Dingen zijn zeg maar echt een ding
Hoewel we continu omringd worden door beton, glas, staal en papier, weten we bar weinig over hun fysieke eigenschappen. En ook bij hun historische achtergrond of culturele betekenis staan we zelden stil. Zonde, want erachter blijkt een wonderlijke wereld schuil te gaan van moleculaire verbindingen, menselijke verlangens en wetenschappelijk vernuft, zo leerde ik uit het prachtige boek Stuff Matters van de Britse hoogleraar Mark Miodownik.
In 1985 werd Mark Miodownik in een metrostation in Londen aangevallen door een aspirant-overvaller met een scheermes. De meeste slachtoffers zouden na zo’n ervaring waarschijnlijk gaan mijmeren over veiligheid, of toeval, of geluk en pech – maar voor Miodownik was het voorval het begin van zijn fascinatie voor metaal.
Want hoe was het mogelijk, vroeg hij zich af, dat zo’n klein, dun mesje met zoveel gemak door zoveel lagen heen kon klieven: leren jas, wollen blazer, nylon trui, katoenen T-shirt, en meerdere huidlagen? Waarom wist hij eigenlijk niet wat metaal precies was, ondanks het feit dat hij er net mee was verwond en het bijvoorbeeld ook dagelijks gebruikte om voedsel mee naar zijn mond te brengen, of zich van a naar b te verplaatsen?
Miodownik beschikt niet alleen over een wetenschappelijk, maar ook over een literair talent
Gezien die reactie is het niet vreemd dat Miodownik later materiaalkunde zou gaan studeren aan de universiteit van Oxford en zou promoveren op legeringen in straalmotoren (of zoiets). En met zijn vermogen zich te verwonderen over iets zo vanzelfsprekends als metaal, is het ook niet gek dat hij niet alleen over een wetenschappelijk, maar ook over een literair talent blijkt te beschikken.
Die twee komen samen in Stuff Matters: Exploring the marvelous materials that shape our man-made world. Het boek verscheen vorig jaar in Engeland, dit jaar in Amerika, en staat inmiddels op de bestsellerlijst van The New York Times. In tien hoofdstukken komen tien verschillende materialen aan bod die ons dagelijks leven vormgeven, waaronder dus metaal, maar ook papier, glas en plastic.
Papier is letterlijk achtergrondmateriaal
De gemene deler is dat het allemaal materialen zijn die vaak ‘verrassend obscuur zijn, ondanks het feit dat ze zich overal om ons heen bevinden,’ schrijft Miodownik. Denk aan je ochtendritueel en hoeveel daarvan mede mogelijk wordt gemaakt door papier: van wc-papier tot het doosje van de hagelslag, het pak van de yoghurt, de zakjes van de thee en de filters van de koffie, van de krant die je leest in de trein tot het kaartje dat je daar (tot voor kort) toegang toe verschafte.
Papier is overal, maar het valt ons niet meer op – het is, letterlijk achtergrondmateriaal. Miodownik haalt zulke materialen naar de voorgrond. Niet alleen om uit te leggen wat hun fysieke eigenschappen precies zijn – een uitleg waarvoor hij doorgaans inzoomt tot op atoomniveau – maar ook waarom ze ertoe doen, ‘why it matters.’ Hij behandelt de materialen dus niet alleen wetenschappelijk, maar ook, bijvoorbeeld, historisch, persoonlijk of cultureel.
Onze communicatie is draadloos en naadloos, onze telefoons en laptops zijn haast efemeer
Nu we een groot deel van onze digitale foto’s en documenten opslaan in een onzichtbare cloud, onze communicatie draadloos en naadloos verloopt en onze telefoons en laptops zó plat en dun en glad zijn dat ze haast efemeer worden, lijkt onze interesse in materialiteit en objecten enkel toe te nemen. Boeken over alledaagse gebruiksvoorwerpen doen het in elk geval erg goed, zoals bijvoorbeeld Consider the Fork: A History of How we Cook and Eat (2012) waarin Bee Wilson bestek, pannen en andere keukentechnologie bespreekt. Stuff Matters past goed in die reeks populair-wetenschappelijke objectverhandelingen, met als verschil dat het niet alleen over objecten gaat, maar vooral over de materialen waarvan die objecten zijn gemaakt.
