Hoe gaan kinderen om met fouten maken? Dat hangt af van hun school, ontdekte deze neurowetenschapper
Kinderen willen van nature leren, maar dan moeten ze wel de ruimte krijgen om fouten te maken. Dat werkt veel beter dan ze straffen en belonen, ziet neurowetenschapper Solange Denervaud.
In een lab in Lausanne (Zwitserland) doet neurowetenschapper Solange Denervaud onderzoek naar een belangrijke vraag: wat is de invloed van verschillende soorten onderwijs op de ontwikkeling van de hersenen van kinderen? En in het bijzonder: hoe gaan kinderbreinen om met het maken van fouten?
Het verrassende antwoord: dat hangt ervan af naar welke school ze gaan.
Denervaud, die ik spreek via Zoom: ‘Kinderen van traditionele scholen vermijden het maken van fouten, omdat ze het als gevaarlijk zien. Ze verbinden een streng oordeel aan hun handelen. Kinderen van montessorischolen niet. Voor hen zijn fouten niets meer dan een stukje informatie.’
Denervaud deed meerdere experimenten om tot die conclusie te komen. Bij een van die experimenten liet ze kinderen van traditionele scholen en van montessorischolen rekensommen maken terwijl ze onder een fMRI-scanner lagen.* Met zo’n scanner kunnen onderzoekers zien waar in de hersenen zuurstof wordt gebruikt, en welke hersendelen dus actief zijn.
Het resultaat was opvallend. Leerlingen van montessori- en traditionele scholen maakten gemiddeld evenveel opgaven goed, en toch waren er grote verschillen tussen de twee groepen. Ze gebruikten namelijk verschillende strategieën om de opgaven op te lossen.
Wanneer kinderen van montessorischolen een fout maken, legt Denervaud uit, worden er twee hersennetwerken actief. Het ene is het ‘salience network’, dat bepaalt of iets de moeite waard is om aandacht aan te besteden (in dit geval: een fout). Het andere netwerk is het ‘executive control network’, dat je kunt zien als een gereedschapskist om problemen aan te pakken. Oftewel, legt Denervaud uit: de strategie van montessorikinderen is problemen oplossen.
Maar bij kinderen van traditionele scholen wordt het salience network actief wanneer ze een antwoord góéd hebben, en vervolgens komen delen van de hersenen in actie die te maken hebben met het geheugen. Oftewel: hun strategie is niet problemen oplossen, maar het goede antwoord onthouden.
Wat is er mis met het goede antwoord onthouden?
‘Op de lange termijn betekent het dat je meer geïnteresseerd bent in de uitkomst dan in het proces. Leerlingen die het goede antwoord willen geven, ontwikkelen strategieën om het goede antwoord te geven – afkijken bijvoorbeeld. Op de korte termijn werkt dat misschien, maar op de lange termijn is het niet de beste strategie. Zeker niet in een maatschappij waarin alles voortdurend verandert, en het goede antwoord niet altijd bestaat.’
‘Hoewel beide groepen evenveel sommen goed maakten, probeerden montessorikinderen veel meer sommen te maken. Kinderen van traditionele scholen sloegen sommen waar ze het antwoord waarschijnlijk niet op wisten liever over.’
Waarom?
‘Ze vermijden het maken van fouten, omdat ze er een streng oordeel aan verbinden.’
‘Bij een ander experiment lieten we kinderen tussen de 8 en 12 jaar een spelletje spelen waarbij ze een groene diamant moesten vangen. Ze kregen een rode, rode, rode, rode diamant te zien, en dan plots een groene. We zorgden ervoor dat de kinderen fouten maakten. Nadat ze een fout gemaakt hadden, kregen ze een woord te zien dat duidelijk positief is (“vriend”) of juist negatief (“oorlog”).’
‘Uit ander onderzoek weten we dat de meeste volwassenen in dit experiment nadat ze een fout hebben gemaakt, negatieve woorden heel snel als negatief kunnen bestempelen. Terwijl het ze juist veel tijd kost om een positief woord als positief te labelen. Dat betekent dat de hersenen eerder een verbinding hebben gelegd tussen een fout maken en negatieve gevoelens.’
En wat ontdekten jullie bij kinderen?
‘We ontdekten dat kinderen die negatieve associatie nog niet hebben. Ze hebben nog geen associatie aangemaakt tussen het mis hebben en iets negatiefs.’
Maar…
‘Of ze nu het juiste antwoord gaven of niet, montessorikinderen hadden dezelfde emotionele reactie. Een fout maken was goed noch slecht, maar gewoon een stukje informatie. Voor traditioneel geschoolde kinderen was het juiste antwoord hebben iets heel goeds. Ze labelden positieve woorden veel sneller als positief nadat ze een goed antwoord hadden gegeven. Ze verbonden dus een oordeel aan hun handelen: ze associeerden “correct” met “goed”.’
Is het een probleem dat mensen het goede antwoord geven als iets goeds zien?
‘Als kinderen hun acties beginnen te associëren met een oordeel – dat het heel goed is om het goed te hebben – zullen ze op de lange termijn gaan geloven dat het iets slechts is om het niet bij het juiste eind te hebben. En dat observeren we dus bij de meeste volwassenen.’
Op welke leeftijd verandert dat, en zie je dat mensen fouten maken meer en meer als iets slechts gaan zien?
‘Dat is nog een open vraag.’
Hoe verklaar je de verschillen tussen kinderen van verschillende scholen?
