Zonder de mens is zelfs het mooiste natuurgebied een kille bedoening
De eigenwijze wetenschapper James Lovelock – vooral bekend van de Gaia-hypothese – opperde ooit om natuurgebieden expres te besmetten met nucleair afval.* Dan weet je tenminste zeker dat projectontwikkelaars van de natuur afblijven, was zijn redenering.
En inderdaad, kijk naar Tsjernobyl: sinds de kernramp in 1986 slaan de geigertellers daar nog altijd flink uit, maar omdat er ook nauwelijks nog mensen komen, tiert de natuur er welig.
Voor de mensen rondom de reactor was de ramp natuurlijk minder gunstig. Misschien is Lovelocks plan daarom nooit in praktijk gebracht. Maar ik moest er laatst aan denken toen ik rondwandelde op de bodem van een verdwenen meer in Frankrijk.
De rivier is vrij, maar de mensen zijn niet blij
Zoals elk jaar gingen we deze zomer naar de camping in Bretagne. Onderweg passeerden we de Mont Saint-Michel, een rotseiland in zee met daarop een kathedraal. Dat wonder van bouwkunst trekt jaarlijks drie miljoen mensen, en terecht. Maar even verderop ligt een minstens zo fascinerend door mensenhanden gemaakt wonder: de verdwenen Vezins-dam. Ofwel: het grootste damverwijderingsproject van Europa.
Natuurorganisaties waren blij, maar veel omwonenden voelden zich gepiepeld
Een eeuw geleden bouwden Franse ingenieurs hier een 36 meter hoge stuwdam met waterkrachtcentrale. Door de aanleg van de dam vormde zich een groot stuwmeer. Jarenlang leverde de centrale elektriciteit voor de omgeving. Maar in de winter van 2020 werd de dam, na veel gesoebat, gesloopt. Het bouwwerk blokkeerde namelijk de trekroutes van de zalm, en zo heel veel elektriciteit leverde het toch niet op. De natuur kreeg hier weer voorrang, de rivier mocht helen. En nu klatert de Sélune vrijelijk door de vallei.
Natuurorganisaties waren blij alsof de Berlijnse Muur was gevallen, maar veel omwonenden voelden zich gepiepeld. Ze voelden zich slecht betrokken bij het besluit, en nu waren ze hun geliefde stuwmeer – en hun al even geliefde dam – kwijt. Kortom: de dam was weg, de rivier was vrij, maar de mensen waren totaal niet blij.
Bedenk: dit project is een van de paradepaardjes van de dam removal-beweging, die ijvert voor het verwijderen van obstakels uit rivieren. Deze club heeft de wind in de zeilen, bijvoorbeeld vanwege de onlangs in werking getreden Europese natuurherstelwet. Volgens die verordening moeten lidstaten van de Europese Unie de komende jaren 25.000 kilometer aan rivier weer in natuurlijke staat herstellen.*
Een prachtig vooruitzicht, al die bevrijde waterlopen. Maar als het overal zal gaan zoals bij de Vezins-dam, houd ik mijn hart vast. De natuur herstellen met bewoners die verbitterd achterblijven, dat lijkt me niet de bedoeling, schreef ik eerder.
De weerstand van de inwoners was nog springlevend
Alleen was ik nooit ter plaatse geweest – anders dan bijvoorbeeld schrijver en waterbouwkundig ingenieur Frank Westerman. Hij bezocht het gebied een paar jaar geleden en publiceerde een fraai zoekend verhaal: als ingenieur was hij opgeleid om water tegen te houden, maar had hij niet te veel vanuit de mens gedacht? (Oeverbewoners vertelden hem dat tout le monde – iedereen – de dammen in de Sélune wilde behouden. Dat bleek ook uit een door bewoners georganiseerde enquête in 2015: bijna 99 procent stemde toen tégen de sloop.)*
Maar ja, dat was alweer een poosje geleden. Inmiddels was het prachtige resultaat van de damverwijdering zichtbaar, en mensen kunnen van mening veranderen. Een lezer die vaak in dit gebied kwam, had me erop gewezen dat de inwoners een eeuw geleden juist nog tegen de bouw van de dam hadden geageerd. Dus dacht ik: wat nu als die oeverbewoners opnieuw een draai hadden gemaakt, en inmiddels stiekem best tevreden waren met hun nieuwe groene vallei? Dat leek me in elk geval iets om te checken, nu ik toch in de buurt was.
