Brief van de hoofdredacteur: Over journalistiek in tijden van Wilders en Musk
Overal ter wereld worstelen journalisten met de vraag: hoe om te gaan met de opkomst van anti-democratische politiek? Als existentieel gevaar bestrijden? Als gewone politiek verslaan? Het antwoord is niet eenvoudig, maar begint bij het besef dat de mens leeft in verhalen, gelogen of niet.
Sinds een tijdje krijg ik regelmatig pushberichten van X op mijn telefoon – en wel over de tweets van drie heren in het bijzonder: Elon Musk, Thierry Baudet en Geert Wilders.
Opmerkelijk, want ik volg ze geen van allen.
Hoe representatief deze ervaring is, weet ik niet. Wat ik wel weet: het illustreert de krankzinnige mediamacht die Elon Musk, sinds 2022 eigenaar van X (toen nog Twitter), onder zijn duim heeft. Met één druk op de knop kan hij een bericht op het scherm van miljoenen telefoons toveren. En met een draai aan het algoritme kan hij accounts belangrijker maken dan ooit – of naar de vergetelheid verwijzen.
En dat hij graag draait aan het algoritme, moge duidelijk zijn. Nadat hij eerst zijn eigen tweets voorrang had gegeven in de feeds van X,* gingen de sluizen steeds verder open voor conservatieve, rechtse en radicaal-rechtse content. Accounts en posts van (radicaal-)rechtse aard groeien sinds zijn overname als kool, ontdekte The Washington Post na uitvoerig dataonderzoek.* En dat was nog voordat Musk zelf livestreams organiseerde met Donald Trump, de voormalige president die nu in een bittere strijd om het Witte Huis is verwikkeld met tegenstrever Kamala Harris.
Aandacht geven is groot maken, negeren is bagatelliseren, bekritiseren is vooringenomen zijn, luisteren is normaliseren
Nu kun je twisten over de impact van sociale media op onze wereldbeelden en politieke voorkeuren, zeker is wel dat de invloed van populistisch en (radicaal-)rechts gedachtegoed overal ter wereld toeneemt. Van Marine Le Pen in Frankrijk tot de AfD in Duitsland, van Donald Trump in de VS tot Javier Milei in Argentinië, van Giorgia Meloni in Italië tot Geert Wilders op eigen bodem: overal wint een populistische en radicaal-rechtse stroming terrein.*
De opkomst van deze anti-democratische, anti-institutionele en xenofobe politiek stelt de journalistiek in al die landen voor fundamentele en soms zelfs existentiële vragen. En wel om twee redenen. Ten eerste heeft deze beweging het vaak gemunt op zaken waarvan de journalistiek zichzelf als ‘beschermer’ of ‘hoeder’ ziet: de democratie, de rechtsstaat, de feiten. Ten tweede gaat deze beweging bijna overal gepaard met een uitgesproken vijandigheid richting de journalistiek zelf – een instituut dat ze doorlopend als ‘vijandig’ of ‘nep’ wegzet.
Overal ter wereld worstelen journalisten dan ook met de vraag: hoe met deze politieke tendensen om te gaan? Als neutrale observant in beeld brengen? Als existentieel gevaar bestrijden? Als gewone politiek verslaan? Als leugens ontmaskeren? Als wil van (een deel van) het volk een podium geven? Als hoeder van democratische normen en waarden een podium ontzeggen?
De journalistiek zit, anders gezegd, voortdurend in allerlei spagaten: aandacht geven is groot maken, negeren is bagatelliseren, bekritiseren is vooringenomen zijn, luisteren is normaliseren – en ga zo maar door.
Dus, wat te doen?
Elke politieke stroming is in de kern een verhaal
Nu pretendeer ik hier niet hét antwoord op deze vragen te hebben. De spagaten hierboven zijn niet voor niets spagaten: als ze een simpele oplossing hadden, waren het geen echte dilemma’s geweest. Niettemin wil ik een poging doen de vraag te beantwoorden – niet in de vorm van oplossingen, maar in de vorm van een denkrichting.
