Eindelijk: een boek waardoor kinderen die seksueel zijn misbruikt zich minder eenzaam voelen
Statistisch gezien kennen we allemaal wel een kind dat is misbruikt. De eenzaamheid van zo’n zwaar geheim is waar kinderen het meeste last van hebben. Dit nieuwe prentenboek is een medicijn daartegen, en geeft omstanders een inkijkje in hun belevingswereld.
Stel je voor: je bent elf jaar en je draagt een groot geheim met je mee. Of dat een leuk geheim is of een niet-leuk geheim, dat weet je niet altijd zeker. Maar dit weet je wel: je durft het aan niemand te vertellen.
Tot je op school met je klas naar een aflevering* van Het Klokhuis kijkt, met de titel ‘Je lijf is van jou’. Het gaat over hoe iemand je kan overladen met aandacht en complimenten. Over hoe je zo iemand kunt gaan vertrouwen en hoe ingewikkeld het dan is als diegene vervolgens seksuele dingen van je wil.
Je schrikt. Je herkent dit verhaal. Dit gaat over jouw geheim. En in deze aflevering hoor je voor het eerst dat wat diegene bij jou doet niet mag. Dat het niet jouw schuld is als dat wel gebeurt. En dat je het aan iemand mag vertellen die je kan helpen, zodat het stopt.
Deze kinderen hebben ondertiteling nodig
Dit is de ervaring van een dapper meisje, ergens in de buurt van Amsterdam. Door de Klokhuis-aflevering kon ze thuis tegen haar ouders zeggen: die aflevering gaat over mij. Met als gevolg dat het misbruik stopte. En dat de dader werd opgepakt en veroordeeld* voor niet alleen het misbruik van dit meisje, maar van nog minstens tien andere meisjes onder de twaalf jaar.
Statistisch gezien zit in iedere basisschoolklas één kind dat seksueel wordt of is misbruikt. Kijk je naar middelbareschoolklassen met 16-jarigen, dan zijn het er tweeënhalf tot drie. Of die schoolklas in de stad staat of op het platteland, op een school met religieuze of seculiere identiteit, in een rijke of armere buurt, of in welke etnische gemeenschap dan ook – het maakt geen of nauwelijks verschil. Onderzoek wijst ook uit dat kinderen die seksueel worden misbruikt er gemiddeld dertien jaar over doen om erover te vertellen.
We kennen dus allemaal kinderen die dit hebben meegemaakt; vaak zonder het te weten. Wat hebben zij nodig? ‘Ondertiteling’, zegt Iva Bicanic, directeur van het Centrum Seksueel Geweld. Als psycholoog behandelt ze zelf kinderen die seksueel zijn misbruikt. ‘Kinderen hebben geen woorden voor het misbruik. En als zij van anderen ook geen woorden krijgen die passen bij wat ze meemaken, wordt het voor hen heel moeilijk om misbruik te herkennen of erover te vertellen.’
De eenzaamheid is het zwaarst
En dus schreef Bicanic die ondertiteling, in de vorm van een prentenboek: Charlie. Een boek over aanraken en aanzitten . Ze werkte samen met Pieter Melsen, een begenadigd illustrator én zedenrechercheur, gespecialiseerd in kindgesprekken.
‘Er zijn vele vormen van geweld’, zegt Bicanic, ‘maar wat seksueel misbruik kenmerkt is dat het in het geheim gebeurt. Niemand mag het weten. Daarom is de kern van seksueel misbruik wat mij betreft eenzaamheid. Diepe, diepe eenzaamheid.’
Om het boek niet alleen te funderen op eigen expertise en ervaring, vroegen Bicanic en Melsen naar de ervaringen van bijna driehonderd volwassenen die als kind zijn misbruikt. ‘Op de vraag wie of wat hen had geholpen in die tijd, antwoordde 90 procent: niemand’, vertelt Bicanic.
Dit gaat over mij
Charlie gaat over een jongetje dat graag buitenspeelt met zijn zusje, en dikke vrienden is met zijn buurman Jan. Jan komt kijken bij zijn voetbalwedstrijden en helpt Charlie om het modelvliegtuig dat hij voor zijn verjaardag heeft gekregen in elkaar te zetten. Niemand vindt het dan ook gek als Jan voorstelt om een nachtje met Charlie te gaan kamperen, zodat ze het vliegtuig kunnen uitproberen op het topje van een hoge berg. Maar ’s nachts, als Charlie slaapt, merkt hij dat Jan bij hem in bed komt liggen en onder de dekens aan hem zit. Charlie verstijft. Hij doet net alsof hij slaapt. Tijdens een volgend kampeeruitje telt Charlie de bloemetjes op het gordijn van de caravan. Zijn knuffel houdt hij stevig vast.
Dit verhaal is een goed voorbeeld van hoe kindermisbruik vaak gaat. Hoewel ‘enge mannen in de bosjes’ ook soms voorkomen, zijn plegers in 85 procent van de gevallen juist een bekende van het kind. In het onderzoek van Bicanic en Melsen werd de vraag gesteld wat de respondenten vroeger voelden voor de pleger. Eén groep gaf omschrijvingen die je verwacht: walging, haat, angst. Maar er waren ook respondenten die zeiden: ‘ik keek tegen de pleger op’, of ‘ik vond het zielig’. Maar verreweg de grootste groep zei: ‘de pleger was mijn beste vriend’.
Het boek Charlie is nu een maand uit. Bicanic heeft het aan veel kleine en grote kinderen laten lezen in haar spreekkamer. Voor ondertiteling. De beleving van Charlie geeft herkenning en erkenning: ook omdat het personage Charlie niet negatief denkt over Jan; hij vindt hem ook lief. Hij geeft zichzelf de schuld en besluit met niemand over het misbruik te praten, en voelt zich daar dan weer schuldig over omdat het voelt alsof hij liegt. Thuis doet Charlie net of het niet is gebeurd, maar hij wil niet meer mee naar de caravan. Poe, wat is het druk in mijn hoofd, denkt Charlie.
Dit boek is ook voor ouders, hulpverleners en andere omstanders
Ook voor volwassenen die om misbruikte kinderen heen staan, kan het waardevol zijn om het boek te lezen. Het geeft een kijkje in de belevingswereld van deze kinderen: in hoe zij het leven met het misbruik volhouden en waarom ze het vaak niet of pas veel later vertellen. Ook lees je wat ze nodig hebben van de mensen om hen heen.
Ouders, de omgeving en hulpverleners kunnen kinderen onbedoeld verstikken met hun plaatje van hoe het misbruik is gegaan. Zij kunnen vaak moeilijk begrijpen dat een kind de pleger bijvoorbeeld mist, of zich schuldig voelt omdat het misbruik is ontdekt. Maar kinderen hebben ruimte en begrip nodig voor hoe het is voor hén.
Bicanic: ‘Anders kan Charlie niet meer zeggen: “Ik mis buurman Jan.” Terwijl het zo belangrijk is dat hij dat niet wegstopt. Dat deed hij de afgelopen tijd al. We willen Charlie juist leren dat dat niet meer hoeft.’