Aan de hand van deze richtlijnen maakt Amerika in het geheim een terrorist van je
Bijna 700.000 mensen staan op een lijst waardoor ze niet Amerika in of uit mogen vliegen of bij een grensovergang intensief gecontroleerd mogen worden. Een lijst die hen aanmerkt als mogelijke terrorist. Maar hoe kom je op zo’n lijst, en hoe kom je er als onschuldige burger weer vanaf? Jeremy Scahill en Ryan Devereaux van The Intercept zagen de geheime richtlijnen in en komen tot een reeks schokkende ontdekkingen.
De regering-Obama heeft een aanzienlijke uitbreiding goedgekeurd van het systeem waarmee mogelijke terroristen op een watchlist worden geplaatst. Amerika heeft zodoende ingestemd met een geheime procedure waarbij noch ‘concrete feiten,’ noch ‘onweerlegbare bewijzen’ vereist zijn om een Amerikaan of een buitenlander aan te merken als terrorist. Dat staat in een belangrijk overheidsdocument dat in handen is van The Intercept.
Het document, de ‘March 2013 Watchlisting Guidance,’ is een dossier van 166 pagina’s dat vorig jaar is opgesteld door het National Counterterrorism Center. Daarin staan de geheime regels die de overheid hanteert voor het opnemen van individuen in de belangrijkste terroristendatabase, de ‘no fly’-list’ en de ‘geselecteerden’-lijst. Wie op die laatste lijst staat, loopt kans op extra controles op luchthavens en bij grensovergangen.
Zonder enig bewijs kunnen gecontroleerden nu als terrorist worden aangewezen. Ook machtigen de nieuwe richtlijnen één enkele functionaris van het Witte Huis om hele ‘categorieën’ mensen die door de overheid in de gaten worden gehouden op de ‘no fly’- of ‘geselecteerden’-lijst te zetten. Er kunnen zelfs overledenen op de lijsten worden geplaatst.
Hoe niet-geheim toch geheim blijft
Al sinds jaar en dag hebben zowel president Barack Obama als George Bush zich hevig verzet tegen het openbaarmaken van de criteria waarop namen in databases worden opgenomen, al zijn de richtlijnen officieel niet als ‘geheim’ geclassificeerd. In mei 2014 heeft minister van Justitie Eric Holder zelfs een beroep gedaan op de wet op de Staatsgeheimen om te voorkomen dat de richtlijnen omtrent watchlists openbaar zouden worden gemaakt in een rechtszaak die was aangespannen door een Amerikaan die op de no fly-list stond. In een beëdigde verklaring noemde Holder de richtlijnen een ‘wegenkaart’ voor het systeem waarmee de overheid terroristen volgt. Holder schreef ook: ‘De Watchlist Guidance is weliswaar officieel niet als geheim bestempeld, maar bevat informatie die aan de nationale veiligheid raakt en als die informatie bekend zou worden […] zou die de nationale veiligheid ernstig kunnen schaden.’
De richtlijn is achter gesloten deuren opgesteld door vertegenwoordigers van de inlichtingendiensten, de krijgsmacht en justitiële diensten van de VS, zoals de NSA, CIA, het Pentagon en de FBI. De logo’s van wel negentien overheidsdiensten sieren het omslag van het document, dat de volledigste en onthullendste blik biedt in de geheime geschiedenis van de lijsten van terreurverdachten van de overheid tot nu toe. Het onthult een verbijsterend en uiterst ingewikkeld systeem dat bol staat van uitzonderingen op de eigen regels. Een systeem dat gebaseerd is op het rekbare begrip ‘redelijke verdenking’ om te bepalen of iemand een mogelijke dreiging vormt. Omdat de overheid zowel ‘terreurverdachten’ als ‘bekende terroristen’ in de gaten houdt, kunnen mensen al op zo’n lijst terechtkomen als zij ervan worden verdacht een terreurverdachte te zijn of ervan worden verdacht dat ze omgaan met mensen die verdacht worden van terroristische activiteiten.
