Vlaanderen pakt eindelijk de vreemdste ongelijkheid in het voetbal aan (en Nederland staat erbij en kijkt ernaar)

Michiel de Hoog
Correspondent Sport
Fotograaf Jaap Scheeren maakte in opdracht van De Correspondent de serie ‘Droom groot’, waarin hij lichaamsdelen van voetballende kinderen en jongvolwassenen combineerde om zo tot de beste versie van een voetballer te komen.

Spelers die jarig zijn in januari, februari en maart zijn oververtegenwoordigd in het profvoetbal. Dat komt door een van de hardnekkigste ongelijkheden in de sport: het geboortemaandeffect. Voetbalbonden, trainers en scouts weten er al jaren van, en toch pakte niemand het probleem aan. Tot nu.

Op 26 februari van dit jaar nam de Hoge Raad van het Belgische voetbal een historische beslissing: vanaf 1 juli 2025 werkt het Vlaamse jeugdvoetbal met

Zo saai of onbegrijpelijk als dit mag klinken – het is een heuse wereldprimeur.

Het roteren van de peildatum betekent dat kinderen in jeugdelftallen halverwege het seizoen opnieuw worden ingedeeld in nieuwe teams. De oudere kinderen in een – zij die jarig zijn in de eerste zes maanden van het jaar – stromen dan door naar een hogere leeftijdscategorie, waar ze de jongere kinderen worden.

De – jarig tussen juli en december – blijven in hun elftal en worden de oudste kinderen. Ze krijgen gezelschap van de oudere kinderen uit een lagere leeftijdscategorie, die in hun nieuwe team de jongere worden. Elk kind hoort elk seizoen zodoende soms bij de ouderen en soms bij de jongeren.

Alle begrip als je dit nog steeds niet vindt klinken als een ‘historische beslissing’, laat staan als een ‘wereldprimeur’, en meer als ‘saai administratief geneuzel’. En toch is het een hoogst bijzonder besluit – het is de eerste keer dat een sportbond actie onderneemt tegen een van de vreemdste en hardnekkigste ongelijkheden in de sport: het geboortemaandeffect.

Een korte geschiedenis van een curieus probleem

Om het Vlaamse besluit in het juiste perspectief te plaatsen: een korte uitleg van het geboortemaandeffect in het voetbal.

Goede kans dat je er al eens over hebt gehoord. Wereldwijd zijn spelers die zijn geboren in de eerste maanden van het jaar oververtegenwoordigd in de hogere elftallen. De oorzaak van deze ongelijkheid: de indeling in jaargroepen.

Zesjarigen spelen met zesjarigen, zevenjarigen met zevenjarigen, et cetera, in teams die ‘Onder 7’ en ‘Onder 8’ heten. Dat is logisch en lijkt eerlijk, maar met name in de jongste teams kunnen kleine verschillen in leeftijd een groot effect hebben.

Spelers lijken beter, terwijl ze gewoon ouder zijn

De ene zesjarige is bijvoorbeeld zes jaar en nul maanden, de andere is zes jaar en elf maanden. Op die leeftijd is dat een flink verschil. De oudere zesjarigen zijn gemiddeld fysiek sterker, geestelijk verder en hebben meer uren met de bal doorgebracht dan de jongere zesjarigen.

Ze lijken daardoor beter, terwijl ze gewoon ouder zijn. Maar trainers en scouts kunnen of willen ‘vaardigheid’ en ‘leeftijd’ niet scheiden. De oudere kinderen in een jaarcategorie halen dan ook veel vaker de selectie-elftallen van hun clubs – de elftallen met de ‘betere’ spelers.

Dit initiële voordeel van vroeg in het jaar geboren kinderen werkt lang door. In oudere jeugdelftallen zie je deze verdeling namelijk nog steeds. Zelfs onder volwassen profvoetballers zijn spelers die in januari, februari en maart jarig zijn oververtegenwoordigd. Decemberkinderen

Let wel: die profs uit januari zijn géén slechtere voetballers. Ze hebben simpelweg meer kansen gekregen om zich te ontwikkelen. Oudere kinderen krijgen meer zelfvertrouwen, hebben betere medespelers, krijgen meer en betere coaching, hebben betere tegenstanders en wekken meer interesse van scouts – wat hen daadwerkelijk doet groeien.

Een willekeurig verschil in leeftijd groeit dus uit tot een in vaardigheid. Sociologen noemen een dergelijke opeenstapeling van voordelen het mattheuseffect, naar het evangelie van Matthëus, Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen.

Hoelang blijft een geinig verhaal geinig?

Wie voor het eerst over het geboortemaandeffect hoort, ziet het als een leuk wist-je-dat-verhaaltje om door te vertellen op verjaardagen. En dat is het natuurlijk ook. (‘O, dáárom speel ik niet in de Eredivisie.’) Maar het is ook een grove oneerlijkheid.

