Dit is je nieuwe bijbel voor het verdiepen van je vriendschappen

Josta van Bockxmeer
Correspondent Wonen

In haar boek The Other Significant Others portretteert Rhaina Cohen mensen voor wie een vriendschap de centrale relatie is in hun leven. Ze vraagt zich af: welke mogelijkheden binnen vriendschappelijke relaties blijven onbenut zolang een romantische partner als het hoogst haalbare geldt?

Toen Lynda hoorde dat haar vriendin Natasha zwanger was en een alleenstaande moeder zou worden, bood ze meteen aan om bij de bevalling te zijn. Het was een onverwacht aanbod, want ze waren goede, maar geen beste vriendinnen. Maar Natasha dacht dat Lynda een goede steun zou zijn, en zei ja.

Na de bevalling, die eindigde met een spoedkeizersnede, merkte Lynda hoe ze op slag verliefd werd op Elaan, Natasha’s zoontje. En in de weken en maanden die volgden, bleef ze hen opzoeken. Hoewel het oorspronkelijk niet zo was gepland, werd ze Elaans opvoeder, een rol die nog duidelijker werd toen bleek dat Elaan ernstig hersenletsel heeft. Toen Elaan vijf jaar oud was, werd Lynda officieel zijn tweede moeder.

Inmiddels woont Lynda in een appartement boven Natasha. Ze zijn méér dan goede vriendinnen; ze vormen een gezin.

Schrijver Rhaina Cohen sprak onder meer met Lynda en Natasha voor haar boek Het is een van de vele publicaties van de afgelopen jaren die pleiten voor en die het ideaal van romantische relaties en

Deze blogposts en podcasts hebben vaak een vergelijkbare insteek: ze roepen lezers en luisteraars op prioriteit te geven aan hun vrienden door met hen in dezelfde stad, dezelfde buurt of hetzelfde huis te gaan wonen. Ik las ze gretig, want ik woon in een woongroep en zie mijn huisgenoten en vrienden als een centraal onderdeel van mijn leven.

Geen voorschriften voor hoe je hoort te leven

Maar behalve dat ik een bevestiging van die levenshouding kreeg, voelde ik ook druk. Ik woon ver weg van een aantal goede vrienden. En al zou ik liever dichterbij zijn, dat is niet te combineren met werk, familie, mijn woongroep en weer andere belangrijke vriendschappen.

Als medeoprichter van een wooncoöperatie, dus een woongebouw (of gebouwen) waarvan de huurders gezamenlijk eigenaar zijn, weet ik bovendien Hoeveel werk en doorzettingsvermogen ervoor nodig zijn, hoeveel geluk erbij komt kijken én hoeveel geld het kost.

Ik vind Cohens boek daarom een verademing. Ze blijft ver weg van voorschriften en aanbevelingen voor hoe je zou moeten leven. In plaats daarvan kijkt ze goed. Naar haar eigen vriendschappen, en naar die van anderen. En ze vraagt zich af: Welke mogelijkheden schuilen er in deze relaties? En welke blijven onbenut omdat de maatschappelijke norm nu eenmaal is dat een romantische relatie (en eventueel een gezin) prioriteit heeft?

Erkennen wat een vriendschap is

Cohen begint bij haar eigen vriendschap met M., die ze leerde kennen toen ze na haar studie naar Washington D.C. verhuisde. Al snel werden de twee vrouwen zo hecht dat ze dagelijks elkaars huis binnenliepen, elkaars hand vasthielden als ze gingen wandelen en ’s avonds opgekruld op de bank lagen. Een vriend vond dat Cohen eigenlijk twee relaties had: één met haar romantische partner en één met M.

Toen M. voor een master naar Engeland verhuisde, groeiden de twee vriendinnen uit elkaar. En ook toen M. terugkwam en achtereenvolgens op verschillende plekken in de VS woonde, moesten ze een nieuw evenwicht vinden.

Het werd niet meer de hechte band waar Cohen op had gehoopt, erkent ze. En precies in deze kwetsbaarheid ligt de kracht van haar boek. Vervolgens onderzoekt ze die kwetsbaarheid, en vindt ze in haar vriendschap met M. inspiratie om op zoek te gaan naar mensen voor wie een vriendschap wél de centrale relatie in hun leven is.

Zoals Lynda en Natasha, die niet van plan waren om samen ouders te worden, maar de mogelijkheid wel zagen – én aangrepen – toen die zich voordeed.

Relaties waar geen script voor is

Cohen spreekt ook Art, een jeugdpastor die worstelde met zijn homoseksualiteit omdat dat volgens hem niet in overeenstemming is met zijn geloof. Hij vond een luisterend oor bij zijn studievriend Nick, die ook jeugdpastor is en hem helpt zijn geaardheid te accepteren. En niet alleen dat: als Art besluit celibatair te leven en verdrietig is vanwege de eenzaamheid die het niet hebben van een partner met zich meebrengt, antwoordt Nick dat dat niet alleen zijn probleem is. Ze zullen er samen uit komen.

Tijdens de coronapandemie besluiten de twee vrienden samen te gaan wonen, en het bijzondere is dat ze dat niet als tijdelijke oplossing zien. Sinds een tijdje heeft Nick een romantische partner, Morgan, en nu fantaseren ze erover dat ze met z’n drieën bij elkaar gaan wonen.

Dit verhaal is op zichzelf bijzonder genoeg, maar Cohen laat het niet bij het vertellen ervan. Ze vraagt door: Wanneer beseften Art en Nick dat ze meer waren dan ‘gewoon vrienden’? Wanneer besloten ze dat ze samen een leven wilden opbouwen? En wat houdt dat precies in?

En dan vertellen Art en Nick bijvoorbeeld over die keer dat Nick uitging met een eerdere relatie, terwijl Art zich zorgen maakte over zijn ouders die corona hadden. Hij vroeg aan Nick of ze het erover konden hebben zodra die thuiskwam, maar ze spraken niet af wanneer dat precies zou zijn. Toen Nick thuiskwam, sliep Art al, teleurgesteld dat zijn vriend niet eerder tijd voor hem had gemaakt.

Cohen ziet hoe moeilijk het is om relaties vorm te geven die geen ‘vanzelfsprekende’ stappen kennen zoals verkering vragen, samenwonen of aan kinderen beginnen

Nick voelde zich in eerste instantie overrompeld. Art had hem toch niet gevraagd om eerder thuis te komen? Maar later besefte hij dat hij meer initiatief had moeten nemen om zijn vriend te ondersteunen. Hij wíst dat Art graag vroeg ging slapen. Door de manier waarop hun relatie in elkaar zat – een vriendschap die óók een partnerschap was – kon hij niet verwachten dat Art keer op keer om steun zou vragen.

Dit oog voor detail maakt Cohens boek bijzonder. In plaats van te stellen dat het simpelweg een kwestie van prioriteiten is (‘Ga gewoon met je vrienden samenwonen!’), ziet ze ook hoe moeilijk het is om relaties vorm te geven waarvoor geen maatschappelijk script is. Die geen ‘vanzelfsprekende’ stappen kennen zoals verkering vragen, gaan samenwonen, eventueel aan kinderen beginnen. Waarin je zelf woorden moet zien te vinden voor je wensen en verwachtingen, en moet hopen dat de ander je begrijpt.

Cohens benadering is daarmee veel voorzichtiger dan die van andere auteurs die de laatste tijd over vriendschap schreven. En juist daarom moedigt haar boek aan om opnieuw te kijken naar je eigen vriendschappen. Om je af te vragen wat ze zijn, en hoe je zou willen dat ze worden. En om mogelijkheden te zien die je anders misschien had gemist.