De begripskloof tussen mensen met geld en mensen in armoede
Als twintiger las ik het boek De alchemist van de schrijver Paulo Coelho. Daarin gaat de jonge schaapsherder Santiago op zoek naar een schat – een tocht die hem in onverwachte situaties brengt. Hij wordt beroofd en gevangengezet en wordt verliefd.
Wat Santiago leert van zijn gevaarlijke avontuur door de woestijn is dat het niet om de bestemming gaat, maar om de reis zelf. Niet het vinden van de schat is het grootste goed, de waarde zit hem in de weg daarnaartoe.
Het zijn goedverdienende hoogopgeleiden die vrijwel alles bepalen. De hoogte van het minimumloon, de regels omtrent bijstand, de huurprijs van een sociale woning
Nu ik mijn eigen schat heb gevonden – bestaanszekerheid en een hoopvolle toekomst – heb ik dezelfde les geleerd als Santiago. De reis die nodig was om mijn huidige plek op de maatschappelijke ladder te bemachtigen, zat vol leermomenten die me rijk aan ervaringen en observaties hebben gemaakt. Overigens: ik vind het woord ‘reis’ in dit verband iets te romantisch klinken, net als ‘schat’, maar je begrijpt ongetwijfeld de metafoor.
Wat ik tijdens mijn reis heb geleerd, deel ik sinds een aantal jaar in lezingen en artikelen over armoede, ongelijkheid en bestaansonzekerheid. En vanaf 21 mei ook in mijn nieuwe boek Armoede uitgelegd aan mensen met geld. De allerbelangrijkste les uit mijn reis is niet geheel toevallig de kern van mijn betoog: willen we armoede effectief bestrijden, dan zullen we ons niet op de mensen in armoede moeten storten, maar éérst de blik van mensen met geld op armoede moeten veranderen. Mensen die doorgaans hoogopgeleid zijn, grotendeels gezond en vaak gelukkig, die zich in een goede sociaal-economische positie bevinden.
Ik vermijd in mijn verhalen doelbewust een ‘armoedepeepshow’: een focus op de zielige verhalen, om daarmee het thema pakkend te maken. Dat doe ik omdat armoedepeepshows grotendeels voorbijgaan aan het aandeel van de mensen mét geld in de armoedeproblematiek.
Let maar eens op: verhalen en tv-programma’s over armoede gaan uitsluitend over mensen die in armoede leven. Maar het is óns clubje van goedverdienende hoogopgeleiden die voor hen vrijwel alles bepalen. Denk daarbij aan de hoogte van het minimumloon, de regels omtrent bijstand, de huurprijs van een sociale woning, de duur van (en voorwaarden voor) schuldhulpverlening en de toegang tot noodzakelijke ondersteuning zoals de voedselbank.
Ondanks de toenemende publieke aandacht voor de armoedeproblematiek en alle armoedeporno op televisie kampen we, durf ik als Vlaming wel te stellen, in Nederland met een gigantische begripskloof.* Bij menige talkshow wordt nog steeds de vraag gesteld: maar wat is armoede nou écht?
Nog steeds vragen zalen vol beleidsambtenaren en andere mensen met geld zich hoofdschuddend af hoe dit allemaal kan ‘in een welvarend land als Nederland’. En de moraliserende toon ten aanzien van mensen in armoede neemt slechts geleidelijk af. Nog steeds zijn het ‘domme mensen’ die ‘ongezonde keuzes’ maken. En wat doet die flatscreentelevisie in hun woonkamer?!
Met andere woorden: blijkbaar lukt het ons nog steeds niet om de diepte van armoede te begrijpen. Iets herontdekken is niet hetzelfde als iets snappen.
De 'begripskloof' dicht je niet met geld
Deel uitmaken van de dominante groep hoogopgeleiden mét articulatiemacht is niet vrijblijvend. Het betekent dat wij het maatschappelijke debat aansturen, aan de knoppen (gaan) draaien in de beleidswereld, het bedrijfsleven of de media, dat we politiek actiever zijn dan de gemiddelde Nederlander én over de middelen beschikken om beleid en samenleving in een voor ons gunstige richting te duwen.* Onze positie brengt verantwoordelijkheid met zich mee.
Er is veel dat we kunnen doen ter bestrijding van armoede en ongelijkheid. En toegegeven, er gebeurt ook heel veel. Toch blijken veel interventies hun doel voorbij te schieten: ze hebben ongewenste bijeffecten en bieden geen oplossingen voor structurele problemen.* Ik ben er stellig over: dit heeft alles te maken met de begripskloof.
Daarnaast zijn diegenen die het probleem denken te kunnen oplossen bijna nooit degenen die het probleem ondergaan. Er is volgens mij geen enkel domein waar zoveel wordt gepraat ‘over de mensen zonder de mensen’. Mensen in armoede hebben slechts zelden articulatiemacht.
Nog zoiets: een begripskloof dicht je niet met geld. Dat is te oppervlakkig gedacht.
Hoe we naar de samenleving kijken alvorens we aan de knoppen draaien, of laten draaien, is van groot belang. Willen we een structureel beter armoedebeleid en een andere kijk op de zogenaamde ‘onderkant’ van de maatschappelijke ladder, dan zullen hoogopgeleiden met een goede sociaal-economische positie vooral eerst naar zichzelf moeten kijken.
Maar kunnen zij vanuit hun dominante positie wel het goede doen voor burgers die onderaan de maatschappelijke ladder bungelen? Onderzoek toont aan dat we in een steeds eenzijdiger wereld zijn komen te leven: ons kent ons, en ons zoekt ons op. De leefwerelden van mensen met geld en mensen die in armoede leven zijn de laatste tien jaar alleen maar verder uit elkaar komen te liggen.* Niet geheel verrassend: de groep mensen met de hoogste 20 procent van de inkomens verlaat het minst de eigen bubbel.*
Dus wel de macht over mensen, maar niet het zicht op mensen.
Effectieve armoedebestrijding
Ik durf met zekerheid te zeggen dat we armoede veel effectiever kunnen bestrijden als we de begripskloof dichten.
De nood is hoog, want armoede knaagt aan onze samenleving. Armoede ondermijnt het recht op een behoorlijke levensstandaard, het recht op gezondheid, het recht op huisvesting, het recht op onderwijs, het recht op arbeid én het recht op volwaardige deelname aan de samenleving.
Daarom zeg ik: als we het écht over armoede willen hebben, zullen we het vooral moeten hebben over mensen met geld. Anders zal de vraag naar wat armoede nou écht is gesteld blijven worden. Alle studentenbijbaantjes en periodes waarin de tering naar de nering moest worden gezet ten spijt.