Is de planeet beter af zonder mensen? Wie weet, maar we zijn er nu eenmaal
Op de plek waar de rivieren de Ganges en de Yamuna elkaar treffen in India komen jaarlijks miljoenen pelgrims baden in het heilige water. Waar de Tigris en de Eufraat samenkomen in Irak lag ooit het paradijs. En waar de Hollandse IJssel en de Nieuwe Maas samenvloeien, vlak voor Rotterdam? Daar vind je de Stormpolder, een landtong vol industrie. Dat is wat wij kennelijk als heilig beschouwen: de economie.
Behalve loodsen en scheepswerven vind je in de Stormpolder ook een gevangenis, drie woonhuizen, een partycentrum, een nachtwinkel, een vuilstort voor onder andere kadavers, zowaar een boekhandel, woonboten, een busremise, Lunchroom Leuk!, een kunstenaarsatelier en een terreintje dat bekendstaat als de giftigste plek van Nederland.
Die gifplek wordt momenteel gesaneerd, zodat er weer industrie kan komen; pal ertegenover ligt een asielboot (want die vluchtelingen pikken ook altijd onze beste plekjes in). Kortom, de Stormpolder is Nederland in het klein: een gedrang van tegenstrijdige belangen. Ik kom er graag.
Ik kom er vooral vanwege een snippertje groen: het Stormpoldervloedbos. ‘Bos’ is misschien een groot woord voor een lapje van negen hectare, maar ik vind het een paradijs. Het is een buitendijks blubbergebiedje. Dankzij het getijdenverschil van anderhalve meter – en dankzij een geul die het Zuid-Hollands Landschap hier groef – krijg je tweemaal daags een totaal nieuw landschap voorgeschoteld. Soms kronkelende beekjes, soms een woeste zee waar slechts wat wilgentenen uit steken. Zelfs de wandelpaden zijn dan weg.
Bevers, ijsvogels en giraffen
Maar de grootste charme is die industrie eromheen, het gebonk van staal op staal, waardoor je beseft wat een wonder het is dat dit ene snippertje oever nog enigszins oogt zoals voor de komst van de mens. Vol bevers en ijsvogels.
Dit is het enige schip in de wijde omtrek dat niet is gemaakt om geld mee te verdienen
En verrek, ook een giraffe. Ja echt, de langnek verschijnt tussen de wilgentakken: hij staat op de plecht van een reusachtig gevaarte, een sierlijk megaschip van grenen planken. De ark van Noach, exact volgens Bijbelse maten gebouwd, valt uit de toon – net als dat natuurgebiedje. Dit is het enige schip in de wijde omtrek dat niet is gemaakt om geld mee te verdienen.
De ark werd meer dan tien jaar geleden getimmerd door een gelovige West-Fries die mensen tot God wilde bekeren. Jaren geleden lag het schip in Dordrecht, open voor het publiek. Er waren filmzalen en een kinderboerderij aan boord, het rook er echt naar dieren. Vanwege gedoe met vergunningen ligt de ark alweer jaren aan de kade, gesloten, wachtend op een bestemming (Zuid-Korea is het laatste plan, vertelde de eigenaar me).
Intussen is de Stormpolder een gepaste plek voor de ark: op de grens van de Biblebelt, in het land van kerken en scheepswerven, op een steenworp afstand van een monument ter nagedachtenis van de Watersnoodramp, vlak bij het laagste punt van Nederland én pal naast een vloedbos dat tweemaal daags overstroomt, als een soort waarschuwing voor een nieuwe overstroming.
Wat rest is de jungle
Dat zou wat zijn, als de mensheid weer van de aardbodem verdwijnt. Hoe dat eruit zou zien, lees ik nu in het boek De wereld zonder ons (2007) van de Amerikaanse schrijver en journalist Alan Weisman. Volgens Weisman zou de mens ten onder kunnen gaan aan zijn eigen consumptiedrift. Drie keer raden wat er gebeurt als wij weg zijn: daar kikkert de rest van de natuur enorm van op. Binnen de kortste keren zou zelfs van de meest imposante torens van New York City nauwelijks meer resten dan jungle. Zelfs de CO2-niveaus zouden vanzelf terugkeren naar normaal (dat duurt even: honderdduizend jaar). De planeet zou ‘helen’.
