Het is drie uur, we liggen in bed, er wordt op de deur gebonsd en we zijn doodsbang. Drie dagen geleden zijn we naar St. Louis verhuisd, een stad aan de Mississippi, in Missouri. Mijn vrouw heeft daar een baan aangenomen in het academisch ziekenhuis. Via Craigslist, de Amerikaanse Marktplaats, vonden we een huis met veranda — voor een huurprijs waar je in Amsterdam een studio voor krijgt.

Vanaf het vliegveld op weg naar het huis reden we door een buurt die er niet florissant uitzag. Huizen met dichtgetimmerde ramen. Drankzaakjes met tralies voor de puien. Slecht wegdek. Maar onze straat was veilig, zei de huisbaas. Echt.

En inderdaad, onze straat zag er keurig uit. In de voortuinen stonden beeldjes en bloemen en soms een Amerikaanse vlag. Maar toen er midden in de nacht op de deur werd gebonsd, begon de twijfel.

St. Louis kende ik alleen van wat Wikipediaweetjes. Bijvoorbeeld dat pindakaas hier werd uitgevonden. Dat de dichter T.S. Eliot er woonde. Dat rapper Nelly er nog steeds woont. En, o ja: St. Louis prijkt jaar in jaar uit op de lijstjes van meest misdadige steden. Vorig jaar nog werd de stad tot dodelijkste plek om te wonen.

Misdaadcijfers zijn in Amerika veel beter toegankelijk dan in Nederland. Je hebt handige sites waarop je de crime map van je stad of straat kunt inzien. Daar vind je SimCity-achtige kaartjes waarop je ontdekt dat je achterbuurman een sexual offender is. Of waarmee je even kunt checken hoeveel schietpartijen er de afgelopen maand waren op de weg van je huis naar je werk:

Er is ook een fascinerend overzicht van alle moorden in St. Louis, bijgehouden door de lokale kwaliteitskrant Hier de tussenstand van 2014:

Handig! Zouden ze in Nederland ook moeten doen. Je wordt er alleen wel een beetje bang van.

Lijstjes en data zijn natuurlijk niet de werkelijkheid zelf. In St. Louis zijn de mensen bijvoorbeeld al jaren boos dat ze steeds zo hoog eindigen op de misdaadlijsten. De stad wordt statistisch benadeeld door het aantal meegetelde stadsdelen. Bij vergelijkbare steden worden de misdaadcijfers verdund door de omliggende voorsteden en het platteland. Zo niet bij St. Louis, daar telt alleen de kern. De hoge notering is dus grotendeels onterecht.

Maar zo’n statistische nuance stelt niet gerust – in elk geval niet om halfdrie ’s nachts, als er iemand voor de tweede keer, nu echt nogal hard, op de deur bonst, in een huis waar nog geen gordijnen hangen en 3000 dollar in een envelop op tafel ligt. In het donker ben ik slecht in kansberekenen

Een paar pixels veiligheid

Het had natuurlijk onze buurman kunnen zijn die hulp nodig had. Of die kwam zeggen dat onze autolichten nog aanstonden. In Amsterdam hadden we opengedaan; in St. Louis belden we de politie.

Het bleek om een verwarde vrouw te gaan. Niets aan de hand.

Onze buren vertelden de volgende dag dat ze zoiets nog nooit hadden meegemaakt. Ze bevestigen het verhaal van onze huisbaas: de buurt heeft inderdaad een ongunstige reputatie, maar onze drie straatjes zijn nu juist een oase van rust. Een paar pixels veiligheid op de crime map. Je kon hier zelfs je deur openlaten als je op vakantie gaat.

Had ik gewoon open moeten doen? Geen idee. Ik woon hier net. Ik ken de stad nog niet. Ik weet alleen dat er slechte wijken zijn en dat je in die slechte wijken ook altijd goede plekken hebt. Maar dan moet je wel inzoomen op pixelniveau. En die luxe heb je nu eenmaal niet altijd.

Paleizen of geweervuur

Wat het ingewikkelder maakt: St. Louis is een stad zonder centrum. Chique buurten en getto’s lopen vlak langs elkaar. Ik woon niet ver van een van de rijkste buurten van Amerika. Maar ook vlak bij een van de gevaarlijkste plekken van het land. In de ene wijk wonen de mensen In de andere wijk zien de huizen eruit alsof ze zijn en echoot ’s nachts het geweervuur, schrijft

Het contrast is groot. Dit jaar bleek uit dat er tussen sommige postcodegebieden in de stad een verschil in levensverwachting bestaat van vijftien jaar. Ik woon hier nog te kort om conclusies te trekken, maar voorlopig doop ik deze stad: Piketty City.