Die denkrichting begint bij het besef dat elke politieke stroming, dus ook populistisch of radicaal-rechts, in de kern een verhaal is. En, nog belangrijker: dat verhalen niet waar, logisch of coherent hoeven te zijn om overtuigend, aantrekkelijk of geloofwaardig te worden.
Integendeel, de mensheid leeft al zolang ze op aarde rondloopt in ‘ficties’, zoals de Israëlische historicus Yuval Noah Harari het noemt,* ‘verhalen’ die mensen verzinnen en die zo de werkelijkheid betekenis geven en die werkelijkheid uiteindelijk zelfs vormgeven. Want als maar genoeg mensen een verhaal geloven, wordt het ‘werkelijk’ en ‘waar’. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal dat de wereld uit landen bestaat: dat is geen ‘feit’ in de wereld zelf, maar een verhaal dat wij onszelf vertellen – en dat verhaal is zo krachtig dat bijna niemand in de wereld eraan twijfelt of hij in ‘een land’ woont. Terwijl er vanaf de maan gezien geen land op aarde valt te ontdekken.
Zo geldt ook voor politieke verhalen dat ze niet waar zijn omdat ze de werkelijkheid weerspiegelen, ze worden werkelijk als (genoeg) mensen ze voor waar aannemen.
Het verhaal van populistisch en radicaal-rechts klinkt ongeveer zo: De wereld wordt geregeerd door een corrupte (linkse, liberale, globalistische) elite die het gemunt heeft op jouw vrijheid, jouw geld en jouw manier van leven. Het doel van deze elite is verbieden wat jij wilt, afpakken wat jij hebt en afkeuren wie jij bent, uit naam van gefabriceerde, door wetenschappers verzonnen en door journalisten verspreide ‘feiten’, ten faveure van minderheden die fundamenteel anders zijn dan jij. Eenmaal aan de macht pakken ze je gehaktbal, je vliegvakantie, je tradities, je woorden, je rechten, je inkomen, je identiteit af – en die geven ze aan de Ander (asielzoekers, moslims, immigranten, andere elites).
De oplossing hiervoor, zo gaat het verhaal verder: geef mij, de sterke man die het durft op te nemen tegen deze corrupte elite, de macht en ik zal ervoor zorgen dat de toekomst weer wordt zoals jij je het verleden herinnert.
Terug naar de tijd dat landsgrenzen problemen nog buiten de deur hielden; toen je buren er nog uitzagen zoals jijzelf en het land waarin je woonde nog ‘van jou’ was; toen hamburgers op de barbecue nog iets gezelligs waren, vliegen naar de zon nog iets verdiends en Sinterklaas nog gewoon een gezellig kinderfeest; toen het boerenleven er nog uitzag zoals in Boer zoekt vrouw, seksistische opmerkingen nog gewoon doorgingen voor grapjes en ‘negerzoen’ nog klonk als een lekkernij; toen wc’s nog gewoon in mannen en vrouwen waren onderverdeeld, net als werk en kinderen, poppen en autootjes; toen klimaatverandering nog geen feit was, biodiversiteit nog geen probleem en stikstof nog geen crisis.
Toen geluk, kortom, nog heel gewoon was – en jij, je land en je cultuur nog iets waren om trots op te zijn.
Make America Great Again. Take our country back. Nederland weer op één.
Verhalen hoeven niet te kloppen om te beklijven
Dit verhaal, dat ik eerder al typeerde als ‘nostalgisch nationalisme’, is op meerdere niveaus een gelogen verhaal. In de eerste plaats omdat het verwijst naar een mythisch verleden dat nooit echt heeft bestaan. Klimaatverandering door menselijke CO2-uitstoot is al sinds de industriële revolutie een feit. Het romantische boerenbestaan uit het populaire datingprogramma ligt al minstens een eeuw achter ons. En landsgrenzen zijn nooit werkelijk een slot op de deur voor welk probleem dan ook geweest.