‘In mijn ogen spiegelen kinderen van traditionele scholen in ons onderzoek wat er op school dagelijks van hen gevraagd wordt. Er is altijd een volwassene die hun vertelt wat correct is en wat niet. Je geeft het juiste antwoord in de les – en zo niet, dan onthoud je het juiste antwoord voor de toets. Daardoor ontwikkelen leerlingen niet de vaardigheid om zichzelf te corrigeren als er iets fout gaat.’
Maria Montessori heeft een manier ontwikkeld om de biologie van het kind te respecteren
‘In montessorionderwijs ontdekken kinderen veel meer zelf, door bepaalde didactische materialen te gebruiken. Dat materiaal maakt duidelijk of ze goed op weg zijn of niet – en leerlingen moeten zichzelf corrigeren. Om breuken te leren moeten kinderen bijvoorbeeld cirkels van verschillende groottes vullen met puzzelstukjes. Een kind probeert een stuk in een cirkel te krijgen, en als dat niet lukt, probeert het een ander stuk. Het is trial-and-error. Niemand van buitenaf zegt “dat is goed” of “dat is slecht”.’
‘Bovendien zitten op montessorischolen kinderen van meerdere leeftijden bij elkaar. Ze werken allemaal aan verschillende taken, dus zijn niet met elkaar in competitie, zoals op traditionele scholen. Ze krijgen geen cijfers, en ook geen straffen. Maria Montessori heeft een manier ontwikkeld om de biologie van het kind te respecteren.’
Wat is die biologie?
‘Kinderen willen van nature de wereld ontdekken. Maar vaak onderbreken we die natuurlijke ontdekkingstocht wanneer we kinderen proberen te helpen. Bijvoorbeeld door te oordelen en ervoor proberen te zorgen dat ze zich op de “juiste” manier gedragen.’
‘In plaats daarvan zouden we voor een veilige omgeving moeten zorgen, kinderen het materiaal moeten aanbieden dat ze nodig hebben om te leren en ze hun eigen meester moeten laten zijn in die omgeving. We moeten erop vertrouwen dat kinderen natuurlijk willen leren wanneer ze de kans krijgen, en dat dat beter werkt dan straffen en belonen.’
Kinderen op montessorischolen zijn vaak wit en hun ouders hoogopgeleid. Hoe kun je er zo zeker van zijn dat het montessorionderwijs deze verschillen veroorzaakt?
‘Dat kunnen we niet met 100 procent zekerheid zeggen. Maar we hebben in het onderzoek rekening gehouden met veel verschillende factoren, zoals de socio-economische achtergrond van ouders. We hebben ouders ook veel vragen gesteld over hoe ze hun kinderen opvoeden, hoeveel vriendjes hun kinderen hebben, of ze een instrument spelen, of ze vaak buitenspelen, en ga zo maar door. We hebben kinderen ook vergeleken op het gebied van gender, angststoornissen en “fluïde intelligentie”. Al die factoren verklaarden de verschillen niet.’
‘We hebben ook ons best gedaan om ervoor te zorgen dat de proefpersonen uit beide groepen thuis min of meer dezelfde omstandigheden ervoeren. In Zwitserland zijn alle montessorischolen privéscholen, dus hebben we kinderen gematcht met leerlingen van traditionele scholen die ook uit welvarende gezinnen komen.’
‘Maar ik denk niet dat we kunnen spreken over een “montessori-effect”. Ik ben er vrij zeker van dat we soortgelijke resultaten zouden zien in andere pedagogische omgevingen waarin het veilig is voor een kind om te ontdekken – op cognitief én sociaal niveau.’
Bieden traditionele scholen zo’n veilig leerklimaat niet?
‘Wanneer leerlingen stress ervaren en bang zijn omdat ze toetsen moeten maken voor cijfers, wordt die veilige leeromgeving niet gerespecteerd. En ook wanneer ze bijvoorbeeld schaamte voelen als ze falen. Leerlingen weten dat donders goed, dus vermijden ze zulke onveilige situaties waarin ze kunnen falen.’
Traditionele scholen werken faalangst in de hand?
‘Wat we zien is dat het salience network – het deel van de hersenen dat een belangrijke rol speelt bij het adequaat informatie uit je buiten- en binnenwereld selecteren – van traditioneel geschoolde kinderen overactief is. Dit heeft ook te maken met angst. Wanneer je angstig bent, is je salience netwerk ontzettend actief, omdat je aandacht besteedt aan heel veel stimuli.’
‘We denken dat angst het systeem hackt. Een kind richt zijn aandacht op het oordeel, in plaats van op nieuwe informatie.’
Op het cijfer in plaats van het leren?
‘Het is niet zozeer het cijfer dat slecht is, maar het oordeel dat verbonden is aan het cijfer. Zie je het verschil?’
‘Je kunt tegen een kind zeggen dat cijfers er gewoon zijn om bijvoorbeeld duidelijk te maken dat je nog even door moet leren om het goed te begrijpen, of dat een cijfer het eindpunt is en dat het kind gefaald heeft als het een onvoldoende haalt. Het is belangrijk welke betekenis we geven aan die cijfers.’
‘Dat heeft ook te maken met het verkrijgen van een beloning. Als je leert omdat je goede cijfers wilt halen, dan verwacht je een beloning in de vorm van een goed cijfer. Later wordt dat een risico: krijg je opnieuw een beloning, of niet? Je richt je aandacht dan op de beloning in plaats van op wat je doet. Gewoon stoppen met cijfers geven is dus niet de oplossing – het is complexer dan dat.’