Zoek je plaatjes bij een verhaal over economische ongelijkheid? Kom hierheen.

Blauw is blank, groen is zwart

Het beste plaatje is Delmar Boulevard, een straat die door de hele stad van west naar oost loopt. Op bepaalde stukken schuren arm en rijk tegen elkaar. Links Wassenaar, rechts getto. De ene kant overwegend zwart, de andere kant wit. Een BBC-verslaggever noemde die kloof

Alsof hier nog apartheid bestaat. Alsof er een muur staat tussen die twee wijken. En er staat ook een muur, een figuurlijke: zoals slechte scholen, of banken die ondernemers uit bepaalde wijken liever geen geld lenen.

Laten we de kaart er even bij pakken, en wel de beste kaart die er ooit is gemaakt van segregatie in Amerika, aldus het blad

Het bijzondere van de kaart is dat elke Amerikaan een stipje heeft gekregen. Een groen stipje is een zwarte Amerikaan, een blauw stipje is een witte. Je kunt met deze kaart (bijna) inzoomen tot op het individu.

Hierboven heb ik ingezoomd op de stad St. Louis. Je ziet in één oogopslag welke wijken zwart zijn en welke wit. Je kunt er een lineaal langs leggen. Je ziet heel duidelijk de Delmar Divide (de rode streep). In het groene noorden heb je de zwarte wijken. Met veel moorden en slechte scholen. En het blauwe zuiden zijn de goede wijken. Met kwaliteitsrestaurants en een topuniversiteit. Daar moet je zijn.

Maar als je nog verder inzoomt, verdwijnt die helderheid weer. Ik woon zelf bijvoorbeeld bij het pijltje linksboven. Een zwarte wijk, van een afstandje. Maar van dichtbij zie je dat er ook veel blanken wonen.

Als je inzoomt is alles anders. Dat verklaart waarom St. Louis juist een van de meest geïntegreerde steden is. Dat zijn lijstjes die naar de integratie kijken op straatniveau.

Niet de Mississippi over

Tot zover de pixels. Nu de praktijk. Sinds ik hier woon krijg ik regelmatig vuistregels cadeau: ‘Sla niet links af op Page’ of ‘Kom niet ten noorden van Olive.’ Laatst sprak ik een Nederlander die hier al geruime tijd woont. Ik vroeg hoe je het merkt als je in een slechte wijk bent. Hij zei dat je moet oppassen als je de enige blanke bent.

In de praktijk heb je niet de luxe van de nuance. Bijvoorbeeld als je door de stad rijdt en wilt weten of een bepaalde zijstraat veilig is. Dan val je noodgedwongen terug op de vuistregels. Dan zoom je uit. Zeker als je de stad nog niet kent. Het noorden? Zwart en gevaarlijk. Het zuiden? Wit en veilig. Voor ik het weet word ik hier racist en mijd ik de helft van de stad.

Voor ik het weet word ik hier racist en mijd ik de helft van de stad

De vuistregel die ik het meest hoorde: steek de Mississippi niet over. Aan de andere kant van de rivier ben je in een andere staat, Illinois, en in een andere stad: East St. Louis. Maar het is vooral ook een andere wereld. Hier is de kaart rood van de misdaad. Het stadje werd dit jaar voor de derde keer op rij tot gevaarlijkste stad van Amerika.

Sinds de jaren zestig, toen de industrie vertrok, daalde het inwonertal van East St. Louis met twee derde. Er wonen nu nog 27.000 mensen. Daarvan is 97 procent zwart. Ruim 40 procent leeft onder de armoedegrens.

Onderzoeker Jennifer F. Hamer het een kleine versie van Detroit. Journalist Goldie Taylor, die hier opgroeide, het een oorlogsgebied.

Grote delen van East St. Louis zijn een spookstad. Huizen zijn leeg of afgebroken. De stad lijkt alleen een walhalla voor wie houdt van het fotograferen van verlaten gebouwen. En als je te bang bent om er zomaar rond te zwerven, kun je dat altijd nog op Google Street View doen:

Maar verder heb je er niets te zoeken, zegt men. Alleen als je wilt gokken of naar de hoeren wilt.

