Leren? Ga het klaslokaal eens uit
In de klas zijn leerlingen niet alleen bezig met biologie leren. Ze leren er ook niet in de eerste plaats geschiedenis, wiskunde of Frans.
Wat ze er wel leren? Hoe het is om in een klas – in een klaslokaal – geschiedenis, wiskunde of Frans te moeten leren. Wat de regels zijn, wat mag en wat niet, hoe ze zich in die omgeving staande kunnen houden. In het lesboek staat wat op de toets komt, maar les krijgen in een klaslokaal is een ervaring waar leerlingen tegelijkertijd ook iets van leren.
Een leerling die om de vijf minuten vraagt of ze naar de wc mag en vervolgens steeds een kwartier wegblijft, leert dat dat blijkbaar oké is. Een leerling die alleen het makkelijke deel van het huiswerk heeft gemaakt en daarmee wegkomt, zal de keer daarop ook niet al zijn huiswerk maken. Een leerling die met een pen zijn buurjongen prikt, leert hoe hij aandacht kan krijgen.
Het is allemaal leren dat niet met de lesstof te maken heeft, maar met de omgeving. Daarom is het zonde dat zoveel onderwijs in klaslokalen plaatsvindt.
De samenleving in het klein?
Een schoolklas is een samenleving in het klein, wordt weleens gezegd. Een minimaatschappij. Dat is een mooi uitgangspunt, maar wie er zo naar kijkt, stuit wel op een probleem: de maximaatschappij, de wereld buiten de school, bestaat uit veel meer omgevingen dan in de klas doorgaans worden nagebootst.
De samenleving vraagt om veel minder volgzaamheid dan van leerlingen in de klas wordt gevraagd
Zo’n schoolse situatie als een klaslokaal, waarin de leraar bepaalt en de leerling luistert, zullen mensen in hun latere leven niet vaak meer tegenkomen. Volwassenen hoeven zelden nog in een groep van dertig stil te zitten en te luisteren. Moeten ze dat wel, dan veranderen ze in no time in de pubers die ze ooit waren. Ze zitten vergaderingen uit terwijl ze aan het wordfeuden zijn, praten door de ingehuurde cursusleider heen, krijgen de slappe lach. Zet leraren bij elkaar in een groep en ze gedragen zich vrijwel direct als de leerlingen die ze er eerder op de dag nog uit hebben gestuurd.
De samenleving vraagt ook om veel minder volgzaamheid, en veel meer om ondernemerschap, om eigen initiatief, dan van leerlingen in de klas wordt gevraagd. Om mensen die zelf met ideeën komen. Om mensen die geleerd hebben een ander iets uit te leggen. Om mensen die geleerd hebben hoe het is om een bedrijf op poten te zetten. Om mensen die problemen bespreekbaar durven te maken.
Kortom: om mensen die meer rollen kennen dan die van leerling, mensen die zich in meer omgevingen staande weten te houden dan enkel in het klaslokaal.
Wat je buiten het klaslokaal kunt leren
Ik ben niet de eerste die dit zegt.
Een van de belangrijkste onderwijsfilosofen van de afgelopen eeuwen, John Dewey, zag het als de opdracht van de school om kinderen te introduceren in een cultuur. En de enige manier waarop dat volgens Dewey kon, was door kinderen actief deel te laten nemen aan die cultuur. Bij zijn onderwijs liet hij de traditionele indeling in schoolvakken grotendeels los, en nam hij de dingen die mensen moeten doen om in hun dagelijks levensonderhoud te voorzien als vertrekpunt.
‘Ervaring’, schreef Dewey, ‘is de motor die ons voert naar kennis en die ons de wereld in brede zin laat kennen. Zo veel en zo veelzijdig mogelijk.’
Een klaslokaal biedt geen veelzijdige ervaringen, terwijl die juist zo leerzaam zijn. In de zomervakantie groeit de kansenongelijkheid dan ook:* sommige kinderen zitten zes weken lang thuis en andere kinderen trekken in die weken juist de wereld in en doen talloze nieuwe ervaringen op.
Leren? Het klaslokaal zou soms een Franse bakker moeten zijn. Soms een museum. Soms een keuken. Soms een theaterzaal. Soms een moestuin. Soms de Tweede Kamer. Soms een bushokje in Spanje. Soms een bos. Soms een redactie. Want veel van wat een leerling kan leren, staat in geen lesboek beschreven.