Grote mensen moeten kinderen laten vallen
Het is buiten maar saai voor kinderen: speeltuinen liggen vol met rubberen tegels en ouders zijn te voorzichtig. Symptomen van een samenleving die geobsedeerd is met het vermijden van risico. Terwijl risico’s nemen juist goed voor je is, weet pedagoog Martin van Rooijen. Daarom bedacht hij de rommelspeeltuin, waar kinderen ongestoord mogen ravotten.
‘Moet je hierin zitten?’ Een meisje van een jaar of acht staat naast een autoband die met een touw aan een tak bevestigd is. Bart Snijders (33) haalt zijn schouders op. ‘Je moet doen wat je wilt.’
‘Omdat je hier mag doen wat je wilt!’ roept een ander meisje, dat bezig is om spijkers in een badkuip te slaan.
Je mag in deze ‘rommelspeeltuin’ in Utrecht inderdaad doen wat je wilt. Snijders is hier projectleider en ‘playworker’: hij houdt een oogje in het zeil, maar hij grijpt vooral zo min mogelijk in. Als een kind hem om toestemming vraagt, zegt hij bijna altijd: ‘Ja, dat mag.’
Een hut bouwen van pallets met spijkers en een hamer? Ja, dat mag.
In een plastic ton gaan liggen en je laten wegrollen door een ander kind? Ja, dat mag.
Via een wiebelig plankje een container van meer dan twee meter hoog op klimmen? Ja, dat mag.
Veel ouders zullen de kriebels krijgen van wat hier gebeurt, maar die zijn hier toch niet te vinden. Snijders en zijn collega-playworkers bonjouren de vaders en moeders vriendelijk naar een terras buiten de speeltuin voor een kopje koffie. Hier zijn ouders verboden.
Buitenspelen: er mag niks en er kan niks
Pedagoog Martin van Rooijen snapt het wel, dat kinderen tegenwoordig liever binnen achter een scherm zitten. Want buiten? ‘Er is niks en er mag niks.’
Van Rooijen is de bedenker van de rommelspeeltuin en de pionier in Nederland op het gebied van ‘risicovol spelen’. Met ‘er is niks’ bedoelt hij: speeltuinen zijn saaie plekken geworden met rubberen tegels en voorspelbare speeltoestellen. Ook daarbuiten is er weinig te doen voor kinderen. ‘Er zijn geen rommelstukjes meer’, zegt hij. ‘Een bouwterrein, daar kom je niet meer op, dat is zo beveiligd.’
Ouders willen constant weten waar je bent en wat je aan het uitspoken bent
Bovendien zijn ouders de afgelopen generaties beschermender geworden, dus mag er minder. ‘Vroeger mochten kinderen vanaf een bepaalde leeftijd het dorp door banjeren’, zegt Van Rooijen. ‘Nu mogen ze tot het eind van de straat. En ouders willen constant weten waar je bent en wat je aan het uitspoken bent.’
Door sociale druk tussen ouders lijkt die overbescherming alleen maar extremer te zijn geworden. ‘Mijn zoontje mocht zelfstandig naar voetbaltraining fietsen, maar de rest werd allemaal gebracht met de auto’, vertelt Van Rooijen bij wijze van voorbeeld. ‘Dan denk je: doe ik het goed of doen zij het allemaal fout? Dat is lastig voor ouders, en velen van hen kiezen dan maar voor het veiligste. Zo wordt de norm strenger en strenger.’
Die overbescherming heeft serieuze gevolgen. Laatst sloeg een commentaar in het wetenschappelijke tijdschrift The Journal of Pediatrics alarm over de afname in onafhankelijkheid bij kinderen.* Er moet meer onderzoek naar worden gedaan, stellen de auteurs, maar er zijn wel degelijk aanwijzingen dat overbescherming een van de oorzaken is van de verslechterde mentale gezondheid van jongeren.
‘Kinderen hebben interne veerkracht’, zegt Van Rooijen. ‘Die vallen, die staan weer op, die gaan weer verder. Maar dan moeten ze wel vallen. En wij moeten ervoor zorgen dat ze vallen.’
Risicovol spelen is goed voor de ontwikkeling
Boven op de container in de rommelspeeltuin staat Fedde, een jongetje van vijf met een bril. Hij staart naar beneden, zijn armen hangen langs zijn lichaam. ‘Hij durft niet’, zegt vader Marcel Lamberts bij de koffietafel op het terras. ‘Dat zie je aan zijn houding.’
Playworker Snijders klimt het wiebelige plankje op en gaat dan, om te laten zien hoe het moet, weer naar beneden. Fedde draait zich om en zet voorzichtig zijn voet op het bovenste latje van het plankje. Hij neemt de eerste stap. Nog een stap. En nog een.
Nog voordat de jongen beneden is, gaat Snijders weg zonder iets te zeggen. Als Fedde weer met beide voeten op de grond staat, loopt hij naar een andere hoek van de speeltuin om daar verder te spelen.
De Noorse onderzoeker Ellen Beate Hansen Sandseter is een van de inspiratiebronnen van Van Rooijen. Samen met co-auteur Leif Edward Ottesen Kennair schrijft zij over de ‘antifobische effecten’ van risicovol spelen.* Het heeft een evolutionaire functie voor kinderen om spannende situaties op te zoeken, is hun theorie.
Kinderen zijn aanvankelijk bang voor omstandigheden waar ze de vaardigheden nog niet voor hebben, maar al op jonge leeftijd gaan ze spelenderwijs risico’s nemen waar ze klaar voor zijn. Krijgen ze die mogelijkheden niet, stellen Sandseter en Kennair, dan blijft de angst bestaan en kan dat zelfs leiden tot een angststoornis.