Dus liet ik me droppen in een gehucht bij de voormalige dam, naast de Auberge du Lac – een herberg die niet langer aan het meer lag en bovendien gesloten leek. Op de muur van het dorpshuis prijkte een vale muurschildering van de dam in volle glorie. Er hing een verbleekt spandoek met ‘NEE TEGEN HET VERDWIJNEN VAN DE MEREN’. Zo verlept als die banier was, zo springlevend bleek echter de weerstand.
Aan de oever van het verdwenen meer zat een Franse familie te picknicken. Koelboxen met wijn en kaasjes; een oma en wat rondrennend grut. Een klassiek tafereeltje aan het meer, behalve dat dat meer er dus niet meer was; dat was nu een afgrond.
Ik vroeg aan die picknickende familie wat ze ervan vonden, van de sloop van de dam. Die was van jong tot oud eensgezind: vroeger was het hier mooier, leuker, beter. Je had de bootjes, de houten huisjes aan de oever, het vissen, de waterfietsen, het zomeravondvuurwerk boven het water.
Dat kon nog een toevalstreffer zijn, dus ik sprak meer groepjes aan. Maar wie ik het ook vroeg, ze vonden allemaal dat het hier vroeger mooier was (behalve één, die kon niet kiezen tussen toen en nu). Wat opviel was de felheid en betrokkenheid, alsof die dam gisteren geveld was, en niet jaren terug.
Pas nu ik ter plaatse het landschap zag, begreep ik hun weerstand beter. Ooit konden ze hier zwemmen, vissen, suppen in het meer, zo hup, vanaf de picknickplek. Maar het water was hun afgenomen, ze konden het niet meer aanraken. Diep beneden kronkelde er een kleine rivier in een onbegaanbaar dal. Dus kwam men boven het water samen, als gewoontedieren, als olifanten die maar blijven komen naar een allang opgedroogde bron.
Een kwestie van smaak
Tegelijk begreep ik, nu ik de vallei met eigen ogen zag, hun weerstand helemáál niet. Want de vallei was zo mooi! Na wat zoeken had ik toch nog wat paadjes naar beneden gevonden – geitenpaadjes weliswaar, langs stekelplanten en met steekvliegen. En er was zowaar ook een plek waar je de rivier kon aanraken.
‘Ici la nature s’épanouit’, hier bloeit de natuur, zei een bordje, dat tevens waarschuwde voor spleten in de grond. En of de natuur hier bloeide. Volop vlinders om mijn hoofd, libellen, te veel bloemen om allemaal te ObsIdentify’en. Hoorde ik daar een ijsvogel? Aanschouw de kracht van rewilding!
Het was hier veel mooier dan ik op basis van de foto’s had bevroed. Bedwelmend mooi.
Ze hadden gewoon een andere visie op natuur, niet beter of slechter
Het was er alleen wel heel erg stil. Geen mens te bekennen. Niet alleen omdat je er als familie – met oma en de koelboxen – dus niet zo makkelijk kwam. Maar ook omdat nu eenmaal niet iedereen dezelfde opvattingen heeft over schoonheid en natuur.
Ik dacht aan de mensen die boven zaten te picknicken. Je kon ze niet dwingen om het geitenpaadje af te dalen, om mooi te vinden wat ik mooi vind. Ze hadden gewoon een andere visie op natuur, niet beter of slechter. En hun mening zou veel zwaarder moeten wegen dan de mijne. Ze woonden hier per slot van rekening al generaties.
Houd rekening met omwonenden
Laatst schreef ik over de oorspronkelijke bewoners aan de oever van de Whanganui-rivier in Nieuw-Zeeland. Die rivier was een rechtspersoon geworden en de oeverbewoners waren voogd geworden, namens de rivier. Dat leek me een erg goede zaak. Maar dan zou ik consequent moeten zijn: dan zouden de omwonenden van de Sélune óók als voogd gezien moeten worden.
Maar bij deze Fransozen was het omgekeerde gebeurd. ‘Hun’ meer was hun juist afgenomen, zo voelden ze het. En ze waren helemaal niet blij met wat er voor in de plaats was gekomen. Hier was natuurherstel gepleegd, maar evengoed weerstand gezaaid tegen dat herstel.
Je kunt geen paradijs scheppen zonder rekening te houden met de mensen. Als je rewildingprojecten doordrukt tegen de wil van de omwonenden, is dat uiteindelijk fnuikend voor die natuur. Het draagvlak raakt beschadigd, en die bewoners gaan bij de volgende verkiezingen echt niet op een groene partij stemmen.
Zonder die medemensen vond ik het oogverblindend mooie paradijs toch ook een wat kille bedoening. Er kleefde een bijsmaak aan deze vallei, het landschap voelde een beetje unheimisch – bijna alsof het nucleair besmet was.