Trump of geen Trump: de democratie in de Verenigde Staten is al langer tanende
Het is een misverstand te denken dat de Amerikaanse democratie pas begon af te brokkelen met de opkomst van Donald J. Trump. Nu de uitslag van 2024 op zich laat wachten, is de vraag: is ze nog bestand tegen de zoveelste aanval op haar fundamenten?
Het probleem met de val van een democratie is dat hij niet gebeurt, zoals een hoosbui of storm, maar zich ontvouwt, zoals de verandering van het klimaat.
Vrijheden worden niet geschrapt, ze worden ingeperkt en aangetast – totdat ze eroderen. Grondrechten worden niet afgeschaft, ze worden ondermijnd en met voeten getreden – totdat het privileges zijn. Waarheden worden niet verboden, ze worden beschimpt en betwist – totdat iedereen zijn eigen waarheid heeft.
Een democratie struikelt niet, ze glijdt af.
Hoe dat afglijden gaat, is al een paar decennia te zien aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Daar, in the home of the brave en the land of the free, beter bekend als de Verenigde Staten, is de democratie al een tijdje aan het verbrokkelen.
Dat is ook niet vreemd, in een land dat zijn publieke sfeer in veertig jaar tijd zag verpulveren tot neoliberaal gruis; dat zijn grootste conservatieve partij zag transformeren in een feitenvrije sektarische beweging; dat de kloof tussen arm en rijk, zwart en wit, stad en platteland zo groot zag groeien dat het alleen nog in naam ‘verenigd’ is; dat hoogstens nog bijeengehouden wordt door versleten mythes – over vrije verkiezingen, over sociale mobiliteit, over aanzien in de wereld. Over zichzelf.
Of, zoals wijlen komiek George Carlin eens zei: ‘It’s called the American Dream for a reason. You have to be asleep to believe it.’
Amerika, een republiek waar ‘publiek’ uit is gesloopt
Nu zou het een misvatting zijn om te denken dat de teloorgang van de Amerikaanse democratie werd ingezet in 2016, met de verkiezing van Donald J. Trump tot president. Integendeel, de intrek van de eerste openlijke kleptocraat in het Witte Huis – en inmiddels: openlijke autocraat – was eerder een logisch gevolg van de afbraak dan het begin ervan.
Begonnen als diefstal, gebouwd op slavernij en bij elkaar gehouden door zelfbedrog, groeiden de Verenigde Staten in 250 jaar uit tot het rijkste arme land in de geschiedenis van de mensheid. Een land met geweld in zijn DNA, racisme in zijn genen en een volstrekt mythisch zelfbeeld als nationale identiteit.
Een land met het hoogste bbp ter wereld,* waar 40 miljoen inwoners onder de armoedegrens leven.* De enige geïndustrialiseerde natie op aarde zonder universele gezondheidszorg, noemenswaardige sociale zekerheid of fatsoenlijke oudedagsvoorziening. Het enige vrije land waarin 1 op de 48 volwassenen achter tralies zit opgesloten* en waarin meer wapens in omloop zijn dan er mensen wonen.* De enige westerse economie waar de rijkste dríé inwoners meer kapitaal bezitten dan de armste hélft van de bevolking.*
De Verenigde Staten zijn, kortom, een land zonder sociaal contract. Een republiek waar ‘publiek’ uit is gesloopt. Afgebroken door een Republikeinse Partij die geen partij meer mag heten.
Want ook al zijn veel journalisten nog steeds geneigd de Republikeinen zo te noemen: ze zijn meer een sektarische beweging dan een politieke partij. Een transformatie die haar wortels heeft in een steeds innigere alliantie met de zakelijke elite van het land, gekoppeld aan een ideologisch steeds radicalere identiteitspolitiek.
Tien jaar geleden al, constateren* politicologen Thomas E. Mann en Norman J. Ornstein, werd de partij een ‘radical insurgency’ – een radicale groepering die ‘ideologisch extreem’, ‘compromisloos’ en ‘onbewogen door feiten’ is geworden. Sindsdien is het aantal ‘gematigde Republikeinen’ gestaag gedaald. En sinds de overname van de partij door Donald Trump zijn ze praktisch allemaal verdwenen.
Wat overgebleven is, is een ideologische sekte zonder enige achting voor de realiteit, de feiten of de democratische rechtsorde.
Zulke achting is ook niet nodig, want er is geen sprake van échte volksvertegenwoordiging. Ten grondslag aan haar machtsbasis ligt enkel de illusie van een democratisch mandaat. Met ‘vrije’, ‘eerlijke’ verkiezingen heeft het Amerikaanse schouwspel dat iedere vier jaar onze voorpagina’s beheerst in ieder geval weinig te maken.
Tientallen miljoenen dollars heb je nodig om überhaupt als kandidaat voor het presidentschap in aanmerking te komen, minstens een miljard (!) dollar* kost het inmiddels om de pr-campagne te financieren die kans geeft op een overwinning. Geld dat grotendeels moet worden opgehaald bij ’s lands grootste zakenbanken, technologiereuzen, farmaceuten, oliebedrijven en individuele miljardairs, die zich daarmee van hun politieke invloed verzekerd weten.