Maar volwassenen laten kinderen niet gemakkelijk met rust in risicovolle situaties. ‘In een normale speeltuin ga je algauw helpen’, zegt Lamberts, de vader van Fedde. ‘Het is als ouder best moeilijk los te laten.’
Dat geldt niet alleen voor ouders. Want op de container waar Fedde net vanaf is geklommen, hangt een papiertje. Met een zwarte viltstift heeft een van de playworkers daarop geschreven: ‘Maximaal 2 kinderen.’
Martin van Rooijen wijst ernaar. ‘Die ga ik straks weghalen. Dat is een regel, dat moet je niet doen.’
Het verschil tussen risico en gevaar
Volwassenen zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen. Maar Van Rooijen hamert erop dat ze net zo goed verantwoordelijk zijn om kinderen de risico’s te laten nemen die zo belangrijk zijn voor het versterken van hun weerbaarheid en zelfvertrouwen. En dat vraagt om een heel andere benadering dan alles zo veilig mogelijk maken.
Wat aanvaardbare risico’s voor een kind zijn, verschilt per situatie. In plaats van one-size-fits-allregels te bedenken, moet je constant afwegingen maken. Van Rooijen geeft een voorbeeld: toen zijn dochter twaalf was, klom ze tot in de top van een vijftien meter hoge boom. ‘En dan voel ik het ook hier hè.’ Hij wijst naar zijn buik. ‘Als je dat voelt, dan moet je gaan nadenken.’
Iets breken vind ik aanvaardbaar letsel
Dat begint bij het verschil herkennen tussen risico en gevaar. ‘Gevaar is iets wat een kind niet kan overzien. Als een eenjarige een trap op klimt, bijvoorbeeld, begrijpt hij nog niet dat hij hard kan vallen. Dus dan blijf je dichtbij staan.’
In een risicovolle situatie kan een kind zich ook bezeren, maar begrijpt het dat en is het in staat de risico’s zelf in te schatten. Voor Van Rooijens dochter is het boomklimmen risicovol: er kan iets gebeuren, maar ze kan de mogelijke gevolgen overzien.
Dan heb je nog het onderscheid tussen aanvaardbaar letsel en onaanvaardbaar letsel. ‘Onaanvaardbaar is ernstig letsel of de dood.’ Hoe vaardig Van Rooijens dochter ook is, er bestaat een kans dat ze valt. ‘Dan wordt haar val gebroken door de takken en breekt ze misschien iets. Dat vind ik – net als veel ouders die ik spreek – aanvaardbaar letsel. Dus wat doe ik? Ik ga niets zeggen.’
Van dit soort denken probeert Van Rooijen ouders en mensen die met kinderen werken te doordringen. Hij maakt regelmatig ‘risicowandelingen’ met professionals, bijvoorbeeld op de kinderopvang. ‘Dan vraag ik: wat mogen kinderen niet op dit plein? Dan krijg je zo’n waslijst: ze mogen niet op de picknicktafel, niet in de bosjes… Dan zeg ik: begin weer op nul. Geen regels.’
Volwassenen vinden het reuzespannend
‘Oké, dames en heren!’ Playworker Snijders klapt in zijn handen. De kinderen in neongele hesjes, die hier zijn met de buitenschoolse opvang (bso), moeten hun hamers en zagen inleveren. Zo meteen komen Maarten van Rossem en Emma Wortelboer langs met een cameraploeg om een item te maken over de rommelspeeltuin. De ouders van de bso-kinderen hebben daar geen toestemming voor kunnen geven, dus moeten ze van het terrein af.
De speeltuin staat volop in de aandacht. Er kwamen eerder al cameraploegen van RTL 4 en RTV Utrecht, er stonden al artikelen in de Volkskrant en in NRC, en nu ook op De Correspondent. ‘Ik wil het geen hype noemen’, zegt Van Rooijen. ‘Daar is het te belangrijk voor.’ Hij hoopt wel dat de aandacht daadwerkelijk leidt tot meer van deze initiatieven en meer mogelijkheden voor kinderen om risicovol te spelen op straat, bij de kinderopvang en op basisscholen. ‘Risicovol spelen als de nieuwe norm.’
In een samenleving waar veiligheid centraal staat, is deze rommelspeeltuin reuzespannend voor volwassenen. Van Rooijen vertelt dat een andere bso hier niet wil komen. ‘Te gevaarlijk.’ En überhaupt ligt het woord ‘risicovol spelen’ gevoelig; overheidsinstanties hebben het liever over ‘avontuurlijk spelen’ of ‘uitdagend spelen’.
Van Rooijen moet zijn weg vinden in de regels en protocollen. Omdat de speeltuin een ‘avonturenspeelplaats’ is, waar kinderen zelf constructies bouwen, zijn de reguliere normen van speeltoestellen niet van toepassing. Van Rooijen houdt wel een incidentenregister bij en heeft bij elk toestel opgeschreven wat de voordelen en de risico’s zijn. Daarnaast wordt het water in de badkuip regelmatig ververst, en worden de hutten gecheckt op veiligheid.
De bso-kinderen zijn vertrokken en de overgebleven kinderen worden op de hut geïnterviewd voor de televisie. Er zijn nu meer volwassenen dan kinderen in de speeltuin. De rommelspeeltuin voelt als een toevluchtsoord in een samenleving die geobsedeerd is met het uitbannen van gevaar, maar kinderen zijn pas echt geholpen als grote mensen het niet meer zo bijzonder vinden.