Als media hun ziel aan de duivel verkopen, dan raken ze hem kwijt
AP,* Vox,* Politico,* Die Welt,* The Verge,* Le Monde,* Financial Times,* The Atlantic,* The Wall Street Journal,* New York Magazine:* de lijst met media die hun ziel aan de duivel verkopen wordt langer en langer.
Met ‘ziel’ bedoel ik hun journalistieke werk, de verhalen waar duizenden journalisten en redacteuren aan werken. De ‘duivel’, dat is OpenAI, het techbedrijf achter ChatGPT, sinds een jaar of twee het lievelingssnoepje uit Silicon Valley. En ‘verkopen’ betekent in dit geval vrij letterlijk verkopen: OpenAI betaalt honderden miljoenen dollars voor het werk van deze media om ChatGPT mee te voeden en te verbeteren.
Door een deal te sluiten met OpenAI, bewandelen deze merken precies de tegenovergestelde route als The New York Times:* de beroemdste krant ter wereld spande in december juist een rechtszaak aan tegen OpenAI. Het techbedrijf voedde zijn eerste AI-modellen met zo ongeveer alle informatie die het online pakken kon, waaronder het archief van The New York Times, en de krant claimt dat dit jatwerk niet alleen een grove auteursrechtschending is, maar haar ook miljarden kost.
De media uit dat imposante rijtje maken een andere keuze. If you can’t beat them, join them, zoiets. In de woorden van de CEO van de Franse krant Le Monde: ‘Zonder een overeenkomst zullen ze onze content min of meer illegaal blijven gebruiken, zonder dat wij er iets aan hebben.’*
Een tikkie gelaten, maar de man heeft natuurlijk wel een punt. En bovendien: zo goed gaat het niet met de journalistiek, dus de OpenAI-miljoenen zullen door de financiële afdelingen van de mediabedrijven – zo niet hun aandeelhouders – met open armen worden ontvangen.
Media nemen hiermee een existentieel risico
Toch nemen Le Monde en al die andere mooie media een enorm risico. Ik zou bijna willen zeggen: een existentieel risico. Dat zit ’m niet zozeer in het bedrijf OpenAI – hoewel de recente geschiedenis suggereert dat het een even betrouwbare partner is als wijlen prins Bernhard – maar vooral in wat er met die kwalitatieve legacy-journalistiek gaat gebeuren.
Om dat te begrijpen, is het goed om naar Google te kijken, OpenAI’s grootste concurrent. Google presenteerde een paar weken geleden een revolutionaire verandering van de zoekmachine: AI Overviews. Als je nu iets op Google zoekt of een vraag stelt, schotelt de zoekmachine je een rijtje met links voor. Met AI Overviews geeft AI je een uitgeschreven antwoord op je vraag. Je hoeft dus niet meer zelf links af te lopen; het AI-taalmodel van Google heeft dat al voor je gedaan en er ook nog eens een samenvatting van gemaakt.
AI Overviews werd, in goed Amerikaans, een totale shitshow.* De dagen na de presentatie lieten gebruikers zien dat Googles AI onder andere adviseerde om lijm op je pizza te smeren zodat de kaas er niet af valt, en om dagelijks één steen door te slikken voor de benodigde vitaminen en mineralen.
Hoe geestig en ernstig ook – Google Search wordt door een paar miljard mensen gebruikt* – de fabulerende AI is niet het punt dat ik wil maken.
Chatbots moeten een combinatie worden tussen de betrouwbaarheid van Wikipedia, de actualiteit van Google News en het taalgevoel van ChatGPT
Het punt is dat we een blik op de toekomst van informatie hebben gekregen en dat die toekomst er niet zo fraai uitziet.
Google, OpenAI en een paar andere bedrijven bouwen namelijk AI-producten die direct concurreren met journalistieke media. Hun chatbots moeten een soort combinatie worden tussen de betrouwbaarheid van Wikipedia, de actualiteit van Google News en het taalgevoel van ChatGPT. De belofte is dat deze AI-assistenten niet alleen het antwoord op jouw vraag vinden, maar dat antwoord ook nog eens goed voor je uitschrijven, inclusief actuele bronnen, zodat je zelf geen linkjes meer hoeft te openen of primaire bronnen hoeft te bezoeken.
Nu zullen de meeste mensen dat wel blijven doen zolang de chatbot ijskoud beweert dat Barack Obama de eerste Amerikaanse moslimpresident was* of dat je bij depressieve gedachten het beste van de Golden Gate Bridge kan springen, * maar wat als de chatbots beter worden? Wat als de informatie die zij uitspuwen nuttiger en relevanter wordt? Wat als zij echt met kwaliteitsjournalistiek en betrouwbare informatie kunnen concurreren?
Media eten hun eigen staart op
Dat is de grote ironie van het sluiten van een deal met OpenAI. De journalistieke organisaties werken mee aan de automatisering van informatie die met de journalistiek zal gaan concurreren. Media bijten zichzelf daarmee niet alleen keihard in de staart; ze eten die staart op. Want hun kwalitatief hoogstaande informatie maakt de chatbots beter. En hoe beter de chatbots zijn, hoe betrouwbaarder ze worden en hoe minder mensen de sites van media zullen bezoeken. En hoe minder bezoek, hoe minder lezers, abonnees, adverteerders, et cetera. Dag ziel, hallo duivel.
Een misschien nog grotere ironie is dat dit niet de eerste keer is dat media zich overleveren aan de grillen van de techindustrie. Zo’n tien jaar geleden begonnen nagenoeg alle media slaafs te dansen naar de pijpen van Facebook en Google, de toegangspoorten naar een miljoenenpubliek.
De journalistieke titels die met OpenAI in zee gaan, zouden moeten inzien dat nu het tegenovergestelde lonkt: niet meer, maar minder publiek.
En ze zouden ook best wat zelfverzekerder mogen zijn. Techbedrijven als OpenAI zijn niet de redders van de journalistiek, het is andersom: OpenAI en Googles AI zullen nooit goed worden zonder geweldige journalistiek, gemaakt door echte journalisten.