Bewijzen dat je onschuldig bent
‘In plaats van een blacklist te maken die zich beperkt tot feitelijk bekende terroristen, heeft de overheid een enorm systeem opgetuigd op basis van de onbewezen veronderstelling dat je kunt voorspellen dat een persoon in de toekomst een terreurdaad zal plegen,’ stelt Hina Shamsi, hoofd van het American Civil Liberties Union (ACLU). ‘Op basis van die gevaarlijke theorie zet de overheid in het geheim mensen op de zwarte lijst van terreurverdachten, waardoor die mensen voor de onmogelijke taak gesteld worden om te bewijzen dat ze onschuldig zijn aan een dreiging die ze nooit hebben uitgevoerd. Deze criteria hadden nooit geheim mogen zijn.’
De combinatie van wat onder terrorisme valt en een lage drempel om iemand als terrorist te bestempelen maakt het mogelijk om onschuldige mensen in de geheime sleepnetten van de overheid te strikken
De definitie van ‘terroristische’ activiteiten die in het document wordt gehanteerd, omvat ook acties die niets te maken hebben met bomaanslagen of kapingen. Naast te verwachten misdaden, zoals moordaanslagen of gijzelingen, definiëren de richtlijnen ook het vernielen van overheidseigendommen en het beschadigen van computers van financiële instellingen als activiteiten die een persoon op de lijst kunnen doen belanden. Ook wordt elke daad die bedoeld is om het overheidsbeleid te beïnvloeden door intimidatie, als terrorisme aangemerkt.
Deze combinatie – een brede definitie van wat onder terrorisme valt en een lage drempel om iemand als terrorist te bestempelen – maakt het mogelijk om onschuldige mensen in de geheime sleepnetten van de overheid te strikken. Het kan ook contraproductief werken. Als geld en mankracht worden ingezet om mensen te volgen die niet werkelijk een gevaar vormen voor de nationale veiligheid, zijn er minder middelen beschikbaar voor de echte bedreigingen, die daardoor misschien onopgemerkt blijven.
‘Als redelijke verdenking de enige norm is om iemand een etiket op te plakken, dan begeven we ons wel op een zeer hellend vlak, want dan kun je iedereen elk etiket opplakken,’ zegt David Gomez, een voormalige hooggeplaatste FBI-man die veel ervaring heeft met belangrijke terreuronderzoeken. ‘Als je in iemands telefoonboekje staat, ben je nog geen terrorist. Toch kun je dan op zo’n lijst terechtkomen.’
De persoonlijke gevolgen zijn groot
Het kan grote persoonlijke gevolgen hebben voor mensen die onterecht als terrorist worden bestempeld door de Amerikaanse overheid. Een overheid die de gegevens van de watchlists doorspeelt aan lokale overheidsdiensten, buitenlandse regeringen en ‘private partijen.’ Als de Amerikaanse overheid je eenmaal in het geheim het etiket terrorist of terreurverdachte heeft opgeplakt, hebben andere instellingen de neiging je als zodanig te behandelen. Dan kan het moeilijk worden om een baan te vinden (of zelfs maar op vrije voeten te blijven). Het kan omslachtig worden, of zelfs onmogelijk, om te reizen. Alledaagse contacten met de politie kunnen een beproeving worden.
In 2012 heeft Tim Healey, voormalig directeur van het Terrorist Screening Center van de FBI, voor CBS News beschreven hoe watchlists worden gebruikt door politiebeambten. ‘Als je te hard rijdt, word je aan de kant gezet en trekken ze je naam na. Als ze dan de naam van een terrorist of terreurverdachte tegenkomen, krijgen ze de melding dat ze het Terrorist Screening Center moeten bellen […] Nu weet die politieagent dus dat hij mogelijk te maken heeft met een terrorist of terreurverdachte.’ Het probleem is dan dat die ‘terrorist of terreurverdachte’ misschien gewoon een normale burger is die het niet verdient om als een bedreiging van de openbare veiligheid te worden behandeld.
