Bomen kappen om het bos te redden – maar waarvan eigenlijk?

Arjen van Veelen
Correspondent Natuur

Deze herfst reed ik naar een Brabants bos waar niet alleen de blaadjes, maar ook de bomen gevallen waren. In de Loonse en Drunense Duinen, nabij de Efteling, had Natuurmonumenten duizenden eiken gerooid. Grote stukken bos lagen kaal. Waarom? Omdat de eiken van de verkeerde soort waren.

Het ging om de Amerikaanse eik, Quercus rubra. Die snelgroeiende soort zou ‘onze’ inheemse zomereik, Quercus robur, verdringen. Met dramatische gevolgen voor de biodiversiteit, aldus Natuurmonumenten. En ‘onze’ zomereik viel onder de Natura 2000-bescherming; Europese wetten verplichten ons om bepaalde soorten in stand te houden. Dus die kettingzaag – het kon niet anders. 

‘We kappen geen bos’, schrijft Natuurmonumenten heel eufemistisch bij de veelgestelde vragen op de website, Of zoals een boswachter zei in een interview met Omroep Brabant:  

Die eiken waren er niet toevallig gekomen

Over dat orwelliaanse ‘redden’ van bomen had ik laatst waarin ik pleitte om meteen door te pakken: een select aantal soorten behouden; de rest rücksichtslos uitroeien.

Maar alle satire op een stokje. Ik vond het ook echt sneu voor die Amerikanen. Die eiken waren niet eens indringers, we hadden ze zélf uitgenodigd om onze problemen op te lossen. Namelijk: het probleem van de Brabantse woestijn.

Ooit had je hier alles bedekkende eikenbossen. De mens kwam, kapte bomen om en pleegde landbouw. Zo kwam er zand bloot te liggen. Onbedoelde woestenij, schrale gronden. Om het stuifzand te bedwingen, had men hier in de negentiende eeuw die snelgroeiende Amerikaanse eiken aangeplant. Tweehonderd jaar later moeten juist die eiken dus wijken, terwijl die schrale woestijn nu warempel

Het kappen van de duizenden eiken leek me illustratief voor het boekhoudersdenken achter de Natura 2000-wetgeving. Die wetten beschermden niet de natuur, maar een Excelsheet met soorten, een bepaalde momentopname. 

‘Het voelt alsof een kunsthistorisch museum de Rembrandts op de brandstapel gooit om ruimte te maken voor de impressionisten’, schreef ik in dat satirische essay. En dat was dan weer niet grappig bedoeld. 

Veel van die gevelde eiken waren trouwens zo oud dat Vincent van Gogh, een Brabander, ze nog had kunnen schilderen. Er waren ook nog eens duizenden eiken ‘geringd’: hun stam was ingezaagd zodat ze langzaam zouden ‘doodbloeden’. Alleen omdat ze van de verkeerde soort waren. Hoe noemen we dat bij mensen?

Een slecht onderbouwd besluit 

Verder leek het me curieus dat boeren, windmolenbouwers en theaterfestivals tegenwoordig nog geen vrachtwagentje mogen laten rijden vanwege strenge stikstofregels, terwijl in dit bos maandenlang de dieseldamp hing van machines die bomen kapten. Bomen met stammen vol CO2, die vrij zou komen bij kap (ook als die kap, zoals Natuurmonumenten schreef, bedoeld was voor duurzaam hout). 

Waarom toch? Ja, voor de heilige biodiversiteit, dat kon ik best volgen. Maar ik vond de onderbouwing mager. 

‘Op een Amerikaanse eik leven 13 insectensoorten, terwijl er op onze zomereik 423 soorten leven’, beweerde Natuurmonumenten. Ik vroeg een boswachter van de Loonse en Drunense Duinen waar die data op waren gebaseerd. Ze stuurde een die doorverwees naar over bomen in het Verenigd Koninkrijk met een andere context – onderzoek waarin de Amerikaanse eik niet voorkwam (wel de steeneik). Moest je met zulk dun bewijs overgaan tot zoiets drastisch? 

En zelfs als de Amerikaanse eik inderdaad veel minder soorten herbergde, dan nog. Als een autofabriek een paar honderd bomen neerhaalde, zoals in het Sterrebos in Limburg, was er meteen heisa. Terecht. Bomen kappen is als boeken verbranden. 

Enfin. Mijn mening had ik dus al klaar. 