Materialen maken de mens
Materialen, schrijft Miodownik, en de manier waarop we ze gebruiken, zijn wat ons menselijk maakt. Beschaving is eigenlijk niet meer dan een dun laagje stof: ‘Wat ons in staat stelt ons als mensen te gedragen zijn onze kleren, onze huizen, onze steden, onze spullen.’ Haal onze materialen weg, en we veranderen binnen de kortste keren in kwetsbare dieren. Die observatie maakt hem nog geen technologisch determinist: materiaal mag dan de mens maken, het is de mens die besluit hoe dat materiaal gebruikt wordt. Niet alleen de atomen en chemische reacties die ten grondslag liggen aan de scherpte van staal of de buigzaamheid van papier zijn het onderwerp van dit boek, maar ook de eeuwige dans tussen technologie en cultuur.
Miodownik bouwt zijn boek op rondom een foto van zichzelf – een foto waarop hij, gezeten op een Londens dakterras, een kop thee drinkt en een boek leest.
Een van de meest invloedrijke beeldhouwwerken: de keukengootsteen
De tien materialen die hem op die foto omringen – waaronder chocolade, beton, en porselein – hebben elk een eigen hoofdstuk gekregen. De tafel waaraan hij zit is bijvoorbeeld van metaal, en in het hoofdstuk daarover legt hij niet alleen uit wat een legering is, maar vertelt hij ook hoe mensen eeuwenlang met metaal werkten zonder precies te begrijpen wat het was of deed. Ook legt hij uit hoe het kwam dat de Samurai van Japan een half millennium de sterkste en scherpste zwaarden ter wereld wisten te vervaardigen, en staat hij stil bij ‘een van de meest invloedrijke beeldhouwwerken, aanwezig in vrijwel ieder huis: de keukengootsteen.’
Die laatste is gemaakt van roestvrij staal en kan daardoor heel veel hebben: olie, koffie, kokend water, smeltend ijs, noem maar op. Roestvrij staal, dat naast ijzer ook chroom en koolstof bevat, blijft intact wanneer het wordt blootgesteld aan de lucht omdat chroom, ‘als een ontzettend beleefde gast, met het zuurstof reageert voordat de ijzeratomen die gastheer zijn, dat kunnen doen.’
Het resultaat is chroomoxide, een transparant, hard materiaal dat een onzichtbaar beschermlaagje vormt op het staal. Roestvrij staal gaf ons naast de keukengootsteen ook de scherpste scheermesjes ooit, hetgeen niet alleen een ‘domestication of shaving’ tot gevolg had, maar overvallers ook een uitstekend wapen in handen gaf: een goedkoop, duurzaam mes dat scherp genoeg is om in één keer door leer, wol, katoen en huid te glijden.
Beton als filosofie
Wetenschappelijke en historische kennis wordt steeds afgewisseld door persoonlijke anekdotes en poëtische bespiegelingen. Het hoofdstuk over beton vertelt Miodownik bijvoorbeeld aan de hand van het Shard-gebouw, met ruim 300 meter het hoogste gebouw van Europa, dat vlakbij zijn huis verrees. Wekelijks liep hij langs de bouwput, gefascineerd door de zevenhonderd vrachtwagenladingen beton die gezamenlijk de fundering vormden.
Beton, schrijft hij, ‘is net zo goed een filosofie als een bouwkundige techniek, de vervolmaking van een cyclus die begint wanneer de aardmantel rots en steen creëert door bergen te bouwen, hetgeen vervolgens wordt aangeboord door mensen, die het weer tot nieuwe, kunstmatige bergen van steen omvormen, gemaakt volgens ons eigen ontwerp, waar we wonen en werken.’
Het zijn zulke beschouwingen, in combinatie met Miodowniks vermogen op zo’n heldere wijze over atomen en chemische processen te schrijven dat je het idee hebt dat je alles meteen begrijpt, die maken dat Stuff Matters op meerdere vlakken fascineert. ‘We are living in a material world,’ zong Madonna in de jaren tachtig; Miodownik laat zien hoezeer ze daar gelijk in had.