De eerste keer dat Eefke probeert af te kicken, is ze vijftien jaar oud. Jaren daarvoor is haar oudere broer onverwacht overleden, en het rouwproces valt het hele gezin zwaar. Ze staan financieel onder hoge druk en kunnen de kosten van de uitvaart amper betalen. Eefke, nog maar dertien, zoekt een vlucht in drugsgebruik. De grip op het leven is ze voor haar gevoel toch al kwijt.

Pas op haar zeventiende lukt het Eefke om van haar verslaving af te komen – met hulp van zware medicatie en na dreigementen van haar ouders dat zij de band met hun jonge dochter permanent zullen verbreken als zij drugs blijft gebruiken.

Het lijkt goed te gaan, totdat Eefke zwanger wordt, geheel onverwachts. Ze dacht tot dan toe dat ze onvruchtbaar was door medicatie en het jarenlange drugsgebruik. Vanwege haar verleden wordt Jeugdzorg ingeseind en Eefke wordt vanaf dan extra gecontroleerd. Maar de zwangerschap verloopt goed en ze bevalt van een gezonde dochter. Vol goede moed pakt Eefke haar mbo-opleiding weer op.

Het jonge gezin moet buffelen om de eigen bijdrage van de kinderopvang te betalen. Het lukt net, maar de teruggave van de kinderopvangtoeslag laat wel erg lang op zich wachten. De financiële buffers raken langzaamaan op en het ene gat wordt gevuld met het andere. Uiteindelijk krijgen ze toch de toeslag en kan het gezin verder met het leven. Tot er in 2013 een brief van de Belastingdienst met een torenhoge terugvordering op de deurmat valt: Eefke zou onterecht toeslag hebben ontvangen.

Eefke zoekt tevergeefs naar hulp

Eefke begrijpt er niets van, ze had het toch goed geregeld? Maar in haar omgeving hoeft ze niet op enig begrip te rekenen. Ze zal wel weer eens slordig en vergeetachtig geweest zijn. En bovendien: de Belastingdienst maakt toch geen fouten?

Ze klopt overal om hulp aan. Maar niemand kan iets voor haar doen

Geld voor de terugvordering heeft Eefke niet. Het gezin komt op straat te staan. Na een lange bezwaarperiode en het oeverloos aanleveren van bewijsstukken, weet ze met hulp van haar vader het openstaande bedrag te reduceren. Ze werkt zich een slag in de rondte met diensten in een callcenter, maar met dat geld kan ze hoogstens extra beslagnames voorkomen.

Ze klopt overal om hulp aan: bij sociaal werkers en schuldhulpverleners. Niemand kan iets voor haar doen. En dan breekt Eefke. Werken lukt niet meer. Ze moet de Ziektewet in. Noodgedwongen gaat ze naar een therapeut, want mentaal trekt ze alle tegenslagen niet meer. Ze krijgt onder andere de diagnose ADHD.

Eindelijk wordt ze gehoord

Na alles wat Eefke heeft meegemaakt, alle vergeefse moeite om hulp te vinden, alle etiketten die zij opgeplakt heeft gekregen – verslaafde, tienermoeder, probleemgeval, ADHD – is ze alle vertrouwen in de maatschappij kwijt.

Als ze in 2020 gevraagd wordt is ze erg wantrouwig. In die tijd is er volop aandacht voor de toeslagenaffaire, en de raad wil meer aandacht voor mensen die in bestaansonzekerheid leven. Maar ze hoort dat de publicatie juist de rol van de overheid in het dwarsbomen van bestaansonzekerheid inzichtelijk wil maken,

Eefke bevindt zich in een nieuwe wereld, waarin zij de gebruikelijke gedragscodes niet altijd even goed begrijpt

Dan begint het balletje te rollen. Eindelijk wordt Eefke gezien én gehoord. Ze krijgt begrip en steun, en daardoor groeit haar zelfvertrouwen. En dan volgen er zelfs kansen. Na de publicatie wordt ze door een gemeente gevraagd om als onafhankelijk ervaringsdeskundig adviseur aan de slag te gaan. De gemeente wil regelingen voor mensen die in armoede leven eenvoudiger maken, en Eefke mag hen daarbij adviseren, een spiegel voorhouden.