Het zorgt ervoor dat veel kinderen geen eerlijke kans krijgen om hun talenten te ontwikkelen, vanwege hun geboortedatum. Dit probleem doet zich ook voor, zij het in lichtere mate, en in de psychiatrie: kinderen die laat in het jaar zijn geboren, krijgen lagere schooladviezen en de diagnose AD(H)D.

Al met al is het dus nogal triest. Talloze kinderen gaan door het leven met een beeld van zichzelf dat is ingegeven door iets waar ze niets aan kunnen doen: hun geboortemaand. Curieus genoeg is het effect altijd onbestreden gebleven – ook al is het al decennia bekend.

In de jaren zestig vermoedden onderzoekers al dat de jaarindeling in het onderwijs winnaars en verliezers kende; in 1971 de Nederlandse onderwijskundige Klaas Doornbos op het fenomeen. In de jaren tachtig publiceerden de Canadese psychologen Simon Grondin en Roger Barnsley de eerste studies naar het geboortemaandeffect in het basketbal en

Klaas Doornbos trok de praktische conclusie uit zijn onderzoek in dit interview in het Nieuwsblad van het Noorden (4 december 1971). NB: de peildatum lag destijds op 1 oktober, waardoor de oktoberkinderen op dat moment de oudsten waren (zoals de januarikinderen nu).

In 1994 stuurde de Nederlandse psycholoog Ad Dudink een ingezonden brief naar het prestigieuze wetenschappelijke tijdschrift Nature, waarin hij met een simpel staafdiagram en een simpele matrix het bestaan van

Eind jaren negentig begon inspanningsfysioloog (inmiddels opleider van trainers) Raymond Verheijen met onderzoek naar het effect in Nederland; de publicatie van zijn onderzoek in 2009 leverde Ondertussen had sterauteur Malcolm Gladwell het fenomeen in 2008 wereldwijd bekend gemaakt door over Roger Barnsleys bevindingen te schrijven in zijn bestseller Outliers.

Kortom: wie professioneel werkte in het (jeugd)voetbal, zou het probleem tegen 2010 goed moeten kennen. Wetenschappers waren dan ook benieuwd: heeft ons werk zin gehad? Doet kennis van een probleem het probleem afnemen? Onderzoekers die in de jaren negentig het effect hadden onderzocht en tien jaar later naar verse geboortedata keken, moesten teleurgesteld Het geboortemaandeffect was springlevend.

Meer dan veertig jaar aan bewustwording veranderde dus niets. De onderzoekers deden daarom een suggestie: pak de bron van het probleem aan – de jaarindeling. Verander de indeling van competities, zodat kinderen niet hun hele sportleven de oudste of de jongste van hun elftal zijn.

Waarom bewustwording dit probleem niet oplost

Is er iets gedaan met deze aanbeveling? Is er überhaupt iets gedaan?

Nee en nee. Bonden en clubs bleven bij de minimale optie uit het palet van ‘instrumenten’ om het geboortemaandeffect mee te bestrijden: bewustwording. Dus: dat trainers, scouts en leiders weten van het probleem. Een artikel op de website, een aandachtspunt tijdens de trainersopleiding, een workshop voor clubvrijwilligers, aangevuld met wat pilotprojecten.

Hoe schat je ‘talent’ of ‘potentie’ eigenlijk in?

Maar dat werkte dus niet. En het is ook niet zo gek dat bewustwording niet heeft gewerkt, als je het even doordenkt. Stel je voor dat elke scout, trainer en vrijwilliger in Nederland het geboortemaandeffect begrijpt. Dan beginnen de echte problemen pas. Want hoe schat je ‘talent’ of ‘potentie’ eigenlijk in?

Concreet: hoeveel beter moet een ouder kind zijn om te concluderen dat dat kind niet overmatig profiteert van het feit dat het ouder is? Of, andersom, wat wil je zien in een jong kind waardoor je hem of haar als talentvoller bestempelt? Als je er even over nadenkt, blijkt al snel hoe fantastisch moeilijk dit is – en hoe kansloos ‘bewustwording’ is als strategie.

Zelfs professionele voetbalclubs, die sterk zijn om het ware talent op te leiden, sterk gemotiveerd dus om niet te kiezen voor jongens en meisjes die toevallig in de juiste maand geboren zijn, kiezen desondanks structureel voor jongens en meisjes die toevallig in de juiste maand geboren zijn.

Misschien omdat ze talent niet kunnen herkennen, misschien omdat de prikkel om in het heden te winnen te groot is, misschien omdat het oplossen van het geboortemaandeffect meer moeite kost dan dat het oplevert.

