Waarom een relatie met je dokter, leraar én bibliothecaris een uitstekend idee is
Leerlingen leren beter als ze een goede relatie hebben met hun leraar, en patiënten krijgen betere zorg als ze een connectie hebben met hun arts. Verbinding maken met een ander is in veel beroepen cruciaal. Maar het werk dat daarvoor nodig is, staat zwaar onder druk.
Sinds kort staat een goede vriendin van mij voor de klas, op een basisschool in een van de minder bevoordeelde buurten van een grote stad.
De kinderen maken veel mee, vertelt ze, van worstelingen met armoede tot huiselijk geweld. ‘Ik wil ze eigenlijk heel de dag knuffelen en voorlezen’, appte ze me laatst. ‘Wat maakt dat rekenen nou uit?!’
Grapje, voegde ze snel toe: rekenen is heus belangrijk en de hele dag knuffelen is een beetje raar. Toch lijkt het haar óók belangrijk om er simpelweg voor haar leerlingen te zijn. Een leerling helpen met taal, merkte ze bijvoorbeeld algauw, ging een stuk makkelijker wanneer ze eerst met die leerling praatte over waar haar ouders vandaan komen, welke taal ze thuis spreken en wat daarin de mooiste woorden zijn. Oftewel: wanneer zij en de leerling eerst met elkaar verbonden waren.
Precies dat idee staat ook centraal in het onlangs verschenen boek The Last Human Job: The Work of Connecting in a Disconnected World van de Amerikaanse socioloog Allison J. Pugh. Daarin bestudeert Pugh beroepen die grotendeels steunen op wat zij ‘connective labor’ noemt: ‘verbindingswerk’. Wie verbindingswerk doet, gaat een relatie aan met een ander om zo tot een gewenste uitkomst te komen.
In het onderwijs speelt zulk verbindingswerk een belangrijke rol, laat Pugh zien. Goede onderwijzers smeden een band met hun leerlingen – een wederzijdse, unieke relatie waarin de leerling zich gezien en gesteund weet. Dat maakt het leren een stuk makkelijker.
Studies wijzen uit dat een goede band tussen onderwijzer en leerling een belangrijke voorspeller is van de betrokkenheid en het zelfvertrouwen van die leerling. Bovendien werkt het goede schoolresultaten in de hand. Het is dus niet knuffelen óf rekenen, maar rekenen dankzij knuffelen.
Ook de zorg is ondenkbaar zonder verbindingswerk. Zorgverleners gaan een relatie aan met hun patiënten, hoe kortstondig soms ook, om hen beter te kunnen helpen. Dat werkt: patiënten ervaren minder pijn en houden zich beter aan het behandelplan wanneer ze zich gezien voelen.* In therapie blijkt een goede band tussen therapeut en cliënt minstens zo belangrijk voor het herstel als de specifieke behandelmethode.
En die klik is net zo belangrijk voor predikanten, coaches, verkopers, begrafenisondernemers en leidinggevenden, die beter kunnen helpen, ondersteunen, verkopen en aansturen wanneer ze met hun klanten, cliënten en werknemers in verbinding staan. Voor haar boek volgde Pugh zulke verbindingswerkers, om te begrijpen hoe hun relaties precies tot stand komen – en met welk effect.
Verbindingswerk is cruciaal, maar ook kwetsbaar
Relaties, zag Pugh, zijn cruciaal, maar tegelijkertijd lastig te meten, onmogelijk te beprijzen en zelden onderdeel van officiële taakomschrijvingen. Dat maakt ze kwetsbaar, weerloos soms, tegenover onze hang naar efficiëntie, een hoge werkdruk, en pogingen tot automatisering en robotisering.
Een computerprogramma dat kinderen de tafel van 7 bijbrengt is bijvoorbeeld efficiënt, goedkoop en genereert een berg aan data. Maar Pugh laat zien dat zo’n programma niet kan wat een menselijke docent wel kan: een band aangaan die een veilige plek is voor een leerling om in te floreren.
The Last Human Job is dan ook een boek vol mensen. Pugh loopt mee met een predikant in een ziekenhuis en een arts in een hiv-kliniek; ze schaduwt docenten en psychologen in opleiding; laat verpleegkundigen, artsen en therapeuten aan het woord. Allemaal beoefenen ze hun verbindingswerk op eigen wijze, maar de basis is altijd hetzelfde.
Een goede verbinding brengt ook waardigheid, betekenis en (zelf)begrip
Zo vereist verbinding dat iemand met empathie naar een ander luistert en vervolgens ‘spiegelt’ wat hij hoort (en ziet). Pugh voert een arts op die aandachtig luistert terwijl zijn patiënt vertelt over het ‘bezoek’ dat hij soms krijgt van zijn overleden vrouw, en de troost die hij daaruit put. De arts begrijpt dat de visioenen zijn patiënt goed doen en laat hem dat weten: ‘Ik zie je’, is de boodschap.
Ook gebruiken verbindingswerkers vaak hun eigen emoties en sensaties om te begrijpen wat er in de ander omgaat. Pugh haalt het voorbeeld aan van Wanda, een psychotherapeut wier lichaam begint te ‘tintelen’ wanneer ze voelt dat zij en de cliënt belangrijk terrein betreden. Naast mensenwerk zijn relaties doorgaans ook lichaamswerk.
