En toen was het stil: pesticiden doden insecten, maar ook boerenlandvogels
Het is stil op onze akkers en in onze weilanden. Je hoort er steeds minder zwaluwen, grutto’s, spreeuwen, wilde eenden. Wel grauwe ganzen, maar tientallen vogelsoorten waar het vijftig jaar geleden nog van wemelde zijn op de meeste plekken verdwenen. Hoe komt dat? Onder andere door landbouwgif, blijkt nu.
En de ecoloog denkt: dus tóch!
Dat er steeds minder vogels te vinden zijn op landbouwgrond is geen nieuws: er zijn nauwelijks nog geschikte plekjes om te broeden of te schuilen en steeds minder insecten en zaden van wilde planten om te eten. We wisten ook al dat die tekorten mede door het gebruik van landbouwgif worden veroorzaakt. Daar is dat gif dan ook voor bedoeld: tégen onkruid en insecten.
Maar nu weten we ook dat het soort insecticiden dat de afgelopen decennia het populairst was onder boeren – de neonicotinoïden – ook giftig is voor de vogels zelf.
We hebben onze vogels niet alleen weggejaagd; we hebben ze ook vergiftigd.
Lessen uit het verleden
En het is niet de eerste keer. In de jaren zestig had je het insecticide DDT. Toen het al tientallen jaren werkelijk overal gespoten werd, ontdekte men dat niet alleen het doelwit (insecten), maar ook vogels massaal stierven.
Het was de Amerikaanse bioloog Rachel Carson die dit probleem met succes wereldwijd aankaartte, met haar boek Silent Spring – de titel verwijst naar het verdwijnen van die bonte kakofonie van baltsende en broedende weide- en akkervogels. Het was dit boek dat in 1962 de westerse wereld in één klap bewust maakte van de massale milieuvernietiging die met de industrialisatie was meegekomen.
DDT is daarna vrijwel overal ter wereld van de akkers verbannen. Maar toen waren daar dus neonicotinoïden, kortweg ‘neonics’. Neonics zijn allerlei door de mens gefabriceerde stofjes die chemisch gezien lijken op nicotine.
Shell begon met de ontwikkeling ervan in de jaren zeventig, Bayer bracht de verspreiding van neonics in de jaren negentig tot volle wasdom. De neonic imidacloprid is sindsdien wereldwijd het meestgebruikte insecticide. Het spul is nu eenmaal ontzettend effectief. Het blokkeert de communicatie tussen de zenuwcellen van insecten, en geeft daardoor allerlei ziekteverschijnselen.
In hoge doses krijgen insecten er bijvoorbeeld een soort epileptische aanval van, waardoor ze binnen een uur nadat ze aan een behandelde plant hebben geknabbeld sterven.* En hoe langer insecten worden blootgesteld aan het spul, des te lager de dodelijke dosis. Daardoor is er niet echt een veilige ondergrens.
De producenten brachten de uitvinding destijds als de heilige graal. Je hoeft het namelijk niet met grote machines over de gewassen te spuiten op het land, maar het is voldoende om de zaadjes erin te dopen voor je die uitzaait. De groeiende plant neemt het dan op, en wordt er integraal giftig van. Wat een elegantie!
Helaas wordt het overgrote deel van het gif niet opgenomen door de plant – dat blijft achter in de bodem, om vervolgens jarenlang actief te blijven.
In de jaren 2010 ontdekten wetenschappers al dat het gebruik van neonics niet alleen boosdoeners als trips, bladluis en coloradokever doodt, maar de biodiversiteit in het algemeen helpt uitroeien. Ook die insecten waar de landbouw juist groot belang bij heeft, zoals de honingbij en andere bestuivers. Want ja, ook het stuifmeel wordt giftig.
Ondertussen liepen logischerwijs ook de aantallen terug onder vogelsoorten die insecten eten. In Nederland met zo’n 3,5 procent per jaar.* Klinkt misschien niet als héél veel, maar als je daar een paar decennia mee doorgaat, dan wordt het aardig stil. Quod erat demonstrandum.
Vogelgif, geen rocketscience
Ook de aantallen plattelandsvogels die de insecten liever laten kruipen – zaadeters als mus en putter – raakten in de jaren negentig en nul in een vrije val. Ook dát blijkt nu voor een aanzienlijk deel verklaard te kunnen worden door het gebruik van neonics.
De ontdekkingen over de onvoorziene schadelijke gevolgen van neonics voor deze vogels stonden deze maand in het prestigieuze wetenschappelijke tijdschrift Ecology Letters. Het gaat om een overzichtsstudie van onderzoekers van de WUR in samenwerking met Vogelbescherming Nederland en Maastricht University. Daarin bundelden ze de data van vijftig experimentele studies naar het effect van de inname van vier verschillende neonics. Daaruit bleek eenduidig dat dit insectengif in de doses die vogels op akkers tegenkomen ook vogelgif is. Een ‘avicide’.
