Door deze vier maatschappelijke ontwikkelingen spelen kinderen niet buiten

Sanne Blauw
Correspondent Ouderschap

Buitenspelen is een onmisbaar onderdeel van je kindertijd – zou je zeggen. Toch speelt een op de vijf kinderen zelden of nooit buiten. Hoe kan dat? Ik vroeg het ouders en experts.

Als kind vond Lisette het heerlijk om in parkjes te spelen. Haar zoon van zeven mag ook naar het parkje in de buurt, maar daar mag hij wel alleen fietsen. ‘Er ligt ontzettend veel hondenpoep’, mailt ze me. ‘Tijdens het spel is dat amper te ontwijken.’ Afgezien van die tripjes naar het park, speelt haar zoon zelden buiten.

Buitenspelen brengt kinderen in beweging, het helpt bij hun motorische ontwikkeling en Het draagt ook nog eens bij aan hun weerbaarheid, zelfvertrouwen en sociale vaardigheden.

Buitenspelen is dus belangrijk, zeker nu het zowel fysiek als mentaal slecht gaat met de jonge generatie. en

Het lijkt zo eenvoudig: als kinderen meer buiten zouden spelen, zou het op al die fronten beter met ze gaan. Hoe kan dat?

Wat ouders me vertellen

Om daarachter te komen, plaatste ik afgelopen mei Lisette was een van de grofweg vierhonderd ouders die reageerden.

Wat me al gauw duidelijk werd uit de reacties: kinderen laten buitenspelen is niet zo eenvoudig als het lijkt. Tuurlijk, ze vinden het leuk en het is in principe gratis, maar er is een hele lijst obstakels.

Neem Lisettes zoon. Dat hij zelden buiten speelt, komt allereerst door een gebrek aan tijd: hij gaat vier dagen in de week naar de buitenschoolse opvang (BSO). ‘Daar wordt buitenspelen niet per se gestimuleerd’, schrijft Lisette. ‘Dus speelt hij vaak binnen en na een werkdag is er amper tijd om nog naar buiten te gaan.’ De vijfde middag is hij bij Lisettes ex en die speelt ook vaak binnen met zijn zoon.

Dan is er het verkeer. Lisettes zoon mag nog niet alleen naar school fietsen, want dan moet hij langs een ‘onoverzichtelijke oversteekplek’. Wel mag hij alleen naar de bibliotheek, naar het speeltuintje in de buurt en dus naar het vieze parkje. Maar veel speelmaatjes heeft hij niet, want doordat hij zoveel naar de BSO gaat, kent hij nauwelijks kinderen uit de buurt. 

Bovendien heeft Lisette last van angst. ‘Er zijn grotere groepen kinderen gesignaleerd bij een tunneltje net voorbij de onoverzichtelijke oversteekplek. Die schijnen kinderen en volwassenen te omsingelen en te bedreigen.’ En pas geleden is er iemand in Lisettes woonplaats overleden na een ruzie over een petje en een broek. ‘Nu ben ik totaal niet angstig opgevoed en heb ik zelf geen negatieve ervaringen gehad, maar deze verhalen hebben toch invloed op mij. Ik wil immers mijn kind beschermen.’

Ook in de reacties van andere ouders zie ik telkens een hele lijst van redenen langskomen. Naast tijd, verkeer en angst, wordt ook het gebrek aan sociale controle regelmatig genoemd. Kash groeide op in een achterstandswijk in Rotterdam. ‘De buitenwereld zag de wijk als onveilig door de drugsdealers die er af en toe rondliepen, maar qua gevoel en aantal incidenten was het voor mij en mijn buurtgenoten het veiligste hofje ooit. Iedereen kende elkaar en hield een oogje in het zeil.’

Maar nu ze met haar gezin in een ‘gemiddelde wijk’ woont, is dat anders. ‘Niemand kijkt op of om, al ligt er iemand te creperen, bij wijze van spreken. En er speelt hier niemand buiten. We kennen de buurtgenoten ook niet.’

Vier maatschappelijke ontwikkelingen

Wat zegt het over de samenleving dat een op de vijf kinderen niet of zelden buiten speelt? Om de particuliere ervaringen van ouders te ontstijgen, spreek ik stadsgeograaf Gerben Helleman.

Toen zijn dochter twaalf jaar geleden geboren werd, raakte hij geïnteresseerd in hoe kinderen de openbare ruimte gebruiken. Hij besloot onderzoek te doen naar aan De Haagse Hogeschool en

Net als de ouders die ik sprak, noemt ook Helleman een hele hoop obstakels, Ze zijn samen te vatten in vier ontwikkelingen.

Minder tijd

Kinderen gaan steeds meer naar de kinderopvang, zegt Helleman, omdat hun ouders werken. ‘Dus ze staan altijd onder semi-toezicht. Dat is niet wat kinderen zelf verstaan onder buitenspelen.’