Die genezing is geen fabeltje, maar bestaat al. Eerder las ik Verlaten oorden: De natuur na de mens van de Schotse journaliste Cal Flyn. Ze bezoekt landschappen waar de mens noodgedwongen is weggetrokken. Zoals gedemilitariseerde zones op Cyprus, spookwijken in de Amerikaanse stad Detroit, vulkanische eilanden. Daar heeft de natuur onze zonden bedekt met een vergeeflijke laag groen en herstelt ze wat wij gesloopt hebben. We hoeven niet eens te wachten op een zondvloed of komeetinslag. ‘Ja, dit is een verrotte wereld’, schrijft Cal Flyn, maar ook ‘een wereld die weet hoe te leven’.
Beide boeken doen me verlangen naar een wereld zonder mens. Een hoopgevend idee, ware het niet dat er dan niemand meer is om te hopen (dieren hopen geloof ik niet?).
Hoe leuk is een vrije rivier?
Lezers mopperen soms onder mijn stukken over mijn antropocentrische wereldbeeld. Ze hebben gelijk, ik sla een mens hoger aan dan een vlieg of een koe. Ik zou graag de levende rivier alle vrijheid geven, geen kades en dijken, maar ik zou dat niet overleven.
We zijn hier nu eenmaal. We zijn met acht miljard, ons deleten gaat zomaar niet. Het merendeel van die mensen moet nog beginnen met consumeren zoals wij in het Westen doen, met vliegreizen, airfryers en airco’s: die levensstijl kun je hun lastig ontzeggen.
Dus hoe zie je dan die wereld voor je waarin de mens een toontje lager zingt? Verplicht steriliseren misschien? Alan Weisman van De wereld zonder ons stelt een maximum van één kind per vrouw voor. Beetje à la China. Nog even los van de dictatoriale dwang die er voor nodig zal zijn, statistisch gezien komt dat neer op een sterfhuisconstructie. Dan lijkt een houten reddingsschip voor de lucky few veel minder vergezocht.
De mens is misschien een invasieve exoot, een woekeraar, maar een die je niet zomaar met wortel en tak kunt uitroeien. Daarom zal die wereld zonder ons voorlopig een fantasie blijven. We kunnen helemaal niet zonder ons. Niet zonder de mensen van de scheepswerf, de asielboot, Lunchroom Leuk! en al die miljarden anderen.
Wegdromen bij dolfijnen en elanden
Het mythische paradijs was een oord waar mens en dier in harmonie samenleefden. Die harmonie is nu ver te zoeken, maar er zijn nog plaatsen zoals de Stormpolder waar goed en kwaad samenvloeien, het gif en het groen, mens en dier. En er is een bos met een ark. Daar droom ik graag weg bij visioenen van een rivierdelta waar volgens sommigen weer dolfijnen zullen spartelen en elanden huppelen.
Laatst opperde nota bene de gemeente Rotterdam om één stukje kade in de binnenstad te vergroenen. Er lag meteen iemand dwars, een gerenommeerde kunstenaar. ‘Stoere kades veranderen in een lieflijke wallekant’, schreef hij in een brief aan de gemeenteraad. ‘Zachtheid en de illusie van vrije natuur midden in de stad. Tjilpende vogeltjes in plaats van de herinnering aan hijskranen, cargadoors, volgeladen kades en stoere havenwerkers.’
Nee, makkelijk zal het niet zijn, maar er zijn kiertjes. Ook daarom wandel ik graag in het Stormpoldervloedbos. Als dit hier kan, op de giftigste, meest ontheiligde rivieroever, dan kan het toch overal?