Red de boer! Alleen de sterksten overleven deze landbouwplannen
Het lijkt wel een grap, in de landbouwparagraaf van het nieuwe coalitieakkoord: deze coalitie wil precies, maar dan ook precies de wet invoeren die in 2019 door de Raad van State werd verworpen – waarmee de stikstofcrisis werd ingeluid.
Opnieuw ligt er een plan voor een wet die zegt dat boeren geen vergunning meer nodig hebben om een klein beetje stikstofneerslag in beschermde natuur te mogen veroorzaken.
In 2019 struikelde de rechter over de belofte van de regering; de extra stikstof die door deze wet in de natuur terecht zou komen, zou later worden gecompenseerd. Dat moest andersom, vond de rechter: eerst moet de totale uitstoot aantoonbaar worden verlaagd, en dán kun je pas weer extra uitstoot toestaan – al is het maar een beetje.
Nu zegt de coalitie dat die extra uitstoot verwaarloosbaar is. Compensatie is dus nergens voor nodig.
Hoe noem je zo’n zet ook alweer? O ja: een geitenpaadje. Eens zien wat de rechter er nu van gaat vinden!
De hele landbouwparagraaf leest als een plan om terug te gaan naar het oude normaal. Weg met het stikstoffonds van meer dan 20 miljard euro,* waarmee de overheid boeren wilde helpen ontsnappen uit het geitenpaadjes-doolhof. Terug naar landbouwbeleid volgens het fabrieksmodel, waarin alle problemen kunnen worden opgelost zolang er maar zo veel en zo efficiënt mogelijk wordt geproduceerd. En terug naar het landbouwministerie als agrolobby in Brussel, uit op soepelere mestregels.
Het druipt van de bladzijden: de boer in huidige vorm moet worden gered. (De waarde van natuur wordt één keer genoemd: ‘prachtig’, vindt de coalitie.)* Maar met deze plannen gaat dat niet lukken. Integendeel.
Niet alleen omdat dit akkoord is gebaseerd op wensdenken – de kans is miniem dat de EU de geitenpaadjes van de coalitie braaf en gezwind zal asfalteren. Ook omdat heel veel boerenbedrijven de komende jaren zullen sneuvelen, zeker als de coalitie geen strobreed in de weg wordt gelegd.
Het oude normaal: steeds minder boeren
Als alles volgens plan gaat, zal het aantal boerenbedrijven gestaag terug blijven lopen. Die trend zet zich al meer dan een eeuw voort, sinds dat fabrieksdenken begon: iedere 25 jaar halveert het aantal boeren. Dat zou betekenen dat tegen de tijd dat dit kabinet zijn termijn zou hebben volgemaakt alweer duizenden landbouwbedrijven verdwenen zijn.
Een kabinet van deze vier partijen betekent dat landbouwbedrijven bij bosjes blijven neervallen
Niet omdat Brussel dat aan Nederland oplegt, maar omdat veel boerenbedrijven het financieel niet langer redden. Dat wordt pijnlijk duidelijk uit het tienjarenplan 2020-2030 van de multinational FrieslandCampina. Dat bedrijf heeft vanzelfsprekend geen enkel belang bij de boer een zwartgallig toekomstbeeld voor te houden. De toekomst die in het tienjarenplan wordt geschetst, sluit naadloos aan bij de plannen uit het akkoord:
FrieslandCampina gaat uit van een scenario waarin de stikstofcrisis zoveel mogelijk wordt opgelost met mestrobots en luchtwassers – waar ook de coalitie op inzet. In het plan staat dat krimp van de veestapel dan niet nodig is, en dat de melkproductie op peil kan blijven.
Wel jammer: in het plan staat ook dat het aantal melkveehouders wél zal krimpen, van 15.000 naar 10.000 in 2030.* De grootste sector binnen de Nederlandse landbouw slinkt in de plannen van FrieslandCampina nu dus nog sneller dan in de afgelopen eeuw.
Dat komt deels door een gebrek aan bedrijfsopvolging, en daar wil deze coalitie iets aan doen.* Maar meer nog heeft het te maken met het feit dat bedrijven moeten groeien om de benodigde robots en wassers te kunnen blijven betalen. Tenzij we het IJsselmeer droogleggen (dat plan kon ik niet vinden in het akkoord, maar ik acht deze coalitie ertoe in staat) betekent de groei van het ene bedrijf, het eind van het andere. Het is een kwestie van te weinig ruimte en te veel concurrentie op de markt.
