Is het einde van de energierekening in zicht?

Han van de Wiel
Journalist, gespecialiseerd in energie & klimaat
Het kunstwerk "Constellation no. 3" van de Chinese kunstenaar Chu Yun. Een installatie van huishoudelijke apparaten in een volledig verdonkerde ruimte. Universum van stand-by lampjes. Sluimerend energieverbruik. Foto: Todd Heisler/The New York Times/HH

De groene stroom van energiecoöperaties gaat een revolutie veroorzaken, zo luidt de stellige overtuiging van Frans Stokman van energiecoöperatie Grunneger Power. ‘In 2030 is de energievoorziening groen. En betalen wij geen energierekening meer.’ Is dat wensdenken of een serieuze ontwikkeling? Ik zocht het uit.

Apetrots is Frans Stokman op de geavanceerde installatie in zijn huis, in een nieuwbouwwijk in de stad Groningen. Eerst werd de warmtepomp aangelegd, die zorgt voor een aanzienlijke besparing in het gasgebruik. Toen kwamen de zonnepanelen, die de elektriciteitskosten drukken. En sinds kort kan Stokman energie uitwisselen met achttien straatgenoten die net als hij meedoen aan het demonstratieproject

Op een tablet kan hij real-time zien hoeveel hij en zijn straatgenoten opwekken, wat ze verbruiken, hoeveel ze van het net halen of eraan leveren. Ook kan hij terugkijken in de historie, naar de pieken en dalen in vraag en aanbod. ‘Dat helpt je bijvoorbeeld de wasmachine zó te programmeren dat hij draait als de vraag naar stroom laag is.’ Of dat ook gebeurt, is onderwerp van onderzoek. Aan Stokman zal het niet liggen.

Frans Stokman is een beminnelijke hoogleraar sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ondanks zijn 72 jaar verricht hij nog steeds onderwijs en onderzoek binnen de universiteit. Zijn taalgebruik is dat van een activist. ‘We zijn voor onze energiebehoefte afhankelijk van enkele grote bedrijven en een paar landen. Daar moeten we vanaf. We moeten afscheid nemen van fossiele energie.’ Hij onderzoekt de transitie van de energievoorziening richting duurzaamheid en decentrale opwekking. De bereidheid van burgers om daaraan deel te nemen is cruciaal.

Honderden energiecoöporaties

Om erachter te komen hoe groot die is en om de transitie handen en voeten te geven, richtte hij in 2011 Grunneger Power op, een energiecoöperatie voor de stad Groningen. Stokman werd voorzitter van het bestuur.

Het doel van Grunneger Power is om van zoveel mogelijk Groningers energieproducenten in plaats van –consumenten te maken. Stokman: ‘Ons ideaal is dat alle energie decentraal door onszelf wordt opgewekt en aan elkaar geleverd. Als dat lukt, zijn we een decentrale energiecentrale.’

De wording van dat ideaal is terug te vinden in de nog korte maar onstuimige historie van Grunneger Power. De coöperatie begon met het stimuleren van de aankoop van zonnepanelen: gratis advies voor leden en korting op de aanschaf van de panelen. ‘Maar we wilden professionaliseren.’ Dus begon Grunneger Power in 2012 met

Landelijk zijn er à la Grunneger Power. Ze richten zich vooral op doorlevering van hernieuwbare energie, collectieve inkoop van zonnepanelen, plaatsing van zonnepanelen op utiliteitsgebouwen, energiebesparing en – in een enkel geval – op de productie van windenergie.

Wat is een energiecoöporatie?

Hoe moeten we energiecoöperaties duiden? Zijn ze vooral een interessant verschijnsel voor sociologen die de tijdsgeest willen verklaren, of zijn ze daadwerkelijk in staat zoden aan de dijk te zetten op energiegebied? Op het bureau van Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, ligt de recente PBL-studie Daarin is onderzocht welke activiteiten energiecoöperaties ontplooien, wat hun interactie is met gemeenten en wat hun bijdrage aan de verwezenlijking van de gemeentelijke klimaat- en energiedoelen.

Wat betreft de percentages opgewekte energie stelt het nog weinig voor, maar in termen van sociale innovatie zijn de coöperaties wél heel interessant

Hajer: ‘Wat betreft de percentages opgewekte energie stelt het nog weinig voor, maar in termen van sociale innovatie zijn de coöperaties wél heel interessant.’ Volgens het onderzoek zal onder de huidige omstandigheden de bijdrage van energiecoöperaties aan de opwekking van hernieuwbare energie en energiebesparing in 2020 beperkt blijven ‘tot hoogstens enige petajoules.’ Eén petajoule staat gelijk aan het gas- en stroomverbruik van vijftienduizend huishoudens.

