Waarom we het minder over desinformatie moeten hebben
We worden overspoeld door nepnieuws en desinformatie, waarschuwen bezorgde politici en media. China en Rusland verspreiden met hulp van AI en Big Tech kwaadaardige onzin en dat holt de democratie uit. Punt is: ja, desinformatie bestaat, maar op kleine schaal en het effect is minimaal. Dat er zo vaak voor wordt gewaarschuwd, is een minstens zo groot probleem.
Hoeveel procent van het nieuws klopt niet?
Twee Nederlandse onderzoekers vroegen het onlangs aan drieduizend personen uit zeven landen en het antwoord dat zij kregen is schokkend: Amerikanen denken dat 59,6 procent van het nieuws in traditionele én sociale media uit misinformatie bestaat, Britten schatten het in op 52,2 procent, Indiërs geven maar liefst 65,5 aan, en Nederlanders 46,5 procent.
Schokkend – maar niet uitzonderlijk. Wereldwijd twijfelen grote groepen mensen aan het waarheidsgehalte van nieuws en informatie – ook in democratieën met een gevarieerd media-aanbod. 31 procent van de Amerikanen zegt ‘altijd’ of ‘bijna altijd’ onzeker te zijn of informatie over de aanstaande presidentsverkiezingen wel klopt, 52 procent is daar ‘soms onzeker’ over.*
59 procent van de wereldbevolking geeft aan zich zorgen te maken over welk nieuws op het internet waar is en welk nieuws niet.* Iets meer dan de helft van de Nederlanders – 54 procent – zegt het meeste nieuws meestal te vertrouwen, in landen als de Verenigde Staten, Hongarije en Griekenland ligt dat percentage stukken lager: respectievelijk 32, 23 en 23 procent.*
Het is niet overdreven om te stellen dat er een breed gedeeld wantrouwen is jegens nieuws en informatie. En daar blijft het niet bij: veel mensen zijn ook bang voor de gevaarlijke gevolgen van al die mis- en desinformatie.
Een groep van 1.400 internationale risico-experts bestempelt mis- en desinformatie zelfs als het grootste mondiale risico voor de komende twee jaar, boven onder andere ‘extreem weer’ (2) en ‘oorlog’ (5).* Wereldwijd zien mensen misinformatie als een groter gevaar dan een ontwrichtende cyberaanval, een dodelijke epidemie of een ontsporende economie. Alleen de opwarming van de aarde baart hen meer zorgen.*
Des te meer reden tot zorg is dat dit jaar bijna de helft van de wereldbevolking naar de stembus gaat. Het World Economic Forum waarschuwt dan ook: ‘Mis- en desinformatie kunnen de verkiezingen in meerdere landen radicaal ontwrichten.’
Angst voor een 'tsunami' van desinformatie
Dit is de angst: kwaadaardige actoren (met name: Russen en Chinezen) verspreiden desinformatie met hulp van technologie (AI, deepfakes, Big Tech-algoritmes) om verwarring te zaaien bij kiezers, wantrouwen aan te wakkeren, en zo de steun te ondermijnen voor democratische instituten als media, politiek en verkiezingen.
Om dat desinformatie-gevaar te duiden, schuwen politici en opiniemakers de grote woorden niet. Daarbij valt de populariteit van de tsunami-metafoor op. ‘De vloed aan desinformatie kan een tsunami worden’, citeerde bijvoorbeeld de Volkskrant filosoof Adam Henschke in aanloop naar de Europese Verkiezingen.
Eurocommissaris Věra Jourová ging nog een stapje verder en vergeleek vóór de EU-verkiezingen de inzet van deepfakes met een atoombom, bedoeld ‘om de voorkeuren van kiezers te beïnvloeden’. *
De Nederlandse Europarlementariërs Kim van Sparrentak en Paul Tang (GroenLinks-PvdA) riepen de Europese Commissie in april op om harder op te treden tegen ‘online desinfo rond verkiezingen’, desnoods door een noodsituatie uit te roepen. ‘De Commissie moet nu echt aan de slag met de Russische desinformatie die op onze tijdlijnen op sociale media terechtkomt,’ lichtte Van Sparrentak toe.* ‘Want online wordt nu iedereen beïnvloed.’