Waar DDT alleen de voortplanting van vogels in gevaar bracht (zo zorgde het gif ervoor dat mannetjes minder sperma produceerden, werden eierschalen dunner en ontwikkelden seksuele kenmerken zich minder goed), blijkt dat neonics óók de oorzaak zijn van het verminderde oriëntatievermogen van vogels – een vaardigheid die nogal handig is als je voedsel zoekt of wilt migreren. Ook krijgen ze neurologische aandoeningen, en wordt de kans dat ze simpelweg dood neervallen veel groter.
Geen rocketscience: slechts een handvol simpele effectstudies, waarin vogels een realistische dosis neonics kregen toegediend en werden vergeleken met een controlegroep.
Je zou hopen dat we van de DDT-ramp iets geleerd zouden hebben. Dat we ons in de oren hadden geknoopt dat je uitvoerig onderzoek moet doen naar wat een nieuw chemisch middel zou kunnen aanrichten – alvorens je het over de complete aardbol verspreidt.
Neoniks geleerd
Nou, niet dus. Sinds 1990 is het wereldwijde gebruik van landbouwgif in kilo’s verdubbeld.* En dat terwijl de middelen krankzinnig veel sterker zijn geworden. Om een honingbij dood neer te laten vallen, voldoet een minuscule dosis imidacloprid. Gebruikten we nog DDT, dan was daar zevenduizend (!) keer meer voor nodig.
In Europa wijkt de trend af van de wereldwijde ontwikkelingen: hier wordt sinds 1990 7 procent mínder* landbouwgif gebruikt. Maar het feit blijft dat de middelen die nu in Europa worden gebruikt ontzettend veel sterker zijn dan die van vroeger. Gelukkig is het sinds 2020 in de Europese Unie verboden om de giftigste neonics in de buitenlucht te gebruiken. Dit vanwege het verwoestende effect op bestuivers én het leven in de bodem en het water.
Maar ondanks de ban was het gif in 2023 nog volop aanwezig in het bloed van vogels in de Europese Unie.* Dat komt mede doordat het overgrote deel van het gebruikte gif in de bodem terechtkomt, waar het tot wel negentien jaar kan blijven zitten. Bovendien mag het nog steeds gebruikt worden als bestrijdingsmiddel in bijvoorbeeld vlooienbanden voor katten en honden, vliegenstrips in koeienstallen, en lokdozen voor mieren.
En hoewel het middel ook in kassen niet meer gebruikt mag worden, wordt het rondom kassen nog regelmatig in slootwater gevonden. Het slootwater in het Nederlandse Westland lichtte ook afgelopen jaar weer rood op in de bestrijdingsmiddelenatlas.
En een van de neonics, acetamiprid, mogen boeren – en ieder ander – ook in de EU nog gewoon gebruiken. Die is voor bijen dan misschien minder dodelijk en blijft niet zo lang actief in de bodem,* maar de weinige experimenten die met vogels zijn gedaan, wijzen erop dat acetamiprid voor hen gewoon even giftig is als de andere neonics.*
Hoeveel dode vogels is een groene buxushaag je waard?
We nemen dus niet bepaald het zekere voor het onzekere als het om het leven van onze gevleugelde vrienden gaat. Waarom eigenlijk niet? Wat is er zo belangrijk dat we daar onze vlinders en vogels voor willen opofferen?
Er kúnnen redenen zijn om te zeggen: we wagen het erop. In sommige arme regio’s wordt DDT bijvoorbeeld nog altijd gespoten om malaria tegen te gaan.* Je kunt het rijke landen misschien kwalijk nemen dat zij niet voldoende helpen om het in armere landen anders op te lossen. Maar dat de regering aldaar mensenlevens boven die van andere dieren stelt, is begrijpelijk.
En ja, ook het belang van de landbouw kan boven natuurlijke rijkdom gaan – we moeten toch eten. Dat is dan ook het argument van bedrijven als Bayer en andere belanghebbenden. Alleen: in de meeste gevallen draait het helemaal niet om voedsel dat we nodig hebben.
Acetamiprid kun je gebruiken om veevoer te verbouwen, of bloembollen. Of gewoon thuis in de tuin, om je buxushaag groen te houden. Niemand die aan je vraagt of je vindt dat een haag zonder bruine plekjes wel opweegt tegen het vergiftigen van merels die de avond voorzien van melodie, rupsen van vlinders die de heg ook nog andere kleuren geven dan groen, regenwormen die de bodem gezond houden, en waterslakken die de sloot helder houden.
De huidige wetgeving draait erom dat het gebruik van pesticiden veilig is – maar dat is het nooit écht. Want het gewenste effect van pesticiden is net zo goed het probleem: geen enkel middel dat wilde planten, dieren of schimmels doodt, is ‘veilig’ voor de biodiversiteit.
Wat we nodig hebben, is een manier waarop we de voor- en nadelen van pesticiden tegen elkaar kunnen afwegen. Wanneer is die huidige cocktail aan giftige middelen de risico’s waard? En dan niet alleen wat bedrijven zoals Bayer of een leliekweker het waard vinden – zij die nu deze afweging maken. Maar de waarde van wat anders verloren gaat voor de hele maatschappij.
Wat is een lente vol wilde kleuren, geuren en melodieën ons waard?