Volgens deze Maori-leider moeten we weer leren luisteren naar Moeder Natuur – anders sluit ze de tent
In 2017 kreeg de Nieuw-Zeelandse Whanganui-rivier rechten, dankzij inspanningen van de Maori. Toen Maori-leider Ned Tapa onlangs in Nederland was, vertelde hij dat we weer zouden moeten leren luisteren naar de rivier. Wat kunnen wij met deze oude Maori-wijsheid?
Hier is een raadseltje. Laatst moest ik in Den Haag zijn voor een interview met een Maori-leider. Vanaf het Centraal Station wandelde ik naar het Mercure Hotel, door het lelijkste en luidruchtigste stukje van de stad (vind ik dan). Overal steen, nergens groen, altijd getoeter, gejakker, geklingel van trams. Deze dag ook nog eens drilboren voor kennelijk de zoveelste verbouwing.
Enfin. Een tikje overprikkeld stapte ik de hotellobby in. Voor het interview had ik een tijdslot van drie kwartier gekregen (er waren nog vele andere journalisten voor en na mij). Ik vuurde mijn vragen op hem af, waaronder een paar best kritische.
Toen ik weer buiten stond, bemerkte ik iets geks. Ik wandelde precies diezelfde vermaledijde route terug naar het station. Zelfde herrie, zelfde drukte. Maar: het stoorde me niet meer. Het verkeer klonk als klaterend water, de drukte als junglegeluiden. Ik voelde me verkwikt, tijdens dat gesprek moest er iets gebeurd zijn. Maar wat?
Eén zijn met de rivier
Met die vraag in gedachten luister ik later de audio-opname van het gesprek terug. Waarin ik de Maori-leider – boven het irritante geratel van de espressomachine uit – als eerste de vraag stel: ‘Hoe heb je leren zwemmen?’
Ned Tapa, zo heet hij. Een man van halverwege de zestig, met op zijn voorhoofd traditionele tatoeages, Tā moko geheten. Hij is in Nederland voor de promotie van een documentaire: I Am the River, the River Is Me, vanaf mei te zien in de bioscoop.
De charismatische Tapa schittert in die film als de gids van een kanoreis over de Whanganui, de rivier in Nieuw-Zeeland die in 2017 als eerste werd erkend als rechtspersoon. Hetgeen wereldwijd een rechten-voor-de-natuurbeweging inspireerde. Ook in Nederland: de gemeente Eijsden-Margraten erkent sinds vorig jaar ook een stukje natuur langs de rivier de Maas als rechtspersoon.*
Tapa werd geboren op een meter of vijftien van de oever van die rivier, vertelt hij. Nu zit hij hier in Den Haag, door elkaar gehusseld door een vliegreis van vierentwintig uur, door het tijdsverschil tussen Nieuw-Zeeland en Nederland van tien uur, en door een boordevolle agenda.
‘Toen ik vier was, tilde mijn vader me op, zette me op zijn schouders en wandelde de rivier in. Hij verdween onder water, liet me spartelend achter. Ik leerde snel zwemmen’, antwoordt hij lachend.
We zijn allemaal klotsende rivieren – maar niet opgevoed in het besef dat we een spirituele connectie met de IJssel of de Merwede hebben
Later leerde hij zo ook vissen, kanoën en jagen (hij was een jaar of tien toen hij voor het eerst zelf een hert schoot). De rivier was zijn speeltuin, zijn visgrond, levensbron, wegennet, tempel. ‘Ook daarom zeggen we: ko au te awa, ko te awa ko au, oftewel ‘ik ben de rivier, de rivier ben ik’, legt Tapa uit. ‘We delen onszelf niet op in “mens” en “rivier”. We zijn één levend wezen. Daarom moeten we goed op de rivier letten – en andersom let de rivier ook op ons. Zelfs als we hier zijn.’
‘Ik mis de rivier’, verzucht hij. ‘En ik geloof dat de rivier mij mist.’