Hajer: ‘Energiecoöperaties zijn een uitdrukking van een sociaal kantelpunt: burgers willen worden bevrijd uit de pure consumentenrol. Niet iedereen doet mee, maar zij die het wel doen, maken de corporate wereld aardig zenuwachtig. Energiecoöperaties zetten druk op het systeem en kunnen innovatie aanjagen.’

De professionalisering van duurzame energie gaat traag

De stroomproducerende burgers morrelen aan het energiesysteem. Hajer: ‘Dat systeem is opgebouwd rond het idee dat we een klein aantal grote aanbieders hebben van centraal opgewekte elektriciteit. De energievoorziening is niet ingericht op lokale bedrijven. De grote energieaanbieders willen niet dat de sprelregels veranderen, want dan bezwijkt het systeem, zo suggereren ze.’

Daar zit wat in. Het huidige elektriciteitssysteem is niet gemaakt voor grote hoeveelheden wisselvallige stroom van zonnepanelen en windmolens. De energiebedrijven merken dat als eerste. Vroeger verdienden ekektriciteitsbedrijven het meeste tijdens de ‘piekuren’ overdag, als de vraag het hoogste is. Maar dat zijn precies de uren dat zonnepanelen en windmolens de meeste stroom leveren.

Professionaliseren gaat dus moeizaam, dat is een van de redenen dat grote projecten nog lastig van de grond komen

De opkomst van duurzame energie zet de winstmarge van de energiebedrijven dus stevig onder druk. Ook hun veerkracht wordt op de proef gesteld, meent Hajer. ‘Zij waarschuwen nu al voor stevige black-outs. Niet omdat we onze energievoorziening niet goed op orde hebben, maar omdat we haar willen veranderen. Dat is een enorme klus.’

De energiecoöperaties kunnen daarin een belangrijke rol spelen, denkt Hajer. ‘In alle sectoren zie je een verandering van op efficiency gerichte grootschalige organisaties naar organisaties die fluïde zijn, die sneller kunnen veranderen. Energiecoöperaties zijn lichte organisaties, geen molochs die dertig jaar vooruit moeten plannen.’

Maar een garantie op hun voortbestaan is er allerminst. ‘Er is altijd een startgroep van vrijwilligers die er vol enthousiasme voor gaan. Maar omdat de organisaties zo klein zijn, zijn ze ook kwetsbaar. Als er ruzie ontstaat, loopt dat al gauw uit op een bestuurscrisis. Als er dan een professional wordt aangetrokken om de problemen op te lossen, bijt dat met de vrijwillige inzet van de andere deelnemers in de coöperatie. Professionaliseren gaat dus moeizaam, dat is een van de redenen dat grote projecten nog lastig van de grond komen. Je kunt dus ook echt niet met zekerheid zeggen dat deze beweging op de lange termijn succesvol zal zijn.’

Zo kweek je een beweging

Waar Hajer de energiecoöperaties vooral van sociologisch belang vindt, ziet Stokman ze als instrument voor de energietransitie. Hij laat zich dan ook niet uit het veld slaan door de bevindingen van de PBL-studie. ‘We moeten het echt zo gaan doen. Het is dé manier.’ Volgens hem zitten we in een transitieperiode, met een financiële, economische, ecologische, energie- én klimaatcrisis. Bovendien bespeurt hij ‘een enorm wantrouwen’ tegen het bedrijfsleven.

Hij is ervan overtuigd dat lokale energieopwekking iets ongekends – maar nog onbekends - gaat losmaken in de samenleving. Daarvoor maakt hij de vergelijking met de computer. ‘In 1985 zat ik in de Raad van Advies van het universitaire rekencentrum. Ik was een van de eersten met een pc. De directeur van het rekencentrum begreep niet dat ik de computer gebruikte om teksten te schrijven. Een computer was om te rekenen! En moet je nu eens kijken.’

Stokman haalt zijn smartphone tevoorschijn. ‘Dit telefoontje zit vol met functies die we in 1985 niet kenden. Iets vergelijkbaars gaan we ook zien met energie’

Stokman haalt zijn smartphone tevoorschijn. ‘Dit telefoontje zit vol met functies die we in 1985 niet kenden. Iets vergelijkbaars gaan we ook zien op het terrein van energie. Als het lukt om voldoende mensen te motiveren, ontstaan er allerlei mogelijkheden die we nu niet kennen en zelfs niet kunnen verzinnen. Zodra we dat gaan inzien, krijg je de movement.’

Om die movement een handje te helpen, is een haalbaar maar tevens ambitieus doel nodig, zegt Stokman. ‘In 2050 moeten alle gebouwen in Nederland energieneutraal zijn. Dat wil zeggen dat ze een energieverbruik hebben van nul, of zelf energie opwekken.’