Het groene getto

Vorige week stak ik toch de brug over. Op Google Maps had ik een fascinerend pixeltje ontdekt: het Katherine Dunham Museum, gewijd aan Katherine Dunham. Ik kende Katherine Dunham (1909-2006) eerlijk gezegd niet. Ze bleek een danser, choreograaf, antropoloog, activist en schrijver. Ze opende een dansinstituut in East St. Louis, omdat ze de jongeren daar perspectief wilde bieden. Dat instituut is nu een museum. Je kunt het alleen op afspraak bezoeken.

Het was een kwartiertje lopen vanaf de metro. Ik liep langs verlaten woonhuizen, de ramen ingegooid of dichtgetimmerd, het koper en aluminium gestolen. De straten waren vrijwel uitgestorven. Af en toe zag je een auto voorbijrijden. Lopen deed men hier kennelijk niet: sommige stoepen waren overwoekerd door onkruid. Vreemd getto. Frisgroen als een villapark en onheilspellend rustig.

Foto’s: Arjen van Veelen

De verhalen leken te kloppen: dit is hoe een stad sterft.

Maar na drie blokken werd het verhaal weer ingewikkeld. Daar zag ik het museum. Een prachtige mansion, goed in de verf. Mevrouw Backstrom deed open, een gepensioneerde lerares en voorzitter van de museumstichting. Ze gaf me een enthousiaste rondleiding langs de schilderijencollectie, de persoonlijke archieven van Dunham en haar uitgebreide collectie muziekinstrumenten.

Ik had niet verwacht zoiets moois aan te treffen in de stadswoestijn. Een prachtmuseum. Een oase – waar je bijna niet naartoe durft.

Foto’s: Arjen van Veelen

Backstrom zelf woonde al sinds 1966 in East St. Louis. Ze vond het hartverscheurend wat er met haar stad was gebeurd. Maar die reputatie van gevaarlijke spookstad? Onzin, vond ze. Natuurlijk waren er gevaarlijke delen — zoals in elke stad. Maar rond het museum? En waar zij woonde? Gewoon een veilige buurt. Je kon er vanaf de metro toch gewoon naartoe lopen? Nog nooit had ze gehoord dat er iets was gebeurd.

Ik wil haar graag geloven. En hoe terecht zou het zijn als haar museum de kiem was van een nieuwe bloei. Maar de werkelijkheid is altijd ingewikkeld. Je hebt de pixels en je hebt de kaart. Ik kan alleen maar aanraden om de kaart niet altijd te geloven.

En, als je in de buurt bent, pak de metro naar het Katherine Dunham Museum.

Deze reportage is geschreven door gastcorrespondent

En zo ging het verder na dit artikel Enkele dagen nadat Arjen van Veelen dit artikel had gepubliceerd sloeg de vlam in de pan, op ongeveer een kwartier rijden van zijn huis. De politie doode een zwarte man in de wijk Ferguson, waarna rellen uitbraken. De beelden daarvan gingen de hele wereld over. Hij schreef deze update om lezers op de hoogte te houden van hoe het verder ging. Zijn conclusie: dit gaat niet over politiegeweld, maar over ongelijkheid. Lees de update hier Hoe lang nog voordat de opstand tegen ongelijkheid uitbreekt? De ongelijkheid blijft maar oplopen. Volgens de OESO, de denktank van rijke landen, zal in 2050 de bruto loonongelijkheid in het gemiddelde rijke land al even groot zijn als nu in de Verenigde Staten. De democratie komt zo onder druk te staan. Maar waar blijft het verzet? Lees hier het verhaal Al onze theorieën over het kapitalisme weerlegd in één grafiek Thomas Piketty heeft misschien wel het belangrijkste economische boek van de afgelopen decennia geschreven. Alles wat we dachten te weten over het kapitalisme en ongelijkheid, blijkt niet te kloppen. En als we niets radicaals doen, dan gaan we terug naar de extreme ongelijkheid van de negentiende eeuw. Lees hier het verhaal Piketty, de nuttige idioot Capital in the 21st Century van Thomas Piketty is de economiehit van het moment. Op basis van een enorme berg data wil hij aantonen dat we afstevenen op de ongelijkheid van eind negentiende eeuw. Een groot politiek wapen dus, dit boek. Maar daar zit ook de zwakte van Capital. Een analyse. Lees hier wat Ewald Engelen van Piketty’s boek vindt