En dus gebeurde er decennialang niks met het geboortemaandeffect. Het effect bleef bestaan, en werd zelfs groter; wetenschappers en en vooruit: waarop sportbonden, zoals altijd, vroom zeiden dat dit jammer was en zonde en niet de bedoeling.

Tijd voor oplossingen! Nou ja, misschien dan

De KNVB leek de absurditeit van dit ritueel ook in te zien. In februari 2021 kondigde de bond actie aan. Kennis over het geboortemaandeffect was er inmiddels wel genoeg; het was nu ‘tijd voor oplossingen’, Maar welke oplossingen?

Onderzoekers van de KNVB pakten deze vraag grondig aan. Ze riepen coaches, scouts, bestuurders en wetenschappers op om oplossingen aan te dragen. Ze benaderden experts uit binnen- en buitenland om alle oplossingen te beoordelen op effectiviteit en uitvoerbaarheid. Als beste oplossing uit de bus: het roteren van de peildatum.

Vergeet de details. Het effect van het roteren van de peildatum is dat alle spelers gedurende een seizoen soms bij de ouderen horen, en soms bij de jongeren. Het elegante hieraan is dat trainers talent niet ‘correct’ hoeven te evalueren – iets wat vermoedelijk ook niet kan. Als je de peildatum roteert, heffen de verkeerde inschattingen – positief en negatief – elkaar grotendeels op.

Iedereen verdient dezelfde kansen op sportplezier en sportsucces

Dus stel: je bent negen jaar oud en je bent geboren in februari 2015. Dan zat je afgelopen najaar in de Onder 9 en was je daar een van de oudsten: voordelig voor jou. Maar halverwege dit seizoen, in januari, zou je zijn overgestapt naar de Onder 10, waar je dan tot de jongeren hoorde: eerder een nadeel. Je prestaties komen dus in een nieuw en waarachtiger licht te staan.

Dat dit de beste optie was, was vorig jaar duidelijk, toen de KNVB de De tijd voor oplossingen – voor deze oplossing – leek gekomen. Maar de daden laten nog op zich wachten.

Recent maakte het Jeugdjournaal een waarin ook de KNVB commentaar leverde. ‘Hartstikke zonde’, vond een medewerker het, dat er zo veel talent verloren ging. De NOS-presentator vroeg: wat kan eraan gedaan worden?

De KNVB-medewerker zei het maar weer eens: ‘Het begint allereerst wel met begrijpen wat het is.’ Dat is niet onwaar, maar ja: het probleem ís allang begrepen. Begrepener gaat het niet worden. Wat nodig is om het probleem op te lossen,

Het begint níét met begrijpen wat het is (of: innovatie kan zo simpel zijn)

In Vlaanderen vonden ze het dus tijd voor daden.

Vanaf het seizoen 2025/2026 werkt het Vlaamse voetbal met een roterende peildatum. Clubs gaan teams daardoor twee keer per seizoen indelen. Een keer aan het begin van het seizoen, een keer halverwege het seizoen. Het effect is dat een kind de helft van de tijd bij de ‘ouderen’ hoort, en de helft van de tijd bij de ‘jongeren’.

Een van de kartrekkers van het initiatief is Bob Browaeys, ‘directeur sport’ bij de Vlaamse voetbalbond Voetbal Vlaanderen. ‘Het is een ethische kwestie’, zegt hij. ‘Iedereen verdient dezelfde kansen op sportplezier en sportsucces. Het is ridicuul dat je geboortedatum daar zo veel mee te maken heeft.’

Een dat clubs – tijdens overlegrondes met Browaeys en zijn collega Diederik Nys – is dat je elftallen uit elkaar haalt. Dat teams niet meer hele seizoenen met elkaar beleven. Dat is waar, maar elk nadeel heeft een voordeel: doordat de samenstelling van teams wisselt, leer je als kind meer kinderen kennen. Browaeys: ‘Je kunt ook zeggen: dit is ook nog eens goed voor de sociale ontwikkeling van kinderen.’

Of de Vlaamse aanpak gaat werken? ‘We zullen het over een paar jaar weten’, zegt Nys. ‘Maar ik ben ervan overtuigd dat onze aanpak tot minder uitval en meer talentontwikkeling leidt.’ Perfect is het misschien niet, nadelen heeft het mogelijk ook, theoretisch is er altijd iets beters mogelijk – er zijn legio opties om het probleem te bestrijden. Maar niks doen vinden Browaeys en Nys geen optie.

Browaeys: ‘Kijk, we moeten wat, hè? We hebben het probleem jarenlang aangekaart in onze opleidingen, we hebben workshops gegeven. Als je zoekt naar wetenschappelijke publicaties over het geboortemaandeffect, dan krijg je meer dan zesduizend hits. Het probleem is goed bekend, maar er verandert niks.’

‘Dus ja, wij dachten: op een zeker moment moet iemand wat doen.’