Kortom: een kabinet van deze vier partijen betekent dat landbouwbedrijven bij bosjes blijven vallen. En dan zonder het geld uit het stikstoffonds, waarmee ze kunnen worden uitgekocht en ondersteund in de transitie naar een ander verdienmodel.
De strijd tussen landbouw en natuur duurt voort
Boeren weten dondersgoed wat hier op het spel staat. De meeste zullen simpelweg hopen dat zij het niet zijn die vallen. Survival of the fittest.
Dat hebben boeren straks zelf in de hand, benadrukt de coalitie. Dit akkoord zet de boer ‘achter het stuur’. In plaats van ‘middelsturing’, een hele hoop regels over wat boeren wel en niet mogen doen, krijgen ze van de coalitie nu een duidelijke opdracht: houd de uitstoot van stikstof per bedrijf onder het maximum. ‘Doelsturing’: boeren mogen zelf bepalen hoe ze hun uitstoot binnen de perken houden.
De boer wordt achter het stuur gezet, maar de tank is leeg
Hiervoor wordt een nieuw administratief systeem opgetuigd. Nou ja, nieuw: het is de ‘afrekenbare stoffenbalans’,* linea recta afkomstig uit het concept-landbouwakkoord van het afgelopen kabinet. Het concept dat na een half jaar onderhandelen door de onderhandelende boerenorganisaties werd afgekeurd.
In dit systeem wordt bijgehouden hoeveel stikstof en fosfor boeren hun bedrijf binnenhalen in de vorm van kunstmest en veevoer, hoeveel daarvan in de landbouwproducten terechtkomt, en hoeveel zich ophoopt in de bodem en de omgeving. Komt deze stoffenbalans boven een bepaalde grens uit, dan krijgt een boer te maken met gedwongen maatregelen.
Een soortgelijk systeem bestond al eens, van 1998 tot 2006.* Dat was destijds behoorlijk succesvol. Maar het coalitieakkoord geeft nog geen antwoord op de cruciale vraag: waar komt de grens te liggen? Willen we de stikstofproblemen echt aanpakken, dan moet de grens van de toegestane uitstoot fors omlaag en moet die streng worden gehandhaafd.
En: boeren moeten simpelweg in staat zijn om aan die eisen te kunnen voldoen. Om hun bedrijf aan te passen dus, of ze dat nou doen door luchtwassers aan te schaffen of door minder koeien te gaan houden. Daarvoor hebben ze geld nodig. En hoe meer de uitstoot omlaag moet, des te hoger zijn de kosten. Het heet niet voor niets verduurzaming.
In het concept-landbouwakkoord uit 2023, waarin de stoffenbalans al werd genoemd, kwam het geld dat de boer nodig had om te verduurzamen uit het stikstoffonds. Precies: het fonds waar nu een dikke streep door is gezet.
De boer krijgt dus wel het stuur in handen, maar de tank is leeg. Op een bodempje rode diesel na – de coalitie wil de boeren matsen met een kwartje korting per liter diesel. Eenmalig kunnen ze putten uit een fonds van 5 miljard euro voor innovaties of vrijwillige uitkoop.
Dat klinkt misschien veel, maar het is een ton per bedrijf. In het stikstoffonds zat ruim vier keer zoveel geld, met reden: zo’n mestrobot die stikstofuitstoot zou moeten besparen, kost al vijf ton. En als de overheid een groot aantal boeren vrijwillig wil uitkopen, is het geld snel op: dat kost miljoenen per bedrijf.
Het fabrieksmodel is onhoudbaar: door eindeloze intensivering en opschaling van de veeteelt verdwijnt het ene na het andere familiebedrijf. Als we boeren toekomstperspectief willen bieden, is de enige echte oplossing op de lange termijn een radicale duurzame landbouwtransitie.
Voor een echte oplossing is een ander soort hoop, lef en trots nodig. Hoop, niet op de rechter die een oogje toeknijpt, maar op een toekomst waarin de landbouw bloeit omdat die in lijn is met het herstel van een rijk en gezond landschap. Lef, om het oude normaal los te durven laten. En trots, op de boer als verzorger van ons voedsel én ons ecosysteem.