Verbindingswerk is bovendien altijd interactief: als de andere partij niet meedoet, ís er geen relatie. En omdat het begrip dat een verbindingswerker van de ander vormt vaak incompleet is, gaat het werk ook altijd samen met een zekere vergeving: ‘Mensen nemen er genoegen mee dat ze op z’n best gedeeltelijk worden gezien, een zien dat “goed genoeg” is’, schrijft Pugh.
Een goede relatie, aldus Pugh, is veel méér dan het spreekwoordelijke lepeltje suiker waarmee het ‘echte’ medicijn – de tafel van 7, de bloedverdunners, de gedragstherapie – makkelijk wordt doorgeslikt. Ja, een relatie maakt het zorgen en onderwijzen makkelijker, maar een goede verbinding brengt meer dan dat: waardigheid, betekenis en (zelf)begrip. Verbindingswerk laat iemand weten dat die het waard is om gezien te worden.
Werkdruk en technologie staan verbinding in de weg
Hoewel de personages in The Last Human Job allemaal grote waarde hechten aan de relaties die ze aangaan, staat juist dat verbindingswerk voor de meesten van hen onder druk. Want empathie, begrip en verbinding zijn mensenwerk, maar het zijn de omstandigheden die bepalen hoe makkelijk of juist moeilijk het is om dit werk goed te doen.
En die omstandigheden zijn zelden optimaal. De belangrijkste sta-in-de-weg: een hoge werkdruk. Iemand zien en begrijpen kost tijd, maar artsen zien zo veel patiënten, docenten hebben zo veel leerlingen, en sociaal werkers zo veel cliënten dat die tijd er vaak niet is. Het helpt niet dat ze ook een groot deel van hun tijd kwijt zijn aan administratie of aan het doorakkeren van een curriculum.
Uit naam van efficiëntie en veiligheid worden veel interacties bovendien gestandaardiseerd, wat soms funest is voor een relatie. Pugh spreekt een therapeut die patiënten in het ziekenhuis moet ‘screenen’ op psychische problemen. Daarvoor heeft ze vijftien minuten per patiënt, en standaardvragen om te stellen.
‘Ik ben de eerste persoon die ze spreken over mentale gezondheid’, vertelt de therapeut, ‘en dan moeten we zo’n stomme vragenlijst afnemen, en moeten we vragen of ze nadenken over suïcide. Ik heb weleens meegemaakt dat iemand zich volledig afsloot vanwege die vraag’ – omdat die zo plotseling kwam. Als je wilt dat patiënten open zijn over hun gevoelens en gedachten, laat haar voorbeeld zien, dan moet je ze een gesprekspartner geven met genoeg tijd en ruimte om in te gaan op wat ze vertellen.
Technologische ontwikkelingen, zoals computerprogramma’s die docenten vervangen en chatbots die op de stoel van de therapeut gaan zitten, beloven efficiëntie, maar kunnen juist minder effectief zijn door het ontbreken van dit mensenwerk. Pugh observeert leerlingen die in de klas allemaal achter hun eigen scherm zitten en daar een individuele, op maat gemaakte wiskundeles volgen. Een jongetje, dolblij dat hij een som goed heeft, heeft niemand om dat mee te delen.
Zorgrobots, chatbots en online therapieën kúnnen wel effectief zijn, schrijft Pugh – haar boek is geen aanklacht tegen technologie. Maar als we niet begrijpen wat verbindingswerk precies inhoudt, blijft het onzichtbaar in discussies over automatisering en kunstmatige intelligentie. En dat terwijl ‘het debat over AI ook een onderhandeling is over welke menselijke activiteiten zich wel en niet lenen voor automatisering, welk werk we als simpel, routinematig of onbelangrijk beschouwen’. Haar boek is bedoeld om dit werk zichtbaar te maken – zowel de mooie kanten ervan als de gevaarlijke.
Want een gebrekkig begrip van dit werk maakt ons óók blind voor de rol van macht en ongelijkheid in zulke relaties. Vooroordelen kunnen tot onbegrip leiden. En wie iemand wél goed ziet, kan diegene ook sturen, manipuleren, of in de gaten houden: niet al het verbindingswerk is even nobel.
Verbinding is meer dan de kers op de taart
The Last Human Job laat zien dat verbinding niet slechts de kers op de taart is en dat connectie niet de ‘zachte kant’ is van het werkelijke werk: het ís het werkelijke werk.
De behoefte aan dit werk lijkt alleen maar te groeien – deels omdat de zorgvraag groeit, deels omdat mensen zich steeds meer op zichzelf aangewezen voelen. Niet alleen familiebanden, vriendschap en liefde zijn dan van levensbelang. Ook de relaties die we aangaan met onze onderwijzers, dokters en coaches – en onze bibliothecarissen, hr-managers en fysiotherapeuten – kunnen het verschil maken tussen een leven waarin je je gezien en gestut voelt, en een leven waarin je er grotendeels alleen voor denkt te staan.
En dat maakt niet alleen het verschil voor het individu, maar voor de hele maatschappij. Want uiteindelijk wordt die bijeengehouden door al die miljoenen relaties, klein en groot, informeel en professioneel, waarin mensen elkaar zien, begrijpen, en tot mens maken.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!