Het groeiende aantal lijsten
Tot 2001 gaf de overheid geen prioriteit aan het opstellen van watchlists. Op 11 september van dat jaar bevatte de lijst van mensen die niet mochten vliegen niet meer dan zestien namen. Inmiddels is de no fly-list uitgedijd tot tienduizenden namen van ‘terroristen of terreurverdachten.’ En de overheid heeft nog meer databases aangelegd. De grootste daarvan is de Terrorist Identities Datamart Environment (TIDE), waarin gevoelige informatie over terrorisme afkomstig van militaire bronnen en inlichtingendiensten van over de hele wereld wordt opgeslagen.
Omdat het gaat om geheime informatie die niet breed mag worden verspreid, bestaat er nog een lijst, de Terrorist Screening Database, of TSDB. Daaruit zijn de geheime gegevens van TIDE verwijderd, zodat de overige informatie kan worden gedeeld. Wanneer overheidsfunctionarissen het hebben over ‘de watchlist,’ bedoelen ze meestal de TSDB. (TIDE valt onder verantwoordelijkheid van het National Counterterrorism Center; de TSDB valt onder het Terrorist Screening Center van de FBI).
Een woordvoerder van het National Counterterrorism Center heeft The Intercept in een verklaring meegedeeld dat ‘het systeem van watchlists een belangrijk onderdeel is van de diverse verdedigingslinies van de Verenigde Staten tegen toekomstige terroristische aanslagen’ en dat ‘het gebruik van watchlists voortdurend in ontwikkeling is om het hoofd te bieden aan een toenemende, diffuse dreiging.’ Hij voegde daaraan toe dat er voor Amerikaanse ingezetenen extra waarborgen gelden voordat ze op zo’n lijst terechtkomen. Dat zou nooit gebeuren omdat iemands activiteiten worden beschermd door het First Amendment. Een woordvoerder van het Terrorist Screening Center reageerde niet op een verzoek om commentaar.
Een padvinder van twee jaar oud
Het systeem krijgt al jarenlang kritiek. In 2004 beklaagde senator Ted Kennedy zich erover dat hij in vijf afzonderlijke gevallen niet aan boord van een vliegtuig mocht omdat zijn naam leek op het alias van een terreurverdachte. Twee jaar later wist CBS News de hand te leggen op de no fly-list en werd bekend dat ook de Boliviaanse president Evo Morales en de Libanese parlementsvoorzitter Nabih Berri op de lijst stonden.
Een van die lijsten wist ene Mikey Hicks ertussenuit te vissen, een padvinder die voor het eerst op een luchthaven werd gefouilleerd toen hij twee jaar was
Een van die lijsten wist ene Mikey Hicks ertussenuit te vissen, een padvinder die voor het eerst op een luchthaven werd gefouilleerd toen hij twee jaar was. Het zou niet bij die ene keer blijven. In 2007 bracht de inspecteur-generaal van het ministerie van Justitie een vernietigend rapport uit waarin ‘significante zwakheden’ in het systeem werden aangetoond. En in 2009, nadat het een Nigeriaanse terrorist was gelukt om aan boord te komen van een vlucht van Amsterdam naar Detroit en hij bijna een ‘onderbroekbom’ tot ontploffing had gebracht, ondanks het feit dat zijn naam op de TIDE-lijst stond, gaf president Obama toe dat er sprake was geweest van een ‘systeemfout.’
Obama hoopte dat zijn reactie op de ‘onderbroekbomaanslag’ een keerpunt zou zijn. In 2010 breidde hij de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de instanties die personen aandragen voor de lijsten aanzienlijk uit, waarbij hij druk uitoefende om meer namen toe te voegen. Zijn regering stelde ook nieuwe richtlijnen op voor de watchlists. De problemen bleken echter hardnekkig. In 2012 publiceerde de Amerikaanse Rekenkamer een rapport waarin botweg werd gesteld dat geen enkele instantie de verantwoording had om uit te zoeken ‘of aan watchlists gerelateerde selectie en doorlichting de gewenste resultaten opleveren.’ De richtlijnen werden in 2013 herzien en uitgebreid, en een bron binnen de inlichtingendiensten gaf een kopie daarvan aan The Intercept.