Empirisch onderzoek toont aan dat misinformatie een marginaal verschijnsel is
Het voorstel van de Nederlandse parlementariërs sluit naadloos aan op het verhaal dat desinformatie zich via de algoritmes van Big Tech als een virus verspreidt, de samenleving ontwricht en de democratie ondermijnt.
Er is alleen één probleem met dat verhaal: het botst frontaal op de door wetenschappers waargenomen realiteit: empirisch onderzoek toont consequent aan dat misinformatie een marginaal verschijnsel is. Ja, het bestaat en ja, landen als Rusland en China doen pogingen om te ontwrichten – net als de VS, overigens – maar bedoeling en activiteit moeten niet verward worden met impact.
Want verreweg de meeste mensen blijken maar zeer weinig in aanraking te komen met niet-kloppende informatie. En mensen die er wel mee in aanraking komen, laten hun wereldbeeld er nauwelijks door beïnvloeden – laat staan dat zij zich er anders door gaan gedragen dan ze van plan waren.
Nepnieuws en misinformatie komen niet veel voor
Zo blijkt uit uitvoerig, driejarig onderzoek naar het mediagebruik van Amerikanen* dat ‘nepnieuws’ een ‘verwaarloosbaar’ onderdeel uitmaakt van hun informatiedieet. Geen van de leeftijdsgroepen waar de onderzoekers onderzoek naar deden spendeert meer dan een minuut per dag aan nepnieuws. Het neemt niet meer dan 1 procent van hun algehele nieuwsconsumptie in en 0,2 procent van hun totale mediagebruik.
En die nieuwsconsumptie zelf valt sowieso nogal tegen. Zo’n 14 procent van het totale mediagebruik van Amerikanen is nieuwsgerelateerd. Het zijn met name mainstreambronnen op tv en online die de nieuwsconsumptie domineren. Online neemt nieuws zelfs maar 4,2 procent van de consumptie in. Sterker: een grote meerderheid van de Amerikanen spendeert minder dan een minuut per dag aan online nieuws.
Dit onderzoek liep van januari 2016 tot en met december 2018 – dus ook tijdens de presidentsverkiezingen van november 2016, de ‘fake news-’ verkiezingen waarin Donald Trump verkozen werd. Volgens vele critici werd hij daarbij geholpen door ófwel Russische desinformatiecampagnes* ófwel data-magie met nepnieuws over Trumps tegenstander Hillary Clinton, gebouwd en verspreid door Cambridge Analytica en sowieso bijgestaan door de algoritmes van Big Tech die misinformatie rondpompten dat het een lieve lust was.
Spannende, mediagenieke verhalen. Maar ook: onbewezen. En volgens wetenschappers: onwaarschijnlijk.
Wel kraakhelder is dat onderzoekers in de jaren die volgden consequent bleven aantonen dat de meeste mensen weinig met misinformatie in aanraking komen, dat het slechts een klein percentage van het gemiddelde informatiedieet beslaat, dat de meeste informatiediëten bovendien gevarieerd zijn, en dat nieuws, zoals gezegd, sowieso maar een klein onderdeel uitmaakt van dat dieet.
En toen kwam de Covid-infodemic
Goed, maar in 2020 kwam Covid en brak er volgens de WHO een heuse ‘infodemie’ uit, waarin mensen overspoeld werden door een vloedgolf aan niet-kloppende informatie.
Toch?
Drie wetenschappers onderzochten de nieuwsconsumptie in de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland tussen 2017 en 2021.* Ze wilden weten of die veranderde toen corona uitbrak in maart 2020 en keken daarbij naar online nieuwssites en Facebook.
En wat zij zagen: ja, de nieuwsconsumptie nam vanaf maart 2020 in alle landen toe – ook de consumptie van nepnieuws. Maar het nepnieuws kreeg weinig aandacht vergeleken met betrouwbare informatie. ‘Over het algemeen trokken mensen juist meer naar betrouwbare bronnen toen de pandemie uitbrak,’ licht eerste auteur Sacha Altay van de Universiteit van Zurich toe.