Hij mist ook zijn hondje Jimmy, die hem normaliter overal waar hij gaat vergezelt; zijn zesde zintuig, beschermengel. Ook het hondje krijgt zijn zegje in I Am the River, the River Is Me. Want alle levende wezens hebben een stem in de film, die volgens de makers gaat over ‘hoe inheemse wijsheid urgenter dan ooit is geworden nu we de klimaatcrisis van onze planeet het hoofd moeten bieden’.
Een vrolijk stemmende kanotrip
Ik zag een preview van de film op mijn laptopschermpje, en zelfs op dat formaat vond ik het een aanstekelijke, zintuiglijke ode aan leven in harmonie met je omgeving. Een kanotrip die vrolijk stemt, met een klimaatboodschap die nu eens niet gepaard gaat met schuld, boete en doem, maar met een vakantiegevoel. Wat ook helpt: een volle orkestbak aan vogelgeluiden uit de ongerepte jungle.
Alleen juist vanwege die schitterende natuur vroeg ik me af: wat moeten wij, Nederlanders, met de Maori-wijsheid?
De Maori beschouwen de rivier als hun voorouder,* als een ondeelbaar en spiritueel wezen. Hoe kijken wij naar de Rijn? Ja, ik weet dat mijn lichaam voor 60 procent uit water bestaat.* En dat dit water grotendeels, via het drinkwater, uit de rivier de Rijn komt. Ik ben een rivier, jij bent een rivier, we zijn allemaal klotsende rivieren – maar niet opgevoed in het besef dat we een spirituele connectie met de IJssel of de Merwede hebben.
Ik schreef eerder dat ik de rivier zou willen bevrijden – klinkt leuk, maar wat betekent het precies? De dijken weghalen, dat keurslijf van basalt? Dan zou ik nu niet meer in leven zijn.
En ik zou het fantastisch vinden als de stem van de natuur zou klinken, maar wie mag namens de Rijn spreken? In de natuurrechtenbeweging gaat men uit van voogden. Op zich niet raar. Alleen: wie zou dan die voogd mogen zijn? In het relatief ongerepte Nieuw-Zeeland lijkt het me zonneklaar wie namens de rivier mag spreken, namelijk de oorspronkelijke oeverbewoners (hoewel die ook ‘pas’ rond het jaar 1200 arriveerden).* Maar bij ons? Langs de oevers van onze rivieren vind je miljoenen mensen met vaak geheel tegenstrijdige belangen, om van de industrie nog te zwijgen.
Zo spiritueel of vaag is het niet, dat luisteren naar de natuur. Juist heel concreet en zintuiglijk
Nu ja, ik wil dolgraag naar de stem van de rivier luisteren, maar dan hoor ik vooral het lage gebrom van binnenvaartschepen. Werkt het hier wel?
‘Pff, dat is een lastige vraag’, zegt Ned. Hij is even stil. ‘Ik zou zeggen: stop gewoon even. Stop met wat je aan het doen bent. Luister. Luister naar de rivier – en dus niet naar al die andere geluiden. Stop en luister, de rivier zal met je praten… Ben je weleens in een situatie geweest dat het begon te stormen, dat je de wind in de takken hoorde? Dat is de wind die iets tegen je zegt. Dat kan gewoon een waarschuwing zijn, dat je de spullen moet vastzetten, bijvoorbeeld.’
Hij wil maar zeggen: zo spiritueel of vaag is het niet, dat luisteren naar de natuur. Juist heel concreet en zintuiglijk. En wie zo luistert, krijgt volop waarschuwingen. Niet alleen dat je de tuinspullen moet binnenhalen, maar ook dat de planeet in zijn voegen kraakt, zegt hij.
Dat kun je wel stellen. Ik tover een kopietje tevoorschijn. Een luchtfoto van de monding van de Rijn. Een verminkte rivier, in mijn ogen. Ingekapseld, gekanaliseerd, omringd door chemische industrie. Raffinaderijen, havenbekkens. De absolute tegenpool van de Whanganui, leek me.
Tapa bekijkt de foto aandachtig. Lijkt niet onder de indruk.
Verhalen die liggen te wachten
‘Zo ziet de oever van de Whanganui er in feite ook uit, het laatste gedeelte voordat ze de zee instroomt: vol bedrijven en huizen. Wist je trouwens dat ze de Whanganui vroeger de Rijn noemden? In de negentiende eeuw namen de Britten al toeristen mee, die noemden haar de ‘Rijn van Nieuw-Zeeland’.* Stroomt deze rivier eigenlijk over als het veel regent?’