Eefke bevindt zich in een nieuwe wereld, waarin zij de gebruikelijke gedragscodes en omgangsvormen men praat anders en gebruikt veel jargon, het is niet altijd duidelijk waarom ze bij het ene project wel aan tafel mag zitten en bij het andere niet, en het wordt niet altijd gewaardeerd dat ze geen blad voor de mond neemt. Bij haar pogingen een klankbordgroep van kwetsbare burgers op te zetten, zodat ook hun stem de beleidskamers bereikt, wordt ze teruggefloten.

Ze vindt het steeds enger om zich uit te spreken, maar Eefke geeft niet op. Het is nu eenmaal een nieuwe manier van werken en dat heeft tijd nodig. Door haar vermogen zich in te leven in de doelgroep en hun verhalen over te brengen aan haar collega’s, komt het werken met ervaringsdeskundigen alsnog bovenaan de agenda te staan.

Na een tijdje krijgt Eefke een klus die haar op het lijf geschreven is. Een landelijk project van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) dat jonge, kwetsbare ouders moet Ze mag adviseren als ervaringsdeskundige, want over jong en kwetsbaar en zwanger zijn weet ze voldoende.

Maar op haar naamkaartje staat gewoon dat Eefke beleidsadviseur is. Dat is wennen, want als ervaringsdeskundige werd ze altijd als apart gezien, niet als een volledig onderdeel van de organisatie; nu staat er op haar kaartje Maar ze heeft er niet voor gestudeerd en is nog redelijk onervaren.

Ze helpt nu met beleid voor mensen zoals zij

Waar ze eerst soms niet helemaal zeker wist of ze alle regels op kantoor wel begreep, durft ze nu alles gewoon te vragen. En nog altijd neemt ze geen blad voor de mond, zeker als het over mensen gaat die in bestaansonzekerheid leven – hoe er over hen gepraat wordt en welke beelden men daarbij heeft. Maar haar collega’s waarderen de spiegel die ze hun voorhoudt, en hoe Eefke de

Haar collega’s waarderen de spiegel die ze hun voorhoudt, en hoe Eefke de blinde vlekken voor hen invult

Of zoals collega Renate het omschrijft: ‘Je kunt niet weten waar je geen weet van hebt. Praten mét in plaats van óver maakt dat het beleid dat je voorstelt passender is voor diegene voor wie je het doet. Je krijgt een completer beeld van de persoon en hun leven, waardoor je anders leert kijken naar je eigen werk.’

Maar Eefke zet zich ook in voor andere ervaringsdeskundigen, omdat ze merkt dat het werken met ervaringsdeskundigen binnen het ministerie niet altijd soepel gaat. Ambtenaren zien het vaak nog als een ‘moetje’, en ervaringsdeskundigen kunnen weleens emotioneel worden of vinden dat de ambtenaar er niets van begrijpt.

Daarom blijft ze regelmatig deelnemen aan spiegelgroepen: groepen mensen die in bestaansonzekerheid leven en die direct mogen meepraten over beleidsvoorstellen. Eefke positioneert zichzelf tussen de collega’s én de ervaringskundigen. Collega’s van Eefke krijgen zo meer inzicht in hoe bijvoorbeeld stress, traumaverwerking en wantrouwen in de overheid doorwerken in het leven van mensen.

Het schoolvoorbeeld: brieven van de overheid die mensen niet begrijpen of waarin staat dat als ze die verkeerd invullen, ze als potentiele fraudeur worden gezien.

Collega Paul over Eefke: ‘Beleid voelt vaak als iets wat ver weg staat van het leven van mensen. Iemand als Eefke weet feilloos door te prikken wat werkt en wat niet. Zij laat ons de urgentie zien van ons werk. Wat we doen, doet ertoe. En als we het niet goed doen, raakt dat echte mensen zoals jij en ik.’

Nu is Eefke een volwaardig ambtenaar die als projectleider Ervaringskennis verantwoordelijk is voor het inbrengen van ervaringskennis binnen het ministerie van VWS. Ze wordt serieus genomen en dwingt haar collega’s regelmatig tot reflectie op hun denken over kwetsbare burgers.

Niet dat ze zich nu heel graag tussen de ambtenaren begeeft, maar ze wil er alles aan doen om ‘haar mensen’ – outcasts, mensen met een label, kwetsbare tieners en jonge ouders – te vertegenwoordigen. Hoe meer mensen zich uitspreken, hoe beter. Hoe meer mensen het willen horen, hoe beter. Wat daarvoor nodig is, is het goede gesprek én sociale veiligheid op de werkvloer.

Meer lezen?