Verhalen hoeven niet te kloppen om te beklijven. Of nog sterker: niet waar te zijn om werkelijk te worden
Een gelogen verhaal dus, ook omdat die beloofde ‘terugkeer’ simpelweg onmogelijk is. De BBB zal de industrialisatie van de landbouw niet keren (integendeel), zoals de klimaatscepsis van Forum voor Democratie of de PVV de opwarming van de aarde niet zal stoppen. En vraag maar aan de Britten of hun uittreding uit de EU de immigratie in hun land heeft verminderd. Het antwoord: nee, dat heeft ze niet.
Maar, gelogen of niet, het is wel een kráchtig verhaal. Verhalen hoeven namelijk niet te kloppen om te beklijven. Of nog sterker: niet waar te zijn om werkelijk te worden. Verhalen beklijven omdat ze appelleren aan een mengeling van emotie (verwoordt dit hoe ik me voel?), zelfbeeld (strookt dit met hoe ik mezelf zie?) en sociale validatie (denken mensen die ik vertrouw er ook zo over?). Minder relevant zijn feiten (klopt dit?), argumenten (is dit logisch?) of moraliteit (hoort dit zo?).
Het enige dat de geloofwaardigheid of aantrekkingskracht van verhalen werkelijk vermindert, zijn dan ook ándere verhalen. Zo heeft de westerse cultuur eeuwenlang in het verhaal geloofd dat de mens als onderdaan van God zich mocht verheugen op verlossing in een hiernamaals. Een verhaal dat aan kracht verloor door niet enkel het bestaan van God te ‘debunken’ of zijn Koninkrijk te vervangen door een evolutietheorie, maar door er een ander, groter verhaal tegenover te stellen: het verhaal van een betere wereld voor het nageslacht dankzij wetenschappelijke en technologische vooruitgang (een verhaal dat in de 21ste eeuw overigens weer piept en kraakt).
Zo geldt ook voor het politieke verhaal van populistisch en radicaal-rechts dat het enkel kan worden bestreden met andere verhalen. De vraag is dan: welke rol speelt de journalistiek daarin?
Bij De Correspondent vragen we ons af: welke journalistieke bloemen willen wij laten groeien?
Een eenduidig antwoord op die vraag is er niet. De NOS (‘Het nieuws van alle kanten’) geeft er een totaal ander antwoord op dan Vrij Nederland (‘Nu de politiek van onverdraagzaamheid en haat terug is van weggeweest, is waakzaamheid geboden’).* En dat is ook niet erg: de zogeheten pluriformiteit van de journalistiek is een groot goed – en haar grootste kracht. Laat duizend bloemen bloeien.
Toch denk ik dat in deze tijd sommige bloemen meer water verdienen dan ze nu krijgen. Bij De Correspondent vragen we ons dan ook voortdurend af: welke journalistieke bloemen willen wij laten groeien?
Zo is de journalistiek als controleur van de macht al zeker zeventig jaar staande praktijk, maar we zien onszelf meer dan ooit geconfronteerd met de vraag: waar ligt die macht precies? Ja, in Den Haag, op de Zuidas en in Washington – aan aandacht voor die machten dan ook geen gebrek. Maar in toenemende mate hebben we ons ook te verhouden tot nieuwe machten: van onzichtbare algoritmen tot alomtegenwoordige influencers, van taaie Brusselse bureaucratie tot verborgen geldstromen uit oliestaten, van populaire chatbots op onze telefoon tot totaal onbekende rederijen in de haven van Rotterdam.
Bij De Correspondent proberen we onze aandacht op dit soort nieuwe machten te richten, door bijvoorbeeld te schrijven over de onzichtbare wereld van de containervaart, de onderschatte en overschatte macht van technologie, de onderbelichte totstandkoming en invloed van Brusselse wetgeving, de buitensporige rol van cijfers in het onderwijs of de onbegrepen populariteit van goeroes en influencers.
