Wat zijn de gevolgen van tien jaar tech in het onderwijs? Remco Pijpers kan het weten
Tien jaar geleden was het geloof: als we in het onderwijs de mogelijkheden van digitale technologie benutten, dan komt het wel goed. Sinds een aantal jaren loopt dat denken barsten op, ziet expert Remco Pijpers.
‘Heb je Remco Pijpers al gesproken?’
Die vraag kreeg ik afgelopen weken regelmatig wanneer ik experts interviewde over de digitalisering in het onderwijs, en in het bijzonder over de invloed van leerlingvolgsystemen als Magister en Somtoday.
Ik had juist m’n best gedaan Remco Pijpers nu eens níét te spreken. Sterker nog: ik had Remco Pijpers gevraagd of hij misschien collega’s had die ik zou kunnen spreken. Want Remco Pijpers sprak ik jaren geleden ook al voor een artikel over programmeeronderwijs, laatst hoorde ik hem nog op de radio over AI en surveillance op school, en ook het Jeugdjournaal weet hem tegenwoordig te vinden.
Ik wilde weleens iemand anders spreken.
Niet dat Remco Pijpers geen verstand van zaken heeft. Hij is al jaren strategisch adviseur digitale geletterdheid en ethiek bij Kennisnet, dé publieke organisatie die scholen ondersteunt bij de inzet van ICT. Hij spreekt zich ook al jaren uit over de vanzelfsprekendheid en het hoge tempo waarmee digitale technologieën de afgelopen decennia de scholen werden binnengebracht, zonder besef van de mogelijke impact op leerlingen, leraren en het lesgeven.
Hoe kun je als journalist die schrijft over digitalisering in het onderwijs om Remco Pijpers heen?
Niet, aldus alle mensen die ik interviewde die niet Remco Pijpers waren.
Dus interviewde ik Remco Pijpers. Over het smartphoneverbod, de meerwaarde van de docent en de – niet-bestaande – Inspectie van Onderwijstechnologie.
Je wordt genoemd!
‘Ik ben een moderne versie van prof. dr. ir. Akkermans – niet te missen.’
Je gaat ook al een tijdje mee. Hoe heb je het denken over digitalisering in het klaslokaal de afgelopen jaren zien veranderen?
‘Tien, vijftien jaar geleden kwamen vooral de mogelijkheden van digitale technologie in de klas in zicht. Zo van: hoe kunnen we apps, laptops en de iPad inzetten om het onderwijs te verbeteren? Als we de mogelijkheden van technologie benutten – was het geloof – dan komt het wel goed. Sinds een aantal jaren loopt dat denken wat barsten op.’
Welke barsten zie je?
‘Het smartphoneverbod laat bijvoorbeeld mooi zien hoe “kleverig” technologie is: je drukt op de ene knop, die gaat op uit, en er springt iets anders op. Scholen weren telefoons uit de klas, en tegelijkertijd zien we dat leerlingen nu afleiding op hun laptop zoeken. Dus willen scholen “monitorsoftware” installeren, waarmee een docent op zijn computer kan zien of leerlingen op hun laptop wel bezig zijn met hun schoolwerk – met alle ethische spanningen van dien. Vlak voor de vakantie belde een directeur Bedrijfsvoering van een school me op. Zij zei: “Onze ICT’er wil dit gaan doen en mij wordt gevraagd om het uit te voeren, maar ik vraag me af: móéten we dit wel doen?”’
Technologie is een spiegel, waarin we zien hoe we voor kinderen en leerlingen zorgen
‘Het publieke debat gaat voor een deel nog steeds over technologie minimaliseren, grenzen stellen. Het smartphoneverbod is daar een voorbeeld van. Nu is het zaak te voorkomen dat dat doorslaat. Het is een illusie te denken dat verbieden ook meteen de oplossing is voor de zaken waar we tegenaan lopen. Je trekt een grens door paal en perk te stellen aan smartphonegebruik bij jongeren, maar er gaat daardoor ergens anders een beerput open.’
Zie je techbedrijven als de boeman?
‘Technologie is een spiegel, waarin we zien hoe we voor kinderen en leerlingen zorgen en hoe we onze verantwoordelijkheid daarin zien.’
