Op de opleiding tot hovenier komen studenten tot bloei

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Video en fotografie door Jurre Rompa (voor De Correspondent).

Een succesvolle carrière hoeft niet om geld en status te draaien. Wie in de buitenlucht met zijn handen werkt, maakt niet alleen anderen gelukkig, maar ook zichzelf. ‘Zo simpel kan het zijn.’

Het is muisstil in het lokaal. Vijftien jongens, kleding van grijs tot zwart, schoenen met stalen neuzen, leren Latijn. Een voor een lezen ze voor wat er op het bord staat; de rest schrijft mee.

Deutzia scabra. Bruidsbloem. Deutzia scabra heeft eivormige, ruwe bladeren. De dubbele, witte bloemen hebben een roze accent en geuren.’

Hibiscus syriacus. Altheastruik. Hibiscus syriacus “Blue Bird”, ook wel Hibiscus syriacus Oi… Oi… Oïsee-au bleu genoemd…’

‘Moeilijke naam, hè?’

‘Jezus, hele mond vol.’

Cornus alba “Sibirica”. Witte kornoelje (cultivar). Cornus alba “Sibirica” wordt gekenmerkt door felrode twijgen.’

‘Heb je die weleens geplant?’

‘Niet geplant, wel gesnoeid.’

Als alle planten die vandaag op het programma staan voorbij zijn gekomen, zegt docent Natasja de Gier dat ze nu alleen nog even de Latijnse namen gaan herhalen. ‘Gelukkig, dat scheelt een hoop’, grapt een leerling.

‘Groene takkies’, vult een van de leerlingen in bij een digitale quiz over plantennamen

Ik ben op bezoek bij de hoveniersopleiding van het Terra MBO in Meppel, waar De Gier vijftien jongens (en nul meiden) slide voor slide afbeeldingen laat zien van de bladverliezende heesters die ze uit hun hoofd moeten kennen voor de toets plantenkennis volgende week. Best lastig, al die Latijnse namen, zeker omdat deze leerlingen vmbo-basis, -kader en -theoretisch hebben gedaan en dus nooit Latijn hebben gehad. Maar in de handel worden de Latijnse namen gebruikt, dus als ze hovenier willen worden, moeten ze die namen kennen.

Als alle Latijnse namen zijn herhaald, mogen de leerlingen hun mobieltje erbij pakken voor een digitale quiz over de planten. Op het bord verschijnen de antwoorden van de leerlingen.

Cornus stolonifera ‘Flaviramea’ is een van de planten die de leerlingen te zien krijgen. ‘Groene takkies’, vult een van de jongens in.

Tijd voor (her)waardering van het beroepsonderwijs

Het tekort aan vakmensen groeit. Er zijn te weinig mensen om huizen te bouwen, zieken te verzorgen, warmtepompen en zonnepanelen te installeren. Tegelijkertijd daalt de instroom in het mbo naar verwachting van naar terwijl de instroom in het wo Nederland is daar overigens niet uniek in. In vrijwel alle OESO-landen is de waardering voor het beroepsonderwijs laag

Ook hoveniers zijn er veel te weinig. De vraag is de afgelopen jaren explosief gegroeid (steeds meer mensen willen een mooie tuin), maar het aantal vakmensen dat die tuinen kan aanleggen groeide niet mee. Volgens een prognose van de Koninklijke Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG) moeten er de komende tien jaar

Mede vanwege die tekorten aan vakmensen schreef demissionair onderwijsminister Robbert Dijkgraaf in maart 2024 een Daarin stelt hij dat de (her)waardering van het beroepsonderwijs ‘een belangrijk aandachtspunt is in zowel de maatschappij als geheel als op de arbeidsmarkt’. In plaats van een ladder van ‘laag’ naar ‘hoog’ ziet Dijkgraaf het onderwijsstelsel liever als ‘een waaier waarin verschillende opleidingen naast elkaar liggen, ieder met hun eigen kwaliteiten, die goed op elkaar aansluiten en als gelijkwaardig worden gezien’.

Is het mogelijk om beroepsopleidingen weer populairder te maken? Wat motiveert jongeren die wél voor het mbo kiezen, zoals de hoveniersstudenten in Meppel?

Het mooiste werk dat er is

Na het vak plantenkennis wordt de groep in tweeën gesplitst. Een deel van de jongens blijft op het terrein van Terra MBO om snoeiwerk te doen; een kleinere groep – onder wie ik – laadt materiaal in een aanhangwagen, waarmee we naar een verzorgingshuis in de buurt zullen rijden om een verzakt pleintje op te hogen.

‘Moeten we nog meer rommel erin gooien of niet?’

‘Voor de sier nog even een kleedje eroverheen.’

‘400 euro als je er geen netje overheen doet’, corrigeert docent Lex Meijer. Daar heeft de politie hem eerder weleens een boete voor gegeven.

En we zijn op weg.