Nee, zeg ik, de rivier is ingeklemd tussen hoge kades en dijken.
‘Is het dan een getijdenrivier, is er groot verschil tussen eb en vloed?’
Dat wel: een meter of anderhalf verschil, in de stad.
‘Kijk aan, de rivier ademt, leeft. Wij zien het zo: na het hoogtij, als de rivier leegstroomt naar zee, neemt ze alle negativiteit mee. Die spoelt allemaal weg. Uiteindelijk hopelijk zelfs die kanker daar.’
Hij wijst op de industrie langs de oevers van de Nieuwe Maas. Vraagt hoelang die daar al zit.
Nog geen honderd jaar, zeg ik. Daarvoor waren er weidegebieden, schorren en slikken, rivierduinen.
‘Een landschap dat je grootouders dus nog hebben gezien’, zegt Tapa. ‘Vermoedelijk hadden ze een andere relatie met de rivier dan de bedrijven die er nu zitten, vertelden ze andere verhalen. Die verhalen liggen daar nog, te wachten tot iemand ze afstoft.’
Beginnen met een kanoreis
Tapa vertelt over hoe de Britten de Whanganui vroeger ook als een riool beschouwden. Ze dumpten hun huisvuil en bedrijfsafval gewoon in de rivier. Ze zagen de rivier duidelijk niet als onderdeel van zichzelf. Maar als je wel zo gaat kijken naar je omgeving, dan stop je vanzelf met vervuilen, meent hij. Inmiddels zijn de afvalstromen strikt gescheiden van de rivier.
Ook dit Nederlandse landschap ligt er niet voor eeuwig. Het kan beginnen met een kleine verandering, zegt Tapa. Voorbeeld: vroeger lieten de boeren hun koeien grazen tot vlak langs de waterkant. De poep spoelde zo het water in. Inmiddels is afgesproken de hekken verder van het water te zetten en de randen te laten begroeien met bomen. Dat scheelt veel gifstoffen.
‘De boeren hebben ook het licht gezien’, zegt Tapa. ‘Ze beseffen dat ze zelf onderdeel van die rivier zijn.’ Zo kunnen ook grote bedrijven dat inzien: dat ze er baat bij hebben beter met de rivier om te gaan.
‘Als we niet zorgen voor Papatuanuku, Moeder Aarde, dan gaat ze de hele tent sluiten, zo simpel is het.’
Het is niet alsof de Maori zelf zo heilig zijn. ‘Vergeet niet, wij waren die connectie met onze omgeving net zo goed verloren.’ Daarom zijn ze gaan kanoën: om die verbinding te zoeken met het verleden. Nog voor ze de hele procedure waren begonnen om de rivier erkend te krijgen als rechtspersoon. Van de bron in de bergen stroomt de Whanganui 290 kilometer tot aan de zee,* de laatste 145 kilometer is bevaarbaar per kano.* Dat stuk zijn ze gaan varen. ‘En dat doen we sindsdien elk jaar, ook met de nieuwste generaties.’
‘Dus dat kan jij ook doen, om te beginnen: organiseer een kanoreis. Ik ga mee!’
Er zit leven tussen de tegels
We namen afscheid; ik liep naar het station door het lelijkste stukje van Den Haag, stad zonder rivier. De straat was niet veranderd, de herrie ook niet. Wel mijn gemoedstoestand. Het voelde alsof ik die kanoreis al had gemaakt. Alsof ik niet alleen een mens, maar een rivier had ontmoet.
Het stroomde weer, ik zag kiertjes tussen de tegels.
‘Zelfs in deze betonwoestijn is er leven’, had Tapa gezegd. ‘Hier voor de deur op de stoep zag ik een plantje dat wij pula noemen, melkdistel. Voor ons is dat voedsel, we zouden dat eten. Dus bedenk: zelfs hier zit nog leven, tussen alle sigarettenpeuken.’
Je moet alleen al het stof eraf vegen.