Zo ziet een Nederlandse berm zónder stikstofprobleem eruit
In een berm langs een industrieterrein zag ik hoe mooi stikstofarme natuur kan zijn. Helaas kiest deze coalitie daar niet voor.
Afgelopen week fietste ik over het industrieterrein achter mijn huis naar een zwarte doos waarin de nieuwe Aldi huist. Toen ik er bijna was, viel mijn oog op iets wat ik daar totaal niet had verwacht.
In de berm, naast een outlet voor wc-potten en badkamerkastjes, spotte ik de grootste explosie van wilde orchideeën die ik in mijn leven had gezien. Een paars-groene zee waar ik in mijn kano al jaren tevergeefs naar zoek in het Westzijderveld, een Natura 2000-gebiedje aan de ándere kant van mijn huis. Honderden rietorchissen. En toen ik goed keek, zag ik zelfs een groepje nog zeldzamere moeraswespenorchissen, én een bijenorchis.
Spectaculair.
Deze berm, besefte ik, is een kijkluikje naar het Nederland van zeventig jaar geleden.
Vroeger was de Zaanstreek een uitgestrekt laagveengebied,* doorkruist door wegen waarlangs honderden molens stonden die hout zaagden, gerst pelden of water pompten. Een pre-fossiel industriegebied naast Amsterdam, een moerassig waterland waar op de drogere stukken vee graasde. De natste stukken werden jaarlijks één keer gemaaid om veevoer te verzamelen. Zeventig jaar geleden stonden die natte stukken vol met tientallen soorten kleurrijke bloemen als orchideeën, ratelaars en koekoeksbloemen.
Die planten zijn, door de grote hoeveelheid stikstof in de grond, nu bijna overal verdwenen. Uit de weilanden, maar ook uit de bermen.
Behalve uit deze dus.
Wat is hier gebeurd?
Een kijkluikje naar het verleden
Waarschijnlijk zit het zo: stratenmakers hebben hier een paar jaar geleden de met stikstof vervuilde bodem bedolven onder zand uit een afgraving. Dat is ‘arme’ grond, met weinig plantenvoeding zoals fosfor en stikstof. Blijkbaar was die grond ook kalkrijk, want deze orchideeën hebben kalk nodig om te kunnen groeien. Vermoedelijk zijn vervolgens de zaden van de zeldzame orchideeën komen aanwaaien, net als de sporen van schimmels die de zaden van orchideeën nodig hebben om te kunnen kiemen, én de plooivleugelwesp – een wespensoort die de moeraswespenorchis bevrucht,* waardoor die zich verder kon verspreiden in de berm.
Zo is hier nu per ongeluk een prachtige berm ontstaan, dankzij een kalkrijke bodem met weinig stikstof. Maar blijft deze berm ook zo mooi?
Dat is niet vanzelfsprekend.
De oplossing van het stikstofprobleem en ecologisch beheer van bermen gaan hand in hand
Er daalt een continue stikstofregen neer op Nederland. Zeker hier in Zaandam, waar naast een boel melkveehouders ook veel verkeer is, én grote fabrieken zijn zoals die van cacaogiganten Cargill en Ofi (voorheen Olam). Zij veroorzaken samen wat we ‘het stikstofprobleem’ noemen. Stikstof is plantenvoeding, maar als er te veel van in de bodem zit, gaan een paar plantensoorten overheersen. Bovendien verzuurt stikstof de bodem, waardoor kalk oplost – en kalk hebben de meeste planten, en zeker orchideeën, juist nodig om te groeien.
Daar komt bij dat bermen tegenwoordig worden ‘geklepeld’. Tijdens het maaien worden plantenresten in stukken gehakt en weer uitgespuugd door de maaimachine. Dat maaisel is in feite plantaardige mest, dat door het bodemleven weer omgezet kan worden in stikstof die planten kunnen opnemen. Samen met de stikstofneerslag uit de lucht verrijkt dat de bodem, waarvan een handjevol planten zoals brandnetels, berenklauw en kropaar dankbaar gebruikmaken.
Goed nieuws voor de orchidee: deze berm wordt niet geklepeld. De beheerders voeren het maaisel af, zoals de boeren in dit gebied vroeger ook deden. Dat doen ze hier speciaal voor het stimuleren van de biodiversiteit, want zo blijft de bodem als het goed is ‘arm’. En dat is dus goed voor orchideeën, maar ook voor de overgrote meerderheid van de Nederlandse wilde planten. En daarmee weer voor insecten en andere dieren.
Willen we een land hebben met een divers natuurlijk ecosysteem – niet hier en daar per toeval en tijdelijk, maar overal en permanent – dan moeten we een eind maken aan de huidige stikstofvervuiling.
Daarvoor moet de hoofdverantwoordelijke voor het stikstofprobleem – de veeteelt – flink krimpen.
Op de meeste plekken zullen beheerders daarnaast decennialang maaisel moeten gaan afvoeren om het stikstofniveau weer op een voor orchideeën gezond peil te krijgen. Dat kost de beheerders van bermen extra tijd en moeite (en dus geld), maar het levert ook iets op: dat maaisel is namelijk puik ruwvoer voor koeien, en past perfect in een duurzamer voedselsysteem met veel minder vee.
Stichting Agricycling in Friesland ziet het gebruiken van maaisel als veevoer als de ideale start om de veeteelt langzaam maar zeker duurzaam te maken. Op die manier wordt stikstofneerslag terug naar de veeteelt gebracht, waardoor het bijdraagt aan het sluiten van de kringloop. Voor boeren is het economisch rendabel: meer dan honderd Friese boeren verwerken nu al maaisel via Agricycling,* en de stichting gaat binnenkort wegens succes uitbreiden naar andere provincies.
Kortom: de oplossing van het stikstofprobleem en ecologisch beheer van bermen gaan hand in hand.
Maar helaas. Met de beoogde coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB hebben we straks een regering waarin geen enkele partij zich hard wil maken voor het oplossen van het stikstofprobleem. In plaats van een definitieve oplossing van het stikstofprobleem kiezen zij voor een definitief einde aan stikstofarme natuur. BBB beschouwt de wildgroei van orchideeën als een luxe die wij ons niet kunnen veroorloven. Wij zullen in plaats daarvan voor heel Europa melk, hamlapjes en eieren produceren.
Natuurlijk kunnen we genoegen nemen met bermen als een soort lege vazen, die we naar believen beplanten met krokussen of rozenstruiken, of simpelweg met kort gemaaid gras.
Maar willen we dat ook? Wie wil er in een land wonen waarin elke bloem die je ziet door een hovenier is geplant? Wie wil dat, als we óók kunnen kiezen voor een landschap vol wilde natuur, met honderden soorten bloeiende planten die je niet hoeft te zaaien of planten?
De berm langs de weg naar de Zaanse Aldi bewijst dat het kan.
Met dank aan de Zaanse stadsecoloog Gijs Doeglas en Baudewijn Odé van FLORON (Floristisch Onderzoek Nederland).