‘Concrete feiten niet vereist’
De vijf hoofdstukken en elf bijlagen van de ‘Watchlist Guidance’ laten zich lezen als een geheimzinnig handboek met een geheel eigen vocabulaire. Verschillende soorten gegevens over terreurverdachten worden aangeduid als ‘belastende informatie,’ ‘substantiële belastende informatie,’ ‘extreem belastende informatie’ en ‘specifieke belastende informatie.’ De namen van terreurverdachten worden verwerkt door een bureaucratisch systeem dat bestaat uit ‘bronnen,’ ‘voordragers,’ ‘verzamelaars,’ ‘selecteerders’ en ‘betrokken instanties.’
In de kern gaat het document over de regels die gehanteerd moeten worden bij het plaatsen van individuen op een watchlist. Volgens het document moeten ‘alle uitvoerende diensten en instanties’ informatie over terreurverdachten verzamelen en deze informatie delen met het National Counterterrorism Center. De drempel voor het opnemen van iemands naam op de lijsten – ‘redelijke verdenking’ – is laag en er worden allerlei vage, verwarrende of zelfs tegenstrijdige instructies gegeven over waar die drempel ligt. In het hoofdstuk ‘Minimaal substantiële belastende informatie’ – de titel is op zich al nauwelijks te doorgronden – verschaft de belangrijkste zin over redelijke verdenking weinig duidelijkheid:
‘Om te voldoen aan de norm van REDELIJKE VERDENKING, moet de VOORDRAGER op basis van het geheel aan omstandigheden afgaan op formuleerbare inlichtingen of informatie die, in combinatie met van die feiten afgeleide rationele conclusies, een redelijke grond leveren om vast te stellen dat een individu bekend staat als of verdacht wordt van of bewust gedrag heeft vertoond dat neerkomt op het voorbereiden, assisteren van of gerelateerd is aan TERRORISME en/of TERRORISTISCHE ACTIVITEITEN.’
De richtlijn doet geen moeite om een essentieel deel van deze passage, namelijk ‘formuleerbare inlichtingen of informatie’ nader te definiëren. Na eerst te hebben benadrukt dat ‘vermoedens’ nog geen redelijke verdenking opleveren en dat ‘er een objectieve, feitelijke grondslag moet zijn’ om iemand als terrorist aan te merken, wordt vervolgens gesteld dat concrete feiten niet vereist zijn:
‘Bij het vaststellen of er sprake is van REDELIJKE VERDENKING moet voldoende gewicht worden toegekend aan de specifieke redelijke conclusies die een VOORDRAGER mag trekken uit de feiten op basis van zijn/haar ervaring en niet op basis van ongegronde verdenkingen of vermoedens. Hoewel onweerlegbare bewijzen of concrete feiten niet vereist zijn, moet de verdenking, om redelijk te zijn, zo helder en zo volledig zijn als de omstandigheden toelaten.’
Hoewel de richtlijnen dus formeel gezien geen voordrachten toestaan die gebaseerd zijn op onbetrouwbare informatie, worden ‘niet bevestigde’ berichten op Facebook of Twitter expliciet beschouwd als voldoende grond om iemand op een van de watchlists te plaatsen. ‘Informatie uit een enkele bron,’ stelt de richtlijn, ‘inclusief maar niet beperkt tot die van “passanten” of “briefschrijvers” of berichten op sociale media moet echter niet automatisch worden genegeerd […] de VOORDRAGENDE INSTANTIE moet de geloofwaardigheid van de bronnen natrekken, alsmede de aard en mate van gedetailleerdheid van de informatie in beschouwing nemen, en overgaan tot voordragen zelfs als de bron niet bevestigd kan worden.’