Stokman is bezig om dat doel te bereiken. Zo is hij betrokken bij de stichting Samen Energie Neutraal, die dorpen en buurten in de Noordelijke provincies helpt om in tien jaar energieneutraal te worden. ‘We beginnen pas als de dorpsvereniging het wil.’ Wie meedoet krijgt voor 75 euro een energiescan, uitgevoerd door lokale ondernemers. ‘Dat is goed voor de lokale economie.’ Wie vervolgens investeert in zonnepanelen, krijgt zijn 75 euro terug. Wie geen plaats heeft voor zonnepanelen op het dak, kan investeren in een windmolen of een zonneweide, een veld met zonnepanelen.

Zwaan-kleef-aan

Een van de dorpen die meedoen is Ruinerwold, met 1.700 huishoudens. Stokman: ‘We hebben een positieve reactie van 550 huishoudens. Dat is echt veel. In Koekangerveld, 300 huishoudens, zitten we ongeveer op de helft. Er moet een kern van mensen zijn die zegt: we beginnen gewoon. Als zij bezig gaan, ontstaat er een zwaan-kleef-aaneffect.’

Als je mij vraagt hoeveel energie over twintig jaar kost, zeg ik: niks. Want iedereen produceert dan zijn eigen energie, zodat de productie van fossiele energie onrendabel wordt

Dat is cruciaal, denkt Stokman. ‘Als je investeert in zonnepanelen, hoef je nooit meer energie te kopen, die is gratis. Vorig jaar verdubbelde Die snelle groei zorgt ervoor dat investeringen in hernieuwbare energie zich steeds meer zullen richten op de opslag van stroom en de mogelijkheden voor ‘producenten’ om onderling stroom te leveren of te ontvangen. ‘Dan komen energiebedrijven in grote problemen,’ zegt Stokman. ‘Als je mij vraagt hoeveel energie over twintig jaar kost, zeg ik: niks. Want iedereen produceert dan zijn eigen energie, zodat de productie van fossiele energie onrendabel wordt. Het businessmodel van Essent en Nuon verdwijnt, wat blijft zijn de netwerken.’ Netbeheerder TenneT behoudt bijvoorbeeld zijn renderende business, maar met een andere rol: productie en consumptie van duurzame stroom zo goed mogelijk faciliteren.

In 2012 was ongeveer 4,4 procent van het energieverbruik afkomstig uit hernieuwbare bronnen – dat heeft ons ruim twintig jaar gekost. Toch denkt Stokman niet dat hij een onbereikbaar ideaal najaagt. ‘In 2030 is het bekeken. Daar ben ik heilig van overtuigd.’ De grote hindernis is volgens Stokman de politiek, maar daardoor zal de beweging zich niet laten stoppen. ‘We halen de politiek gewoon onderuit!’

Een druppel op een gloeiende plaat?

Maarten Hajer gelooft niks van 2030 als omslagmoment. ‘Ik weet zéker dat we niet in staat zullen zijn ons dan volledig met hernieuwbare energie te voeden. We zitten nu op minder dan 5 procent, en de bulk daarvan komt voor rekening van het bijstoken van biomassa – dat is gemakkelijk in reeds bestaande kolencentrales, en goedkoop. Duurzame energie is nog een druppel op de gloeiende plaat. Weinig mensen realiseren zich hoe fossiel onze samenleving is.’

Volgens Hajer is de langzame ontwikkeling van grootschalige duurzame technologie fnuikend. ‘Bij consumentengoederen zie je wilde veranderingen. Bijvoorbeeld bij de opkomst van de digitale fotografie, toen we en masse onze oude spiegelreflexcamera’s afdankten. Met elektriciteit gaan we dat niet redden. Op een groot dak kunnen negen zonnepanelen. Daarmee wek je misschien de helft van je eigen elektriciteitsbehoefte op. En dan hebben we het nog niet over de warmtevraag. Dan praat je alleen over huishoudens, niet over transport en industrie. We are way off.’

Toch gelooft ook Hajer in ons vermogen grote stappen te zetten. Daarvoor hebben de burgers wel de overheid nodig, die met doelen en regels een goede en langdurige voedingsbodem moet creëren voor duurzame energie. Pas als dat lukt, durven ook ondernemers in de groene markt te stappen.

Hajer verwacht in dit verband meer van ondernemers dan van burgers. ‘De doorbraak kan bijvoorbeeld komen van boeren. Dat zijn in tegenstelling tot de meeste burgers echte ondernemers. Dat hebben ze op gebied van duurzame energie al vaker laten zien, vooral in Duitsland. Als ook Nederlandse boeren massaal in de energiemarkt stappen, kan het snel gaan.’