De overwinning die met die honderden miljoenen aan lobbygeld wordt gefinancierd, kan dan ook nauwelijks representatief voor de Amerikaanse bevolking worden genoemd. Voor de goede orde: geen enkele democratie is perfect – allemaal kampen ze met ongelijkheden en machtsconcentratie; elites hebben per definitie meer invloed dan de rest van de bevolking. Maar bijna nergens is de kloof tussen de politieke voorkeuren van gewone kiezers en die van de elite zo groot als in Amerika. En bijna nergens verschilt de verkiezingsuitslag zo van de daadwerkelijke stemming.
Want de uiteindelijke uitslag is niet gebaseerd op uitgebrachte stemmen, maar op kiesmannen – een systeem dat in ruil voor de afschaffing van de slavernij* zwaar in het voordeel van de zuidelijke, dunbevolktste staten is ontworpen. En dat door middel van een proces genaamd gerrymandering iedere verkiezing weer doelbewust nóg minder representatief wordt gemaakt.
De verkiezingsopkomst in de VS behoort dan ook tot de laagste in de geïndustrialiseerde wereld. Bijna de helft van de kiesgerechtigden komt niet opdagen. Dat is niet alleen een gevolg van politieke apathie, maar ook van doelbewuste kiezersonderdrukking.* Miljoenen veelal arme, zwarte, laagopgeleide Amerikanen wordt het systematisch onmogelijk gemaakt hun stem uit te brengen. Wie het nog wel waagt, eindigt vaak in een lange rij.
Amerika mist dus zo’n beetje alles wat een democratie nodig heeft om te functioneren: een sociaal contract, een representatief kiesstelsel, eerlijke verkiezingen, democratisch opererende partijen, universeel stemrecht.
In plaats daarvan heeft het land een verkiezingsdrempel van honderden miljoenen dollars, een ijzeren greep van het grote geld op het politieke proces, een volledig uit het lood geslagen kiesstelsel en een ontmoedigd, gesaboteerd electoraat.
Democratie? Welke democratie?
De gestage verwezenlijking van Amerika als autocratie
Zo bekeken is de greep van Donald J. Trump op het centrum van de Amerikaanse macht geen afwijking, maar eerder een volstrekt logisch gevolg van een al decennia voortschrijdende ontwikkeling.
Een land zonder notie van algemeen belang, groot geworden door uitbuiting en bijeengehouden door een leugen, krijgt uiteindelijk een autoritaire leider die daar perfect bij past: een man zonder coherente ideologie, gedreven door zelfverrijking, schatplichtig aan geen enkele waarheid.
Nieuw is wel hoe openlijk autocratisch een van de populairste politici van het land zich manifesteert. Niet eerder pleegde een zittende president, met een door hem geregisseerde bestorming van het Capitool, een staatsgreep op klaarlichte dag. Niet eerder loog een oud-president de vier jaar daarna dat de verkiezingen die hij verloor van hem gestolen zouden zijn. En niet eerder weigerde een presidentskandidaat hardop te zeggen of hij een tweede verlies zou accepteren of niet. Trump deed het en brak daarmee alle democratische normen die ooit onbreekbaar werden geacht.
Dat zulke openlijke minachting voor de democratische rechtsorde Trump niet onmiddellijk heeft gediskwalificeerd als presidentskandidaat – integendeel, het heeft hem alleen maar populairder gemaakt – is een teken aan de wand. Een teken dat het geloof in de Amerikaanse democratie al minstens zo afgebrokkeld is als het democratische systeem zelf.
Dat tanende geloof in de democratie komt niet uit de lucht vallen. Wereldwijd zegt bijna een derde van de ondervraagde kiezers een voorkeur te hebben voor autoritair leiderschap, met de Verenigde Staten precies op dat gemiddelde: 32 procent – niet toevallig grofweg het percentage Amerikanen dat in peilingen zegt op Trump te gaan stemmen.
Het hoeft in die zin geen verbazing te wekken dat Trump furore maakt als een leider die uitblinkt in apocalyptische doembeelden van het eigen land en een megalomaan geloof in het eigen kunnen: ‘I alone can fix it.’ Die belofte resoneert in een land waar The American Dream al sinds de jaren zeventig een statistische illusie is en de naam – Verenigde Staten – al zeker twintig jaar een mythe. Pessimisme viert er hoogtij: bijna de helft van de Amerikanen ziet de toekomst zwaarmoedig, zo niet ronduit somber in.
Dat is een uiterst vruchtbare bodem voor een met nostalgie doordrenkt nationalisme, dat met vier simpele woorden (‘Make America Great Again’) het volk belooft terug te keren naar een niet-bestaande tijd, een verzonnen vroeger, toen het land nog ‘fantastisch’ was. Terug naar dat verleden, aan de leiband van een sterke man zonder moreel kompas: voor zeker een derde van de Amerikanen klinkt die belofte beter dan een democratie vol tekortkomingen en zonder garantie op resultaat.
Afglijden, tot het te laat is
Nu de uitslag van de verkiezingen van 2024 nog op zich laat wachten, gloort nog altijd een kleine hoop dat de Verenigde Staten wederom, net als in 2020, nee zullen zeggen tegen deze autoritaire verleiding. Maar de signalen die achter die hoop – en de uitslagen die nu binnendruppelen – schuilgaan, wijzen allemaal één kant op: Amerika is hard op weg een autocratische staat te worden.*
Wie dat zegt, is per definitie een alarmist. Óf je blijkt ongelijk te hebben, óf je bent te laat. Want een democratie valt niet, ze glijdt af. Haar ondergang laat zich dus niet voorspellen, ze openbaart zich altijd als wijsheid achteraf. Maar dit keer kan niemand zeggen dat men niet gewaarschuwd was.