De mazen in de richtlijnen
Er zitten nogal wat mazen in de richtlijnen, waardoor mensen toch op watchlists kunnen worden geplaatst. Zelfs als er geen sprake is van een ‘redelijke verdenking.’ Een van die mazen wordt helder omschreven: de directe verwanten van terreurverdachten – hun echtgenoten, kinderen, ouders en broers of zussen – mogen ook op een watchlist worden geplaatst, zonder dat er enige verdenking bestaat dat deze mensen zich met terroristische activiteiten bezighouden. Een andere maas is breder: ‘gerelateerde personen’ die een duidelijke relatie hebben met een terreurverdachte, maar van wie niet bekend is dat ze betrokken zijn bij terroristische activiteiten. Een derde uitzondering is nog breder: individuen die ‘mogelijk samenhangen’ met terrorisme, maar over wie niet genoeg ‘belastende informatie’ bestaat om aan de norm van ‘aanmerkelijke verdenking’ te voldoen.
In een recente rechtszaak heeft de overheid onthuld dat er in 2013 486.749 verdachten zijn voorgedragen, waarvan ongeveer 1 procent niet op de lijst terecht is gekomen
Zowel Amerikanen als buitenlanders kunnen worden voorgedragen voor de watchlists als ze in verband worden gebracht met een terreurgroep, ook als die groep niet door de Amerikaanse overheid als een terroristische organisatie is aangemerkt. Zij kunnen ook worden behandeld als ‘vertegenwoordigers’ van een terreurgroep, zelfs als zij ‘geen lid zijn van of banden hebben met de organisatie.’ De richtlijn merkt behulpzaam op dat bepaalde verbanden, zoals schoonmaakwerk of het bezorgen van pakjes bij verdachten, geen gronden opleveren om op een watchlist te worden geplaatst.
In het voordrachtsysteem lijken zinvolle controles en tegenwichten te ontbreken. Hoewel overheidsfunctionarissen bij herhaling hebben gezegd dat er een strakke procedure bestaat om ervoor te zorgen dat niemand ten onrechte in een van deze databases terechtkomt, erkent de richtlijn dat alle voordrachten tot ‘bekende terroristen’ als terecht worden beschouwd tenzij het National Counterterrorism Center bewijs heeft van het tegendeel. In een recente rechtszaak heeft de overheid onthuld dat er in 2013 486.749 KST’s (Known or Suspected Terrorists) zijn voorgedragen, waarvan er slechts 4.915 niet op een lijst terecht zijn gekomen, ofwel ongeveer 1 procent. De richtlijn lijkt het juridische principe van een normale rechtsgang om te keren door deze voordrachten als ‘waarschijnlijk gegrond’ te beschouwen.
De profilering van categorieën mensen
Waar het voordrachtproces op papier nog een zekere methodiek lijkt te hebben, bestaat in de praktijk een manier om het hele systeem te omzeilen. Die staat bekend als een ‘op dreiging gebaseerde versnelde upgrade’ en geeft één enkele functionaris van het Witte Huis de eenzijdige bevoegdheid om hele ‘categorieën mensen’ vanuit de database op te schalen naar de no fly-list of de ‘geselecteerden’-lijst. Dat kan, volgens de richtlijn, als er sprake is van een ‘specifieke dreiging’ die aangeeft dat een bepaald type individu zou kunnen overgaan tot een terreurdaad. Deze uitzonderlijke macht tot ‘categoraal op watchlists zetten’ – ook wel ‘profileren’ genoemd – is toegekend aan de assistent van het hoofd van Homeland Security, een positie die vroeger werd bekleed door CIA-directeur John Brennan en niet door de Senaat hoeft te worden goedgekeurd.
De reglementen geven niet aan welke ‘categorieën mensen’ tot nu toe zijn opgeschaald op basis van vermeende dreiging. Zo is het bijvoorbeeld niet duidelijk of zo’n categorie zo breed kan zijn als bijvoorbeeld ‘soldaten uit Jemen.’ Uit de richtlijn blijkt wel duidelijk dat Amerikaanse staatsburgers en mensen met een verblijfsvergunning eronder kunnen vallen, ook al moet hun status dan wel door overheidsfunctionarissen in een ‘versnelde’ procedure worden beoordeeld. Zo’n ‘upgrade’ kan 72 uur in stand blijven voordat die door een kleine commissie van hogere ambtenaren wordt geëvalueerd. Als die commissie goedkeuring geeft, kan de upgrade dertig dagen geldig blijven voor hij weer verlengd moet worden, maar hij kan ook blijven gelden ‘tot de dreiging niet langer aanwezig is.’