Op de radio onderweg naar het bos hoorde ik het NOS-nieuws van die dag: ‘Wereldwijd is vorig jaar 6,3 miljoen hectare bos verloren gegaan (…) te weinig om op het spoor voor de doelstelling van nul ontbossing in 2030 te blijven.’ 

Zie je wel, dacht ik. Je denkt bij ontbossing altijd aan het Amazonewoud; maar het gebeurt ook gewoon onder je neus. Of het nu of hier bij Loon op Zand. 

Ik hoefde alleen maar naar Noord-Brabant te rijden voor wat sfeerbeelden van een woestenij vol stronken met geronnen bomenbloed.

De foto’s zijn gemaakt door Arjen van Veelen tijdens zijn wandeling door het bos

Geen bos, maar een mensenpark

Maar ik had op twee dingen niet gerekend. Ten eerste dat in grote delen van het bos de Amerikaanse eiken nog vrolijk overeind stonden. Rondom de Kaatsheuvelse IJsbaan – een meertje in het bos – knalde het van geel en rood en groen. Je herkende de foute eiken aan het merkteken van hun bladeren: die hadden puntige lobben. 

Een boswachter had me gemaild dat de Amerikaanse eik als ‘een soort sluipmoordenaar het bos verstikt’. Maar ook dat deze soort een ‘hoge sierwaarde’ had. Dat kon je wel stellen. Die gemeneriken stonden overal aan de zanderige oever te shinen alsof ze me de ogen wilden uitsteken, zo fraai. Ik had er urenlang kunnen zitten, Ware het niet dat er zo veel honden waren. 

Want dat was de tweede verrassing: dat hier zo veel honden waren. En fatbikes. En geëlektrificeerde pelotons van zestigplussers. Huifkartochten. Een auto die door het bos reed (van Natuurmonumenten). Mountainbikes. ‘Natuurpoorten’ (enorme parkeerplaatsen). Caféterrassen. Vakantieparken. Mensen, overal zoevende en genietende en roepende en flitsende mensen. Let wel: dit was een doordeweekse dinsdagmiddag, niet eens vakantie. 

‘Zonder de mens is zelfs het mooiste natuurgebied een kille bedoening’, Maar ik werd meteen voor mijn woorden gestraft. 

‘Stiltegebied’, stond op een bord. ‘Mens en dier hebben behoefte aan rust. In dit gebied is het verstoren van de stilte strafbaar.’ Met een verwijzing naar een verordening die stelde dat hier alleen ‘natuurlijke’ geluiden mochten klinken. 

Dat wanhopige geroep van baasjes naar hun hond, die ver buiten de losloopzone achter een das of muisje aan rende – was dat geluid ‘natuurlijk’? En dat constante ruisen van de snelweg? Logisch dat dit deel van het bos minder soortenrijk was. 

Dus wat er gebeurde: toen ik na een fikse wandeling in het bos van Overloon kwam, en uiteindelijk de kaalslag zag waar ik voor gekomen was, had ik daar allang vrede mee. Dit was toch geen bos meer, maar een mensenpark. 

Wat zat ik nog te miezemuizen over die eiken?

Het was ook net tot een echt park gedoopt, hoorde ik later. Namelijk: Van Gogh Nationaal Park. Volgens de wet moet een natuurpark een ‘natuurlijk landschap van grote schoonheid’ hebben. Maar dat ‘Van Gogh Nationaal Park’ was eerder een marketingterm, zei een criticaster in NRC: ‘Het gaat niet primair om de natuur,

Denk niet aan een Yosemite of Yellowstone, maar aan een enorme lap Brabants land waar je van alles kon spotten: behalve bossen vol keffende honden ook giftig boerenland, walmende snelwegen en een pretpark. 

Midden in dat nationaal park moet de Van Gogh Homeland Experience komen, een attractie die mikt op 400.000 bezoekers per jaar. 

Ik dacht aan de vele voordelen die deze mensenmassa’s zouden brengen voor de natuur. Er zou geen Schotse hooglander meer hoeven worden losgelaten, want hele horden toeristen zouden straks de Brabantse bossen vertrappen tot die zo gewenste woestijn. 

Wat zat ik nog te miezemuizen over die eiken? Kap ze vooral, leg overal achtbanen, cafés en uitlaatstroken aan. En noem het bij de naam: Nationaal Pretpark het Sprookjesbos.