Tot twee jaar geleden was Meijer zelf nog hovenier, vertelt hij van achter het stuur. Hij vindt ’t het mooiste werk dat er is. ‘Je beantwoordt de vragen van mensen. Ze willen bepaalde terrassen, beplantingen, tuinhuisjes – ze hebben wensen en daar ga je mee aan de slag. Het eindresultaat is meestal zeer naar wens, daar haal je energie uit.’ Dat hij twee jaar geleden besloot om de schoffel toch aan de wilgen te hangen, kwam doordat hij ’s avonds en in de weekenden vaak doorwerkte. Hij had daar plezier in, maar zijn vrouw en twee kinderen wilden hem ook wel weer eens zien.

We komen aan bij het pleintje. Het lijkt te gaan regenen en dat zal de hele dag zo blijven.

Meijer legt zijn studenten kort uit wat de bedoeling is. Dit pleintje is verzakt, en dat betekent: alle stenen eruit, een kruiwagen met zand leegkiepen, het oppervlak egaliseren en alle stenen er weer in.

‘Als stratenmaker doe je niets anders’, zegt een van de studenten.

Medestudent: ‘Sta je dan ook maar een beetje te kijken en te praten, of doe je dan wél wat?’

De jongens gooien de stenen aan de kant en binnen een halfuur ligt het hele pleintje open. Een van hen kiept de kruiwagen met zand leeg. Nu is het zaak de ondergrond met een waterpas zo recht te maken dat alle stenen weer teruggelegd kunnen worden.

Nog even iets afmaken

‘Willen jullie om kwart over twaalf koffie, of zullen we halfeen doen?’ vraagt Meijer zijn studenten. Het maakt ze niet zoveel uit, ze zijn wel lekker bezig. Meijer haalt alvast koffie voor hen in het verzorgingshuis, en wanneer hij weer met de bekertjes naar buiten loopt, komen zijn studenten hem net tegemoet.

Alleen student Jouke Pieter (17) werkt nog even door. ‘Ik denk: dan maak ik het laatste stukje ook nog even af’, zegt hij wanneer ik hem niet veel later spreek.

De mooie woorden van Robbert Dijkgraaf over plezier en voldoening zijn niet in lijn met het overheidsbeleid

Op de middelbare school bleef Jouke Pieter nooit langer plakken dan noodzakelijk. Hij ging er alleen heen om een diploma te halen. Eerst twee jaar havo met zesjes, maar toen hij in de tweede klas wist dat hij hovenier wilde worden, dacht hij: waarom zou ik dan de havo doen? Hij stapte over naar het vmbo, en dat ging hem makkelijker af.

Een verstandige keuze, als je het demissionair minister Dijkgraaf zou vragen. In oktober 2023 stuurde hij een ‘Vraag je af waar je plezier en voldoening uit haalt en waar jouw toekomst ligt’, schreef hij daarin. ‘En staar je daarbij niet blind op de zogenaamde “hoogte” van de opleiding. Kies je eigen weg en bestemming.’

Jouke Pieter

Toch zijn die mooie woorden niet in lijn met het overheidsbeleid. De Onderwijsinspectie brengt de resultaten van elke school in beeld Een leerling die een havoadvies heeft gekregen en eindigt met een vmbo-diploma, levert minpunten op voor de school. Nu is één leerling die niet voor het ‘hoogste’ niveau kiest niet gelijk een probleem, maar een klas vol Jouke Pieters kan een school het Het uitgangspunt is dat leerlingen minimaal een diploma moeten halen op het niveau dat in groep 8 geadviseerd werd.

Het mag ook wel een beetje ontstaan

Weer terug op het terrein van Terra, in een lokaal naast een grote ruimte met een zandvloer – waar kan worden geoefend met straten aanleggen en schuttingen bouwen – spijkert docent Klaas Bos me bij over het mbo en licht hij de werkwijze van Terra toe.

Het mbo bestaat uit ‘Bbl’ staat voor ‘beroepsbegeleidende leerweg’ en is heel praktijkgericht: bbl-studenten lopen vier dagen per week stage op locatie en krijgen één dag theorieles. De groep die ik vandaag zie, zijn de ‘bol’-leerlingen – dat staat voor ‘beroepsopleidende leerweg’. Bol-studenten krijgen drie dagen in de week les en één dag in de week praktijkonderwijs, zoals vandaag.

De studenten regelen hun eigen werk, de docenten ondersteunen hen wanneer ze vastlopen

Op de vijfde dag krijgen de bol-leerlingen ‘regioleren’. Morgen staat dat weer op de planning. Studenten hebben zelf werk geregeld of aangenomen. Eén groep richtte bijvoorbeeld afgelopen zomer een in op een camping. Andere jongens legden in Zuidwolde straatwerk aan bij een barak uit de Tweede Wereldoorlog. Ze hebben in feite een eigen bedrijfje, waarvoor ze ook zelf de acquisitie en administratie moeten doen. De docenten zijn er vooral om de studenten te ondersteunen wanneer ze vastlopen.