‘Binnen het geheel van watchlist-criteria dat vergeven is van de uitzonderingen die regels vreten, is dit wel de uitgebreidste en zeker een van de zorgwekkendste uitzonderingen,’ zegt ACLU-jurist Shamsi. ‘Bureaucraten kunnen in het geheim vrijwel niet genormeerd gezag uitoefenen dat specifieke, negatieve gevolgen heeft voor hele categorieën mensen.’
Het National Counterterrorism Center wilde niet ingaan op details over de bevoegdheid.
Dit wordt allemaal verzameld
De richtlijn verschaft wel de tot nu toe duidelijkste uitleg over wat er gebeurt wanneer Amerikanen of buitenlanders op luchthavens of bij grensovergangen door overheidsbeambten apart worden genomen. Hoofdstuk vijf, getiteld ‘Confrontatiemanagement en Analyse,’ geeft bijzonderheden over het soort informatie waarop gericht wordt gezocht tijdens ‘confrontaties’ met mensen die op een watchlist staan en over de verschillende organisaties die de gegevens moeten verzamelen. Homeland Security handelt de meeste confrontaties af, maar ook andere organisaties variërend van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de kustwacht tot buitenlandse overheden en ‘bepaalde private partijen,’ zijn betrokken bij het samenstellen van ‘confrontatiepakketten’ wanneer mensen die op een watchlist staan hun pad kruisen. De confrontaties kunnen lijfelijk zijn, maar kunnen plaatsvinden wanneer iemand die op een watchlist staat een visum aanvraagt - digitaal dus.
Ziektekostenverzekering, medicijngebruik, mobieltjes, e-mailadressen, verrekijkers, bleekwater, bankrekeningnummers, loonstrookjes, genoten opleidingen, parkeerboetes en snelheidsovertredingen, en ‘Gevraagd’-advertenties
Naast het verzamelen van gegevens als vingerafdrukken, reisschema’s, documenten ter legitimatie of wapenvergunningen, sporen de richtlijnen onderzoekers ook aan om te letten op ziektekostenverzekering, medicijngebruik, ‘elke soort kaart met een magneetstrip (hotelkamersleutels, kortingskaarten, cadeaukaarten),’ mobieltjes, e-mailadressen, verrekijkers, bleekwater, bankrekeningnummers, loonstrookjes, genoten opleidingen, parkeerboetes en snelheidsovertredingen, en ‘Gevraagd’-advertenties. Digitale informatie waar de belangstelling naar uitgaat omvat profielen op sociale media, contactlijsten van mobieltjes, snelkeuzenummers, beelden van laptops, usb-sticks, iPods, e-readers en camera’s. Al die informatie wordt vervolgens opgeslagen in de TIDE-database.
De ‘selecteerders’ moeten ook gegevens verzamelen over ‘broekzakrommel,’ duikapparatuur, elektronische tolpasjes, bibliotheekpasjes, en de titels van de boeken die mensen bij zich hebben, plus informatie over de toestand van die boeken. Ook visitekaartjes en congresmateriaal verdienen aandacht, evenals ‘alles met een rekeningnummer’ en informatie over goud of juwelen die gedragen worden door het individu op de watchlist. Zelfs bijzonderheden over huisdieren verkregen via de dierenarts of geïmplanteerde chips wordt opgevraagd. De richtlijn spoort ook aan tot het verzamelen van biometrische of biografische gegevens van de reisgenoten van individuen op watchlists.
Hoe haal je een overledene van de lijst?
