Waarom ik tegen het tolereren van homo’s ben

Rob Wijnberg
Oprichter

Wandelend langs de grachten van Amsterdam, met de boten van de Gay Pride uitbundig voorbij paraderend, mannen hand in hand aan de kade, vrouwen zoenend of in elkaars armen geklemd, dacht ik, ondanks mijn natuurlijke weerzin tegen dit soort festijnen (ik ga ook iedere Koninginnedag de stad uit): wat goed dat dit in Nederland kan.

Natuurlijk, de Canal Parade is voor een groot deel nog steeds de bevestiging van zo ongeveer ieder stereotype over homo’s dat je maar kunt bedenken - Gordon en Gerard Joling zijn niet bepaald de doorsnee homoseksueel, terwijl ze in de botenparade niet eens opvallen, wat zeg ik, tot de categorie ingetogen behoren. Maar soit, laat het een feestje zijn.

Redenen genoeg namelijk voor een feestje: de homorechtenbeweging - of preciezer: de beweging voor gelijke rechten van homo’s, lesbiennes, bi’s en transgenders -, is ontegenzeggelijk een van de meest succesvolle emancipatoire bewegingen uit de recente geschiedenis. Je zou het haast vergeten, maar in 2001 (!) was Nederland pas het eerste land ter wereld dat het homohuwelijk legaliseerde. Inmiddels hebben vijftien andere landen (en een handjevol staten in Amerika) al het Hollandse voorbeeld gevolgd.

Natuurlijk, de strijd voor de gelijkwaardigheid van homo’s staat wereldwijd nog steeds in de kinderschoenen, of eigenlijk is het nog erger dan dat: in maar liefst negen landen staat nog de doodstraf op homoseksualiteit, in nog eens enkele tientallen landen een gevangenisstraf oplopend tot levenslang. Maar toch: we zijn al van ver, héél ver gekomen. Het lijkt vanzelfsprekend dat zo’n parade zonder noemenswaardige incidenten kan plaatsvinden, maar het is, hoe je het wendt of keert, ongekende vooruitgang.

Dulden wij homo’s?

En toch stoort mij iedere jaar weer iets tijdens de Gay Pride: het woord tolerantie dat er altijd boven hangt. noemde de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan de optocht door de grachten van zijn stad. ‘Een goed middel om te laten zien dat Nederland voor tolerantie staat,’ vond -commentator Gerry van der List. De doopte tv-zender TLC zich een weekend lang, normaal gesproken de afkorting van The Learning Channel.

Allemaal goed bedoeld natuurlijk. Maar ‘tolerantie’ is ook de ongelukkigste - ik zou zelfs willen beweren: volstrekt verkeerde - term om je steun aan de homobeweging kracht mee bij te zetten.

Tolereren betekent in essentie zoveel als: dulden, verdragen. Nagenoeg alle synoniemen hebben die betekenis: gedogen, toelaten, toestaan, uitstaan, verduren. Ook de Van Dale spreekt van ‘verdraagzaamheid jegens.’ Kortom, tolereren is in de meest basale betekenis van het woord: iets afwijzen, afkeuren, verwerpen - en tóch accepteren. Een last die je weliswaar ‘verdraagt’, maar een last niettemin.

Door homorechten voortdurend in één adem te noemen met tolerantie, communiceren voorstanders van homorechten eigenlijk impliciet het tegendeel: homoseksualiteit, luidt de onbedoelde subtekst, is iets wat we ‘te verdragen hebben.’ De grondhouding van tolerantie is immers die van afkeuring: je kan niet iets tolereren wat je niet eerst afwijst. Het Latijnse tolerare betekent dan ook: verduren, torsen, zwaar dragen.

Door homorechten in één adem te noemen met tolerantie, communiceren voorstanders van homorechten impliciet het tegendeel: homoseksualiteit is iets wat we maar ‘te verdragen’ hebben

Begrijp me niet verkeerd: ik zeg niet dat burgemeester Van der Laan, Elsevier-commentator Van der List of tv-zender TLC stiekem homoseksualiteit afkeuren. Maar door homoseksualiteit en tolerantie zo nadrukkelijk aan elkaar te verbinden, rechtvaardigen ze onbewust en onbedoeld die houding wel: iets tolereren bekrachtigt het uitgangspunt van de afwijzer dat homoseksualiteit ‘niet normaal’ is. Het verzoek is alleen: of hij het niettemin toch wil tolereren.

Dit klinkt misschien als futiel taalkundig geneuzel, maar zeker in een strijd voor de gelijkwaardigheid van een eeuwenlang en nog altijd hevig gediscrimineerde groep, doet taal er bovengemiddeld veel toe. De Amerikaanse linguïst George Lakoff benadrukte in zijn klassieker Don’t think of an elephant al hoe fundamenteel het is voor progressieve bewegingen om in de woorden die je kiest niet impliciet de aannames van je

Lakoff gebruikt graag het voorbeeld van de term ‘belastingdruk’ (tax burden), waar Democraten in de VS zich vaak aan bezondigen als ze de belastingen willen verhogen, ook al doen ze dat in ontkennende zin: door bijvoorbeeld te stellen dat de ‘tax burden’ al best wel laag is, bevestigen ze juist onbedoeld het uitgangspunt van de Republikeinen dat belasting betalen - hoe veel of weinig ook - een ‘last’ is.

De Gay Pride ‘het feest van de tolerantie’ noemen lijdt aan een vergelijkbaar euvel: alsof je homo’s moet ‘dulden,’ zoals je drugs ook ‘gedoogt.’ In het geval van drugs is die woordkeus begrijpelijk: aan drugs zitten immers genoeg nadelen - verslaving, criminaliteit - die je zou kunnen ‘dulden’ omdat de voordelen van gedogen ertegen opwegen. Maar bij homoseksualiteit valt er niks te dulden: het is een volstrekt normale en natuurlijke seksuele voorkeur. Van meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven zeggen we ook niet: laten we dat ‘tolereren.’

Laten we erkennen in plaats van tolereren

Willen we, net als dertien jaar geleden, voorloper zijn in de strijd voor gelijke rechten, dan is misschien nu de tijd gekomen de volgende stap te zetten in onze bewoording van deze strijd: door homorechten uit de sfeer te halen van iets dat ‘anders’ en ‘afwijkend’ is dat ‘geaccepteerd’ moet worden, en in de sfeer te trekken van het volstrekt normale. Of misschien zelfs wel: het volstrekt irrelevante.

Dat is moeilijker gezegd dan gedaan, want hoe voer je een emancipatiestrijd zonder het anders-zijn te benadrukken? Maar vermijding van het woord ‘tolerantie’ zou een eerste stap kunnen zijn. Voor goede alternatieven houd ik me zeer aanbevolen, tot die tijd is mijn beste suggestie homo-erkenning: een term die in zich draagt dat homoseksualiteit er altijd is geweest en altijd zal zijn, die uitstraalt dat er meer nodig is dan ‘tolereren’ alleen en die bovendien de connotatie heeft van ‘inclusiviteit’ in plaats van ‘de Ander verduren.’

De Gay Pride, een feest van erkenning, van de rechten die de homoseksuele medemens altijd al toekwam - dat klinkt mij als weer een stapje vooruit in de oren.

Opdat de optocht over tien jaar nog steeds kan, maar niet meer nodig is.