Corona was dus verre van een ‘infodemie’. Een tsunami? Hoogstens hier en daar een overstromend doucheputje.
Maar nu is er AI, toch? Nu is het voor iedereen een koud kunstje om misinformatie te produceren en massaal te verspreiden? De vloedgolf aan AI-nepnieuws zal de dammen wel doen breken, niet?
Ook die angsten voor AI zijn overdreven, beargumenteert Altay met twee andere misinformatie-onderzoekers.* Hun belangrijkste punt: een toename in het aanbod van misinformatie – en die toename is waarschijnlijk door AI – leidt niet vanzelfsprekend tot een toename van de vraag (de consumptie). ‘Dat er meer misinformatie kan worden gecreëerd, betekent niet dat mensen het meer zullen consumeren of geloven’, zegt Altay.
Want er is nu ook al heel erg veel misinformatie vrijelijk beschikbaar en makkelijk vindbaar. Als mensen misinformatie wíllen consumeren dan kan dat. ‘Het is onwaarschijnlijk dat een groot deel van de samenleving op zoek is naar misinformatie, maar die niet kan vinden’, schrijven de auteurs. Kortom: de vraag naar misinformatie is beperkt.
Sterker: uit ander onderzoek blijkt dat er een klein clubje is van zeer actieve gebruikers dat verreweg het grootste deel van alle misinformatie consumeert. En dat doen zij zeer bewust: het is niet zo dat zij bijzondere toegang tot misinformatie hebben, of geen toegang tot kwaliteitsinformatie. Nee, schrijven de wetenschappers,* ‘zij verwerpen kwaliteitsinformatie en hebben een voorkeur voor misinformatie.’
Neemt niet weg dat nepnieuws wel enig effect heeft
Maar toch. Dat nepnieuws en desinformatie relatief zo weinig voorkomen, wil natuurlijk niet zeggen dat ze geen effect hebben. We kennen allemaal de weinig opwekkende voorbeelden uit de VS, waar op een bepaald moment een aanzienlijk deel van de bevolking dacht dat Barack Obama moslim was, en waar Trump-aanhangers het Capitool bestormden onder het mom van de leugen dat Joe Biden de verkiezingen had gestolen. Daar speelt misinformatie evident een rol.
Volgens misinformatie-onderzoeker Toni van der Meer kan misinformatie soms tot nieuwe ideeën leiden, maar geldt over het algemeen dat mensen misinformatie consumeren waar ze het al mee eens zijn, of die zij geneigd zijn te geloven. Het effect daarvan kan zijn dat reeds bestaande overtuigingen worden versterkt.
En inderdaad: uit onderzoek blijkt dat mensen die geloofden dat Obama moslim was Obama in de eerste plaats al niet zo leuk vonden. De verspreiding van die quatsch had geen invloed op hun stemgedrag. Mensen die geloofden dat Obama moslim was, waren sowieso al niet van plan geweest om op hem te stemmen. *
Van der Meer ziet de bestorming van het Capitool in datzelfde licht. ‘Het was niet zo dat progressief-linkse mensen op die dag naar Trump luisterden en dachten: oh wacht eens, de verkiezingen zijn gestolen, ik ga het Capitool bestormen! Dat waren hoogstwaarschijnlijk vooral mensen die al vrij diep in een extremistisch-conservatieve hoek zaten, die weinig vertrouwen hadden in de overheid en die bereid waren tot actie over te gaan.’
Evengoed: dat er nauwelijks wetenschappelijke fundering bestaat voor grote effecten van misinformatie, betekent niet dat er geen effecten zijn. De afwezigheid van bewijs is geen bewijs voor afwezigheid. Maar het is de afgelopen jaren wel duidelijk geworden dat mensen zich niet zo makkelijk laten beïnvloeden door (mis-)informatie als gedacht wordt. Mensen zijn niet* zo kneedbaar.
