Thuis ben je waar de bloedende nagels je blijven achtervolgen

Arnon Grunberg
Schrijver

Het spaargeld was vastgezet voor zes maanden; veel was het niet en de rente was ook al niet veel. Toen de zes maanden voorbij waren, maakte ik een afspraak met de bank.

In theorie kon je dergelijke zaken ook telefonisch afhandelen, maar de ervaring leerde dat het beter was om even langs te gaan. Ik schreef een e-mail aan Orlaith van de Bank of Ireland in Dublin of ik op dinsdag 29 juli om twee uur langs kon komen om te praten. Dat klonk beter dan: ‘Ik had hier wat spaargeld en dat heb ik nu nodig.’

Eerst zweeg Orlaith, maar toen ik haar nog een e-mail stuurde, antwoordde ze dat dinsdag 29 juli prima was, dat ze een paar dagen ziek was geweest en daarom even geen e-mail kon beantwoorden.

Op maandagmiddag landde ik in Dublin. Ik had een vlucht uit Marseille. Die avond at ik in een van mijn favoriete restaurants in Dublin, La Maison. Ik zat naast een stelletje van in de vijftig, dat zo te horen aan hun eerste of tweede date bezig was. Hij leek er niet veel meer zin in te hebben en hoe minder hij zei, hoe meer zij praatte. Het was weinig hoopgevend allemaal. Ik kon me nauwelijks op mijn boek concentreren, zo treurig was het. Maar ze gaf niet op, drong aan op een dessert, toen op koffie en tegen de tijd dat ik aanstalten maakte om naar huis te gaan, zaten ze er nog. Nee, het is niet leuk om eenzaam te zijn, maar wat je er allemaal voor over moet hebben om contact met de mensen te krijgen is ook geen pretje.

Nee, het is niet leuk om eenzaam te zijn, maar wat je er allemaal voor over moet hebben om contact met de mensen te krijgen is ook geen pretje

Om twee uur dinsdag 29 juli ging ik naar de bank. ‘Ik zoek Orlaith,’ zei ik tegen een meisje dat bij het raam.

‘Dat ben ik,’ zei ze.

Ik schaamde me, want ik had haar een keer eerder gezien maar kennelijk haar gezicht niet goed onthouden.

‘Ga zitten,’ zei ze. ‘Een moment, ik ben zo terug.’

Ik ging zitten en ik hoorde haar met iemand praten. Na een paar minuten kwam ze terug. Ik vertelde haar waarom ik hier was en zag dat al haar nagelriemen een beetje bloedden.

Iedereen bijt weleens nagels of zit eraan te pulken, maar dit leek me erger. Mijn sympathie voor haar groeide, maar ze bleef zakelijk.

‘Wil je nog iets weten over de spaarrentes?’ vroeg ze.

Ik kon alleen maar aan haar nagelriemen denken. Hoe zou ze leven?

‘Nee,’ zei ik, ‘momenteel niet.’

We namen afscheid. ‘Tot een volgende keer,’ zei ik.

‘Laat me weten als ik weer iets voor je kan doen,’ zei ze nog.

Thuis ben je waar de nagels van de dames van de bank je achtervolgen.