De Amerikaanse overheid heeft veel kritiek gekregen omdat zij het mensen onmogelijk maakt om erachter te komen waarom zij op een watchlist zijn geplaatst en omdat zij het bijna onmogelijk maakt er weer af te komen. De richtlijn stelt dat ‘het beleid van de Amerikaanse overheid is om te bevestigen noch te ontkennen of iemand op een watchlist staat.’ De rechter heeft echter aanstoot genomen aan dit officiële stilzwijgen en traineren: in juni heeft een federale rechter het geheime beleid rond het schrappen van iemands naam van de lijsten omschreven als ongrondwettelijk en ‘volkomen ineffectief.’
Hoe moeilijk het is om van de lijst geschrapt te worden, blijkt eens te meer uit een passage in de richtlijn waarin staat dat iemand op de watchlist kan blijven, of zelfs alsnog erop kan worden geplaatst, als diegene is vrijgesproken van een aan terrorisme gerelateerd misdrijf. De richtlijn rechtvaardigt dit met de opmerking dat een veroordeling door een Amerikaanse rechter gebaseerd moet zijn op bewijzen waarover geen gerede twijfel bestaat, terwijl het plaatsen op een watchlist alleen maar een redelijke verdenking vereist. Als die verdenking eenmaal bestaat, kan zelfs het oordeel van een jury die niet opheffen.
Zelfs overlijden is geen garantie dat iemand van de lijst wordt afgehaald. De richtlijn stelt dat de namen van overledenen op de lijst blijven staan als er gronden zijn om aan te nemen dat de identiteit van de overledene kan worden gebruikt door een andere terreurverdachte, wat door het National Counterterrorism Center een ‘bewezen terroristische tactiek’ is. Het is zelfs zo dat de regels op diezelfde gronden toestaan dat overleden echtgenoten van terreurverdachten op de lijst worden geplaatst nadat ze zijn overleden.
Je weet nooit of je eraf bent gehaald
Voor de levenden is het proces om van de watchlist af te komen eenvoudig, maar ondoorzichtig. Zij kunnen een klacht indienen bij het Traveler Redress Inquiry Program van Homeland Security. Dan volgt een interne evaluatie, die niet onder het toezicht valt van een rechtbank of enige instantie buiten de gemeenschap van terrorismebestrijders. Die evaluatie kan ertoe leiden dat iemand van een watchlist wordt verwijderd of dat zijn of haar status wordt gewijzigd. Toch krijgt diegene niet te horen of hij of zij gelijk heeft gekregen. Uit de richtlijn blijkt een van de redenen waarom het zo moeilijk is om van de lijst af te komen: als meerdere diensten informatie hebben aangedragen over iemand op de watchlist, moeten al die instanties akkoord gaan om iemand van de lijst af te voeren.
Wanneer een Amerikaanse staatsburger op de no fly-list wordt geplaatst tijdens verblijf in het buitenland en daardoor geweigerd wordt op een vlucht naar de VS, moet diegene zich volgens de richtlijn tot de dichtstbijzijnde Amerikaanse ambassade of consulaat wenden. Volgens de regels kunnen deze individuen eenmalig toestemming’ krijgen om te vliegen, hoewel hun niet wordt meegedeeld dat ze op een dergelijke toestemming vliegen. Eenmaal terug in de Verenigde Staten kunnen ze niet meer aan boord van een ander vliegtuig komen.
In de richtlijn staat dat ‘voordragende’ instanties ‘de blijvende plicht hebben’ om ontlastende informatie te verschaffen als die zich aandient. Er wordt aan toegevoegd dat de instanties geacht worden om jaarlijks te evalueren of Amerikaanse staatsburgers of mensen met een verblijfsvergunning nog terecht op een watchlist staan. Het is niet duidelijk of buitenlanders – of overledenen – met dezelfde frequentie worden geëvalueerd. Zoals de richtlijn opmerkt: ‘Het opstellen van watchlists is geen exacte wetenschap.’
Dit artikel is geschreven door Jeremy Scahill en Ryan Devereaux. Het verscheen op 23 juli jongstleden in The Intercept. Het is vertaald door Leo Reijnen.