Bos: ‘Dat is helemaal hun ding. Ze spreken ons ook niet aan van: “Ik vind dat straatwerk niet leuk”, want ze hebben die klus zelf aangenomen. Ze hadden ook plantwerk kunnen kiezen.’

Het is heel anders lesgeven in de praktijk, weet Bos. Natuurlijk kan hij alle jongens bij elkaar roepen en zeggen: ‘Jongens, ga zitten, we gaan nu een haag planten.’ ‘Maar dan ben je bezig met wat zij van jou moeten kopiëren. Het mag ook wel een beetje ontstaan, hè? Probeer maar, kijk maar hoe het gaat. Niks is ook eigenlijk fout, of zo.’

Klaas Bos

Lichamelijk moe, mentaal fris

Op een bankje zie ik twee boomlange (haha) jongens zitten. Ze hebben – zoals alle eerstejaars die de bol-hoveniersopleiding doen – een eigen lap grond toegewezen gekregen, die ze een jaar lang moeten bewerken. Ook wanneer ze vakantie hebben of op stage zijn, moet hun tuin in goede staat verkeren. Leerlingen mogen zelf bedenken hoe ze dat aanpakken.

‘In het voortgezet onderwijs was het meer van: het is verstandiger als je dit en dat nu maakt’, zegt Sven (17), een van de jongens op het bankje. Op de hoveniersopleiding krijgt hij veel meer verantwoordelijkheid. ‘Zo van: dit is de opdracht, en je moet zelf uitvogelen hoe en wanneer je het gaat doen – als het maar op tijd af is.’

Hugo (18), de andere jongen, laat me zijn tuintje zien. Vorige week heeft hij – met Sven, ze onderhouden hun twee tuintjes samen – alle oude grassen gesnoeid, geschoffeld, beetje onkruid weggehaald. ‘Gewoon ervoor gezorgd dat het er weer een beetje netjes uitzag, want het was echt één dikke puinhoop geworden.’

Hugo deed eerst een opleiding tot sociaal werker, maar dat was hem te veel verslagen maken. ‘Hier kun je met je handen bezig zijn, dat ligt me veel beter dan de hele dag op een stoel zitten. Hier ben ik vooral lekker buiten bezig.’

Sven: ‘Beetje vitamines erbij krijgen.’

Hugo: ‘Precies. Vitamine D door de zon. Als je dan thuiskomt en hebt gedoucht, ben je lichamelijk moe, maar mentaal weer helemaal fris. Omdat je net buiten bent geweest, even nergens aan hebt hoeven denken… Alleen aan die planten, natuurlijk.’

Hugo en Sven

Nieuwe maatstaven om een baan te kiezen

Met je handen werken, in de buitenlucht, mensen gelukkig maken – de redenen om voor de hoveniersopleiding te kiezen, liggen voor de hand. Waar komen die tekorten dan toch vandaan?

‘We zitten nog steeds met de restanten van een hiërarchisch negentiende-eeuws maatschappijbeeld waar praktische beroepen en opleidingen een lagere status wordt toegekend’, schreef demissionair minister van onderwijs Robbert Dijkgraaf in de Nog altijd biedt een theoretische opleiding de grootste kans op een

Maar de kritiek op dat salaris als maatstaf voor succes groeit. ‘Voor wie de schaapjes op het droge heeft,’ schrijft collega Rutger Bregman in zijn nieuwe boek, ‘zouden niet een dik salaris, een deftige titel of corner office maatstaven voor succes moeten zijn.’ Bregman pleit voor Dat is ‘de wil om bij de besten te horen, maar met andere maatstaven van succes’. Wie moreel ambitieus is, wijdt zijn carrière aan ‘de beste oplossingen voor de grootste wereldproblemen’.

Niet voor een baan kiezen om de wereld te redden, maar om de ander te helpen

Ik kan me nog een andere maatstaf voor een carrièrekeuze voorstellen: welzijn. De wil om te doen wat gezond is. Niet voor een baan kiezen omdat die je geld oplevert om op yogaretraite te gaan op Ibiza, of om de beste medische zorg te kunnen betalen, maar omdat je werk zelf gezond is. Werk dat niet de hoogste waardering krijgt als het om de beloning gaat, maar dat intrinsiek motiverend is. Omdat je iets met je handen doet, bijvoorbeeld, omdat je het grootste deel van de dag in de buitenlucht werkt, omdat je een ander blij maakt.

Hoveniers, zou blijken uit zijn de gelukkigste en langst levende werknemers ter wereld. Zou niet financiële of morele status maar welzijn de maatstaf voor ‘succes’ zijn, dan zouden we misschien wél genoeg hoveniers hebben en zouden meer mensen van jongs af aan al van een beroepsopleiding dromen.

Of, zoals Sven het verwoordt: ‘Toen ik vijf, zes jaar oud was, was ik altijd buiten. Dus ik dacht: dan wil ik daar later ook wat mee doen. Als ik lekker buiten kan zijn en mensen gelukkig kan maken, dan is dat een mooi baantje voor mij. Zo simpel kan het zijn.’