Tegelijkertijd stellen we onszelf voortdurend de vraag: welke waarden willen we met onze journalistiek beschermen en versterken? Zonder vertrouwen, verdraagzaamheid en solidariteit is een vrije democratische samenleving als de onze niet mogelijk. En die waarden staan overal ter wereld onder druk. Meer dan ooit is het dus aan de journalistiek om het belang, de kwetsbaarheid en de noodzaak van die publieke waarden te tonen. Dat is geen stellingname tegen een bepaalde politieke partij of haar aanhangers, maar een stellingname vóór datgene waar wij allemaal onze vrijheid en welzijn aan te danken hebben: een democratische rechtsstaat met sterke publieke instituties.
Daarom schrijven we bij De Correspondent veel over het enorme belang van toegankelijke zorg,* onderwijs* en woningen,* de miskende waarde van het (vaak onbetaalde) werk van vrouwen in onze maatschappij,* de veelal onbegrepen manieren waarop armoede zich in een rijk land als Nederland manifesteert,* onze onzichtbare afhankelijkheid van de natuurlijke ecosystemen om ons heen* en het blijvende belang van opkomen voor kwetsbare minderheden.*
Vaak gaat het dan, zoals het de journalistiek betaamt, over de enorme problemen die we hebben. Over wat er ons als mensheid allemaal boven het hoofd hangt, zoals oorlogen, klimaatverandering en verlies van biodiversiteit. En over wat er misgaat in eigen land, bij de compensatie van toeslagenouders bijvoorbeeld, bij de gasschade in Groningen of bij de relletjespolitiek in Den Haag.
Dat het nostalgisch nationalisme overal voet aan de grond heeft gekregen, mag in die zin geen verrassing heten: het verlangen naar een niet-bestaand verleden wordt steeds begrijpelijker als het beeld van de toekomst steeds duisterder wordt. En ons beeld van de toekomst is weinig rooskleurig: er hangen ons talloze crises van ongeëvenaarde omvang boven het hoofd.
Daarom hechten wij in al onze journalistiek aan een constructieve blik. We vertellen je niet alleen over problemen, zoals in ons manifest staat geschreven, maar ook over wat we eraan kunnen doen. Want het is in deze tijd van crisis op crisis belangrijker dan ooit dat de journalistiek niet alleen vertelt wat er misgaat en wie daar schuld aan heeft, maar ook wat er goed gaat en wat we daarvan kunnen leren. Nieuws schetst meestal een wereld in verval – een wereld die cynisme en moedeloosheid kweekt. Constructieve journalistiek laat ook zien wat er beter kan en hoe we dat kunnen bereiken, zodat het verlangen naar een mythisch verleden kan plaatsmaken voor hoop op een betere toekomst.
Daarom schrijven we bij De Correspondent ook veel over vooruitgang in de breedste zin van het woord: over de enorme vlucht die duurzame energie wereldwijd inmiddels heeft genomen,* over het onterechte pessimisme dat ingebakken zit in de klimaatmodellen van het IPCC, over de groeiende consensus die onder onze gevoelde polarisatie ligt, over de krankzinnige effectiviteit van ogenschijnlijk triviale Europese regels, over het toenemende geluk van ouderen in onze samenleving, en over al die mensen in Nederland die niet afgehaakt maar juist betrokken zijn.
Dat wij dat al elf jaar lang kunnen doen op een onafhankelijk en advertentievrij journalistiek platform is een enorm voorrecht. Daarvoor zijn we jullie, onze leden, ontzettend dankbaar. Jullie stellen ons namelijk elke dag in staat diepgravend onderzoek te doen naar de grote thema’s van onze tijd. Dat doen we in de eerste plaats voor jullie, maar niet in de laatste plaats ook voor een groter belang.
Dank jullie wel.