Wat zien we in die spiegel? Zit daar ook een barst in?
‘Verantwoordelijkheid wordt tegenwoordig ingevuld als controleerbaarheid. Dus je moet het kunnen aflezen. Kunnen meten. Uit grafieken kunnen uitlezen. “Leren” is centraal komen te staan in het onderwijs, ook al vóór de komst van nieuwe technologieën. Het is niet zo dat technologie dat allemaal heeft veroorzaakt, maar dat denken komt wel sterk terug in het digitale. Niet voor niets heten de toepassingen van Microsoft binnen Teams de “leerversnellers”. Die taal zegt heel veel.’
Hoort leren dan niet centraal te staan in het onderwijs? Wat gaat daarmee verloren?
‘Neem deze video van een Amerikaans tv-journaal over de Reading Coach van Microsoft met AI. Die digitale coach geeft door middel van AI terug aan leerlingen wat ze hebben te verbeteren.’
‘Je ziet de leraar in het lokaal rondlopen als coach die leerlingen vertelt: heel goed, schouderklopje! Die leerlingen zitten allemaal voor hun computer te oefenen, in samenspraak met het algoritme. De overtuiging die daarachter schuilgaat, is dat de leraar niet meer nodig is. Of ja, alleen in de begeleiding van leerlingen die individueel tot betere prestaties komen. Prestaties die we kunnen vatten in een grafiek met progressie, met cijfers, met statistieken.’
‘Het is niet gezegd dat dat geen waarde heeft, alleen je kunt daar wel in doorslaan. Ik vind dat filmpje zelf een goed voorbeeld van hoe we kunnen doorslaan in het wegzetten van de leraar als iemand die kinderen vooral vanaf de zijlijn helpt.’
‘Het hele zintuiglijke, niet-digitale, verliest daarmee aan waarde. Onderwijs gaat ook over iets wat niet per se iets moet opleveren. Het zit hem niet alleen in de stof die je overbrengt, maar ook in hoe je die stof overbrengt. De Duitse pedagoog Klaus Prange heeft het over “zeigen”, pointing. Dus: hoe belangrijk het is dat je leerlingen wijst op dingen die je belangrijk vindt, waarvan je hoopt dat het leerlingen raakt. Joris Vlieghe, pedagoog verbonden aan de KU Leuven, heeft het in zijn boek Wat een leraar tot leraar maakt ook over het belang van de leraar als iemand die laat zien wat hij of zij belangrijk vindt.’
‘Dat pedagogische – waar ik meer van ben – lijkt tegenwoordig soms bijzaak. Terwijl we juist vaker op die pedagogische manier naar onderwijs zouden moeten kijken: is de overtuiging die schuilgaat achter deze technologie ook onze overtuiging? Technologie is geen neutraal verlengstuk. Het heeft impact in het klaslokaal, op leerlingen, op leraren.’
En als het gaat om leerlingvolgsystemen als Magister en Somtoday? Wat spiegelen die technologieën ons voor?
‘Een vriend van mij is net met pensioen, maar was docent Nederlands. Hij zei: “Ik had één leerling die steeds te laat kwam, en dan gelijk drie kwartier te laat. Dat neem ik dan op in Magister. Maar de derde keer kwam hij vijf minuten te laat. Toen dacht ik: ik knijp een oogje dicht, want ik zie vooruitgang en ik wil hem een steuntje in de rug geven. Dus ik noteerde niks. Maar een collega van hem laakte dat gedrag. Die zei: “Nee, als hij te laat is, dan is hij te laat. Want we worden erop aangesproken door de schoolleider om alles netjes bij te houden.”’
Je moet vooraf het gesprek voeren over wat wenselijk en onwenselijk is. Dat kost tijd
‘Waar je als leerling eerder een standje kreeg van de conciërge of leraar als je te laat kwam, wordt het nu genoteerd in het systeem. Het nadeel van het systeem is dat andere docenten er ook in kunnen kijken, en dat bepaalt hun kijk op leerlingen – en niet altijd ten gunste van die leerling. Hoe behoud je een open blik in het kijken naar leerlingen, en wat betekent dat voor hoe je het systeem inricht? Ik heb de indruk dat we heel snel extra mogelijkheden aan systemen toevoegen waarin we dingen willen vastleggen, soms met alle gevolgen van dien.’