Maar waarom wordt nepnieuws dan als zo'n groot probleem gezien?
Rest de vraag waarom des- en misinformatie dan toch als zo’n enorm probleem wordt gezien?
‘Desinformatie is eigenlijk vooral een probleem omdat we er zoveel over praten’, zegt Van der Meer. Hij licht toe: wie continu hoort dat desinformatie een grote bedreiging is, kan zomaar eens gaan denken dat het een grote bedreiging is. Dat is een bekend verschijnsel in de communicatiewetenschap. Bovenmatig veel (media-)aandacht voor een bepaald gevaar kan dit gevaar groter doen lijken dan het in werkelijkheid is. Denk: vliegtuigrampen.
In een experimenteel onderzoek vonden Van der Meer en collega’s een ander negatief neveneffect van al die aandacht: die kan leiden tot een onterecht wantrouwen in betrouwbaar nieuws.* ‘Als je continu wordt gewaarschuwd om op je hoede te zijn voor desinformatie, word je ook bovenmatig kritisch op informatie die wél deugt, die daarmee automatisch minder betrouwbaar lijkt’, aldus Van der Meer.
Dat neemt niet weg dat er een vorm van mis- of desinformatie bestaat die te weinig aandacht krijgt, vertelt Rasmus Kleis Nielsen, directeur van het Reuters Institute for the Study of Journalism en hoogleraar politieke communicatie aan de Universiteit van Oxford.
Nee, er bestaan geen bewijzen dat buitenlandse high tech beïnvloedingscampagnes serieuze gevolgen hebben gehad, benadrukt Kleis Nielsen. Maar het is wel duidelijk dat nepnieuws of leugens die verspreid worden door prominente binnenlandse politici en opiniemakers, invloed kunnen hebben.
De professor somt een aantal bekende voorbeelden op van breed gedeelde misvattingen. De massavernietigingswapens die in Irak zouden liggen. Miljoenen Amerikanen die geloofden dat er grootschalige stembusfraude plaatsvond tijdens de verkiezingen van 2020.* Nielsen: ‘Wat al deze misleidende overtuigingen gemeen hebben, is dat ze systematisch zijn verspreid door politici en journalisten. Door een binnenlandse elite.’
Als mensen blijven horen dat ze elk moment misleid kunnen worden, zullen zij banger worden en informatie nog minder vertrouwen
En het wrange is dat het ook vooral politici en opiniemakers zijn die het idee verspreiden dat desinformatie een ‘tsunami’ is, vergelijkbaar met een ‘atoombom’, iets waar we de noodtoestand voor uit moeten roepen.
Kleis Nielsen: ‘Als er bewijzen bestaan dat buitenlandse actoren met neppe informatie de publieke opinie beïnvloeden, dan moeten er maatregelen genomen worden. Maar die bewijzen ontbreken op dit moment. Ondertussen uiten veel politici en opiniemakers hun zorgen over dat veel informatie uit misinformatie zou bestaan, terwijl onderzoek laat zien dat dit niet zo is.’
Dit blijft niet zonder gevolgen, legt de hoogleraar uit. ‘Als politici en opiniemakers het publiek vertellen dat Rusland en China ongelooflijk krachtige en geavanceerde manipulatiemachines zijn, doen ze in feite het werk voor die landen. Als mensen blijven horen dat ze elk moment misleid kunnen worden, zullen zij banger worden en nog minder vertrouwen hebben in de informatieomgeving om hen heen.’
Desinformatie? Wees terughoudend
Het is ironisch. We vrezen dat desinformatie mensen wantrouwend maakt, maar wat als het de angst voor desinformatie is die mensen wantrouwend maakt? En wat als het politici en media zijn die deze angst – al is het met de beste bedoelingen – aanwakkeren?
Voor de onderzoekers die ik sprak is het frustrerend. Zij laten consequent zien dat het wel meevalt en dat die angst uit de pas loopt bij het onderzoek.
Hun boodschap aan politici en media is helder. Wees terughoudend met het benoemen van dit probleem.
Want voor je het weet verspreid je misinformatie.