Dan is hun vrije tijd ook nog eens ‘geïnstitutionaliseerd’, zegt hij. ‘Kinderen gaan naar een sportclub, muziekles, koranles of huiswerkbegeleiding. Zo blijft er steeds minder tijd over om vrij in de eigen woonbuurt te spelen.’

Als buurkinderen weg zijn, heeft dat ook gevolgen voor de kinderen die wel thuis zijn. ‘De belangrijkste reden voor kinderen om buiten te gaan spelen, is de aanwezigheid van andere kinderen. Dus als die speelkameraden er niet zijn, blijven ze zelf ook maar binnen.’

Minder plek

Door ‘verdichting’ blijft er op straat minder plek over voor kinderen. ‘De openbare ruimte wordt steeds voller: steden dijen uit en worden volgebouwd’, vertelt Helleman. ‘Daarnaast wordt de openbare ruimte steeds meer in gebruik genomen door onder andere fietsers, bestelbusjes, terrassen, auto’s en leenscooters.’

Speeltuinen staan ook nog eens onder druk, omdat buren klagen over geluidsoverlast. En als er al speelplekken zijn, dan zijn die vaak saai door strenge veiligheidsnormen en een gebrek aan budget. In zijn onderzoek vraagt Helleman kinderen van acht tot elf jaar foto’s te maken van de plekken waar ze spelen. ‘Daar zeggen ze altijd twee dingen over: speeltoestellen zijn niet uitdagend genoeg en ze lijken allemaal op elkaar.’

Meer angst

Dan is er nog de angstcultuur onder ouders, zegt Helleman. Angst voor verkeersongelukken, angst voor ongelukken op de speelplek zelf en angst voor wat andere mensen hun kind aan kunnen doen. ‘Tijdens gesprekken die ik voer met ouders, komt het onderwerp kidnapping altijd vanzelf op tafel.’

Al die angsten leiden tot een beschermde en gecontroleerde opvoeding, waardoor ouders hun kinderen minder vrijheid geven om buiten te spelen. ‘Dus nemen ze de kinderen mee naar afgeschermde en veilige plekken, zoals de bibliotheek, de binnenspeeltuin en het trampolinepark.’

Meer binnen

Terwijl het buiten saaier is geworden voor kinderen, is er binnen juist meer te doen door de digitalisering. ‘Ik kon vroeger alleen op bepaalde tijdstippen naar kinderprogramma’s op tv kijken. Nu kunnen kinderen dat op ieder moment van de dag en is er een enorm aanbod waar ze uit kunnen kiezen’, zegt Helleman. ‘Ook hebben veel kinderen tegenwoordig een eigen slaapkamer en meer speelgoed dan vroeger.’

Kinderen zijn, in de woorden van Helleman, ‘gedomesticeerd’ geraakt.

Een perfecte storm

Toen ik mijn oproep in mei plaatste, dacht ik dat ik ‘even’ een stuk zou schrijven over buitenspelen. Maar door gesprekken met ouders en experts zag ik: dit onderwerp gaat over wat het betekent om anno nu kind te zijn. En al die factoren – van schermtijd tot bescherming tot verkeer – vormen samen een perfecte storm, waardoor kinderen lastig buiten kunnen spelen.

Gelukkig zijn er ook lichtpuntjes. Want er zijn genoeg kinderen die wél kunnen buitenspelen, en ook van hun ouders hoorde ik. Redmar vertelt in een voice message dat hij sinds zijn verhuizing naar een doodlopende straat zijn kinderen nauwelijks nog ziet. Jeroen stuurt trots een foto van zijn dochter op een hoge stellage van stoelen en een ladder, waarbij hij vertelt dat hij en zijn partner minder beschermend proberen op te voeden. En Frank, vader van drie en projectleider van mailt dat hij een schans voor zijn deur had neergelegd, waar tienermeiden een kwartier lang overheen probeerden te rijden met hun fietsen.

Maar de verantwoordelijkheid voor buitenspelen ligt niet alleen bij de ouders. Daarvoor zijn die vier maatschappelijke ontwikkelingen – minder tijd, minder plek, meer angst, domesticatie – te groot. Ik wil uitzoeken hoe we een land kunnen creëren waarin alle kinderen buiten kunnen spelen, en wie daaraan mee moeten werken.

Ik schreef deze zomer al en En ik zal nog wel even over buitenspelen doorschrijven. Over gps-horloges bijvoorbeeld, en over speeltuinen in Nederland. of het nou persoonlijke ervaringen, mooie initiatieven of interessante onderzoeken zijn.

‘Tijdens het typen van dit bericht’, schrijft Lisette aan het eind van haar mail over haar zoon, ‘ging hij overigens prompt buitenspelen.’