Zoals?
‘Een paar jaar geleden had ik een gesprek met zes mbo-studenten en een bestuurder over dataficatie. De bestuurder zei: wij willen meer data over jullie verzamelen, om jullie beter aan een diploma te kunnen helpen. De ethische vraag was: mogen we meer over jullie weten om datagedreven onderwijs te kunnen organiseren? “Dan kunnen we beter inspringen op waar jullie mee zitten”, zei de bestuurder.’
‘En die studenten antwoordden eerst: “We hebben niks te verbergen en we willen graag een diploma. Dus dat is helemaal goed, doe wat je niet laten kunt!”’
‘Maar na ruim een uur viel er een kwartje. Toen begonnen ze door te krijgen: dus jullie kunnen het dan zien wanneer we in het schoolsysteem in- en uitloggen? En als we te weinig in het systeem zitten, krijgen jullie daar vervolgens een signaal van? “Ja,” zei die bestuurder, “maar alleen omdat we jullie dan kunnen helpen. Dan kunnen we vragen: gaat alles wel goed met je?”’
‘Toen ging er bij al die studenten een knopje om. Uiteindelijk was de conclusie: nee, jullie mogen niet alles over mij weten, tenzij wij ook alles over jullie mogen weten.’
‘Zo’n gesprek over ethiek moet je voeren voordat technologie wordt ingevoerd. Niet pas als al besloten is dat die wordt ingevoerd, want dan is het ethics washing – zoals dat heet. Je gaat iets hoe dan ook doen, maar misschien kunnen we er nog een beetje aan draaien. Je moet vooraf het gesprek voeren over wat wenselijk en onwenselijk is. Dat kost tijd. Dat kost moeite. En die tijd hebben we niet en die moeite willen we vaak ook niet doen.’
Ik vroeg leerlingen wat ze zouden willen verbeteren aan Magister of Somtoday. Zij zeiden: ‘Wij willen pushnotificaties wanneer er een cijfer online komt, want dan hoeven we niet voortdurend de app te refreshen.’ Zouden ze andere dingen zeggen als ik langer met hen zou praten?
‘Uit onderzoek blijkt dat het voor kinderen en jongeren normaler is geworden dat ze gevolgd worden. En dat ze daar niet altijd problemen mee hebben. Dat ze het oké vinden dat hun ouders zien waar ze zijn. Wij denken nu misschien: god, dat zou je niet moeten willen. Maar het kan best zo zijn dat leerlingen van nu steeds minder moeite hebben met die surveillance.’
‘Tegelijkertijd vind ik het moeilijk te accepteren dat kinderen daarin meegaan. Ik denk dat kinderen grenzen hebben en dat je je best moet blijven doen om, misschien in lijn met de kinderrechten, uit te zoeken waar die grenzen precies liggen – om ze vervolgens te kunnen respecteren. Ook die mbo-studenten hadden aanvankelijk geen moeite met het delen van data, totdat ze doorhadden wat dat betekende.’
Op LinkedIn schreef je dat er een Inspectie van Onderwijstechnologie zou moeten komen.
‘Ik ben niet voor het oprichten van een nieuw instituut, maar ik denk wel dat er iets van controle zou moeten zijn op materialen, lesmiddelen en digitale technologieën. Dat wordt nu helemaal aan de gebruiker overgelaten. Je zou willen dat daar wat meer toezicht op is, want je kunt dat niet van scholen verwachten – zeker niet van de kleintjes. Nu is het vaak van: scholen, denk goed na voordat je kiest! Maar soms kies je iets en komt er van alles mee, als een paard van Troje. Hoe zorg je ervoor dat je enige vertraging inbouwt als er weer iets op de markt komt, of dat nu een update is van Magister of een volgende versie van OpenAI?’
Dan moeten al die scholen Remco Pijpers bellen.
‘Nee, het moet niet van individuen afhangen.’